10
Sub U.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 3 april 1985 van de heren F. Drijver en R.G.
Fokkema, wonende Achter de Hoven 119 en 107, alhier, inzake Fribourg.
De heer Ten Hoeve: Bij punt U van de mededelingenlijst gaat het opnieuw over Fri
bourg. Wat Fribourg betreft wordt het zo langzamerhand een soort "Peyton Place", een lang
en wat vervelend verhaal. Wij hebben ons in de raad herhaaldelijk uitgesproken voor het
voortbestaan van Fribourg uit cultuurhistorische en monumentale overwegingen. Op basis
daarvan hebben wij in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening een uitvoerige notitie ge
had. Wij zijn graag akkoord gegaan met het voorstel om een haalbaarheidsonderzoek ter zake
in te stellen. Nu ligt er een pak brieven van mensen die in de buurt van Fribourg wonen.
Het merendeel van deze mensen zegt dat de zaak maar plat moet. In het verleden is echter
heel duidelijk het geluid gekomen uit de buurt dat Fribourg gehandhaafd moet blijvenjuist
ook om de argumenten die ik zonet noemde.
Het is op zich niet zo onbegrijpelijk dat de brieven binnen zijn gekomen, want wat er
momenteel aan Achter de Hoven gebeurt is niet zo leuk. Wij hebben steeds gepleit voor
handhaving van een karakteristiek gebouw met een aantal bijzondere elementen. Deze ele
menten zijn de afgelopen weken echter helemaal verdwenen. Deuren zijn weggehaald, de ve
randa is afgebroken, het dak ligt er af, enz. De vraag rijst of datgene wat wij graag willen
nog mogelijk is.
Ik heb nog een vraag aan de wethouder, want die heeft het overleg gevoerd. Is het ei
genlijk zo dat, terwijl de gemeente allerlei pogingen in het werk stelt om dit gebouw overeind
te houden en te restaureren, overleg dienaangaande voert, notities ter zake laat schrijven
en er geld in steekt, het bestuur van de schoolvereniging opzettelijk de zaken traineert en
laat verkommeren en net zo lang wacht tot er niets meer te herstellen is en dat wij gewoon
moeten zeggen: het gebouw is weg?
De heer Ceerts (weth.De heer Ten Hoeve heeft terecht de notitie genoemd die in de
Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is besproken naar aanleiding van hetgeen naar vo
ren is gebracht tijdens de algemene beschouwingen. De notitie eindigde met de aanbeveling
dat er een haalbaarheidsonderzoek verricht zou moeten worden. Daarover heb ik inmiddels
ook overleg gehad met het bestuur van Mariënburg. Het bestuur heeft ermee ingestemd dat
er een haalbaarheidsonderzoek wordt gehoudenmaar heeft er geen consequenties aan ver
bonden. Het is dus niet zo dat het bestuur, wanneer het haalbaarheidsonderzoek een positief
resultaat oplevert - oftewel dat het gebouw tegen aanvaardbare kosten opgeknapt kan wor
den -, dan bereid is om daaraan mee te werken. Het bestuur heeft slechts gezegd dat het
bereid is mee te werken aan het haalbaarheidsonderzoek. Als het onderzoek een positief re
sultaat oplevert, dan zullen wij alsnog met het bestuur moeten praten wat daar de conse
quenties van zijn.
Wat kunnen wij als gemeente doen? Het is inderdaad waar dat er door wie dan ook nogal
wat vernielingen plaatsvinden. Wij hebben vrijdag voor een week ervoor gezorgd dat de zaak
weer dicht werd gemaakt, opdat de vernielers er niet bij kunnen komen. Maar het is ook
moeilijk om het gebouw steeds te bewaken en steeds te zeggen dat de toestand van ontoegan
kelijkheid gehandhaafd blijft. Wij zullen binnen de mogelijkheden die wij hebben alle moeite
doen om die toestand te handhaven.
De heer Ten Hoeve heeft ook gevraagd wat het bestuur van Mariënburg eigenlijk zelf
wil. Het is natuurlijk duidelijk wat het bestuur wil: het liefst afbraak van Fribourg; dat
heeft men ook met zoveel woorden gezegd. Of afbraak zal plaatsvinden hangt af van ons ver
der handelen en met name van de uitslag van het haalbaarheidsonderzoek. De heer Ten Hoe
ve weet ook dat wij dan wettelijke mogelijkheden hebben om tot onteigening over te gaan.
Het is echter erg afhankelijk van de financiële uitkomsten of wij dat inderdaad ook zullen
gaan doen.
De heer Ten Hoeve: Fribourg wordt op dit moment afgebroken en het bestuur stemt in
met een haalbaarheidsonderzoek. Ik denk dat inmiddels echter de gelegenheid wordt gecre-
eerd om het gebouw door wie dan ook te laten slopen. Het moet mij gewoon van het hart dat
het mij ontzettend stoort dat een school, die in het leerplan heeft staan uitingen van cultuur
door te geven - en ook nog wel aan onderwijzers, enz. -, en een bestuur, waarin mensen
zitten die de Friese cultuur hoog in het vaandel dragen, een karakteristiek element in onze
stad op zo'n manier laten verloederen en verkommeren.
De Voorzitter: Ik constateer dat wethouder Geerts geen behoefte meer heeft om te rea
geren
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w.
11
Sub V t.e.m. Y.
De bezwaarschriften zijn in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Be
roep- en Bezwaarschriften.
De hear Jansma: Ik wol graach reagearje op de léste sin op side acht fan dizze meidielin-
genlist. It giet oer in brief fan de FNP, rjochte oan de Twadde Keamer, dy't foar de riedsle-
den op besjen leit. Trije wiken ferlyn, doe't der ek in Fryske brief op besjen lei, haw ik jo,
mynhear de foarsitter, frege om tenei soksoarte brieven ek yn it Frysk op de meidielingen-
list op te nimmen. Jo haw we dat doe tasein. Wy binne no trije wiken fierder, mar itjinge jo
doe tasein haw we, mynhear de foarsitter, is noch net bard. It hat dus neat holpen. Is de
gearstaller faaks wat dófhüdich?
De Voorzitter: Ik zeg toe dat wij in het vervolg ons leven geheel zullen beteren.
Punt 3 (bijlage nr. 124).
De Voorzitter: Aan de orde is Preadvies met betrekking tot het rapport van de onafhan
kelijke commissie Leeuwarder manege.
De heer Meijerhof: Op de keper beschouwd is de behandeling van het rapport van de
onafhankelijke commissie Leeuwarder manege een achterhaalde zaak. De opdracht voor de
commissie was om via een inventarisatie en een analyse te komen tot aanbevelingen. De com
missie komt in haar aanbiedingsbrief van 8 oktober 1984 ook reeds tot dezelfde conclusie. Zij
merkt namelijk op dat het vreemd aandoet nog een rapport uit te brengen. In het preadvies
wordt geconstateerd dat men niet is gekomen tot hetgeen vermeld staat onder c. het doen
van aanbevelingen.
Toch roept de lezing van het rapport en het preadvies van b. en w. vragen op. De be
langrijkste vraag voor onze fractie is: Welke les valt er uit het geheel te leren? Ik wil in dat
verband een viertal punten noemen. Ten eerste het naleven van de gestelde voorwaarden en
de sancties op het niet naleven. In het rapport van de commissie lezen wij dat het stich
tingsbestuur enkele handelingen heeft verricht die niet in overeenstemming waren met het
geen met de gemeente was overeengekomen in het kader van de garanties van de geldlenin
gen. Sancties zijn daar dus niet op gepleegd. Het tweede punt, dat nauw verband houdt met
het eerste, betreft de functie van de waarnemer. Een derde punt dat uit het rapport naar
voren komt is de tijd die het gemeentebestuur nodig heeft om een slagvaardig beleid te voe
ren. Het vierde punt betreft het laten onderzoeken van een probleemgebied, waarvan hier
sprake was, door vrijwilligers.
Bij het eerste door mij genoemde punt zou ook het raadsvoorstel van februari 1984 kun
nen worden betrokken, waarin de garantie wordt gevraagd voor f. 250.000,Daarin staat
een aantal voorwaarden waarvan ik één wil noemenBinnen drie maanden na afloop van een
boekjaar moeten de balans en de verlies- en winstrekening worden ingeleverd. Als dat niet
gebeurt - in het verleden is het ook inderdaad niet gebeurd - wat zijn dan zoal de maatrege
len die kunnen worden genomen? Ik heb sterk de indruk dat wij allerhande voorwaarden op
schrijven, zonder dat wij ons er op dat moment van bewust zijn - het zal ook van instelling
tot instelling verschillend zijn - welke sancties er eventueel kunnen worden gepleegd om die
voorwaarden af te dwingen. Pas op het moment dat wij in die problemen terecht komen moet
er nagedacht worden over die sancties en dan blijkt vaak dat het medicijn nog erger is dan
de kwaal. De indruk zou kunnen worden gewekt dat instellingen hun gang maar kunnen
gaan. Dat moet mijns inziens worden voorkomen. Er moet over worden nagedacht. Vandaag
zal ook wel niet de oplossing met betrekking tot dit punt op tafel komen, maar ik mis een en
ander in de raadsbrief.
De functie van de waarnemer houdt nauw verband met het zojuist naar voren gebrachte.
Het college is politiek verantwoordelijk voor de waarnemer, dus daar waar van feilen sprake
is is het college daarop aan te spreken. Het college dient er echter wel voor te zorgen dat de
waarnemer zijn functie kan uitoefenen en dat hij over de juiste informatie beschikt. Hierin is
ook heel duidelijk de relatie te zien met het eerste punt.
Als derde punt heb ik genoemd de tijd die het gemeentebestuur nodig heeft om een slag
vaardig beleid te voeren. Als voorbeeld zou kunnen worden genoemd dat het college zelf in
het preadvies al stelt dat het op 24 maart 1983 een brief heeft gekregen van de stichting,
waarin een garantie werd gevraagd voor een geialening van f. 150.000,Dat was het eerste
signaal dat er wel eens wat meer aan de hand kon zijn dan alleen maar liquiditeitsproblemen.
Het uiteindelijke resultaat is dat op 17 april 1984 gedeputeerde staten een raadsbeluit goed
keuren dat een garantie goed voor een lening van f. 250.000,inhoudt. Daar zit dus ruim
een jaar tussen. Het is weinig zinvol verder op details in te gaan. Er zijn wel meer voorbeel
den aan te halen. Een en ander heeft natuurlijk consequenties. Er wordt iets gesignaleerd
en ruim een jaar later wordt pas tot een effectieve beslissing gekomen. Het lijkt mij goed dat