22
Punt 23 (bijlage nr. 168).
De Voorzitter: Dit punt luidt:
a. Invoeren van een rioolrecht per 1 januari 1986 (Verordening rioolrechten 1986);
b. Volledige benutting van de vrije belastingcapaciteit gebruikersheffing onroerend goed-
belastin gen.
Mevrouw De Jong: Mijn partij heeft al een aantal jaren geleden naar voren gebracht dat
zij de lasten van de inwoners van de gemeente Leeuwarden te hoog vindt. D'66 was een van
die partijen die in deze raadzaal duidelijk te kennen heeft gegeven dat de woonlasten voor
velen niet meer of slechts met grote moeite zijn op te brengen en dus niet verder mogen en
moeten stijgen. Nu ligt er een raadsbrief waarin het college voorstelt een rioolrecht in te
voeren, gekoppeld aan een verhoging van het gebruikerstarief van de onroerend goedbe-
lastingen met maar liefst 17%. Waar het rijk 10% verhoging toestaat, meent het college daar
nog eens 7% bovenop te kunnen meppen. Onvoorstelbaar! Voor mijn partij is het feit dat
Leeuwarden sinds enige tijd een actief kwijtscheldingsbeleid voert geen argument om deze
extra lastenverzwaring te accepteren. Daarnaast, mijnheer de voorzitter, ontstaat er bij in
voering van het rioolrecht een aanzienlijke lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Naar ons
gevoel wordt wel wat erg licht over dit punt heengestapt. Bovendien zijn wij van mening dat
deze lastenverzwaring in strijd is met het uitgangspunt hoge prioriteit te geven aan de
werkgelegenheid in onze gemeente. Ten behoeve van die werkgelegenheid hebben wij ook al
bepaalde maatregelen getroffen, zoals een forse korting op de aankoop van grond op het
industrieterrein Hemrik, de rijdende PAX-reclame om Leeuwarden aan te prijzen als vesti
gingsplaats en de verkoop in plaats van het in erfpacht uitgeven van de grond op het Zaai
land voor realisatie van een pleinafsluitend gebouw. Dit voorstel staat ons inziens haaks op
genoemd uitgangspunt en het gevoerde beleid.
Mijnheer de voorzitter, wij zijn nu aangeland in een situatie die mijn partij een aantal ja
ren geleden heeft onderkend. Wij hebben toen gepleit voor een fundamentele herbezinning op
de plaats en de taak van de gemeente Leeuwarden, om niet te worden gedwongen tot een nog
veel verdere lastenverzwaring voor onze inwoners en het bedrijfsleven om de begroting maar
sluitend te houden. Uit de raadsbrief krijgen wij de indruk dat het probleem simpel is terug
gebracht tot het moeten aanvaarden van dit voorstel, omdat er geen alternatief is en er
anders een gat in de begroting wordt geslagen van 3 miljoen gulden. Nog afgezien van het
feit dat wij dit voorstel in strijd achten met de beleidsuitgangspunten, achten wij het geen
werkelijke oplossing. Immers, het fors verhogen van de lasten voor de inwoners en het
bedrijfsleven en het ons niet bezinnen op de verlaging van het voorzieningenniveau beteke
nen alleen maar uitstel van executie. De financiële beleidsruimte in de vorm van vrije be
lastin gcapaciteit wordt nu namelijk volledig prijsgegeven. Bij financiële tegenvallers is er
geen keus meer, dan moeten de voorzieningen omlaag.
Wij zijn tegen dit voorstel en willen graag dat het college het terugneemt. In de plaats
hiervan moet het college de consequenties van een verlaging van het voorzieningenniveau in
de vorm van een herwaarderingsoperatie aangeven. De resultaten van deze herwaarderings
operatie en de nog beschikbare vrije belastingcapaciteit zullen dan aan de raad moeten wor
den voorgelegd. Er kan dan een fundamentele politieke afweging worden gemaakt, hoe moei
lijk en ondankbaar die ook zal zijn, tussen enerzijds de lastenverzwaring van de burgers en
anderzijds de inkrimping van het voorzieningenniveau. De door ons voorgestelde aanpak ge
tuigt van meer politiek en een grotere visie dan dit voorstel dat geen structurele oplossing
biedt en bovendien ons inziens in strijd is met eerdere geformuleerde beleidsuitgangspunten.
De heer MeijerhofDe politieke afweging van het voorliggende voorstel heeft in feite
plaatsgevonden bij de herwaarderingsvoorstellen in het kader van het beleidsplan 1982-1986.
Bij de behandeling van de herwaardering 1982-1986 op 3 mei 1982 - dat was dus in de vorige
raadsperiode - heb ik het woord gevoerd. Ik heb toen een motie in herinnering geroepen die
al in een eerder stadium was ingediend. De motie kwam er kort gezegd op neer dat van het
nemen van een besluit over het invoeren van een nieuwe belasting, de rioolretributie, pas
sprake kon zijn als aan drie voorwaarden was voldaan. Het eerste punt was - ik vertaal een
en ander maar even in mijn eigen woorden - dat het takenpakket van de gemeente geen extra
bezuinigingen meer kon dragen zonder dat dat ernstig zou worden aangetast. Het tweede
punt was dat de effecten naar de burgers bekend moesten zijn. Het derde punt was dat de
werkgelegenheidseffecten en de belastingdruk van de omringende gemeenten duidelijk moesten
zijn. Ik heb daaraan nog toegevoegd dat belastingverhoging zoveel mogelijk moest worden
voorkomen. In het verkiezingsprogramma van de PvdA en in het collegeprogramma 1982-1986
kan men deze opvatting tegenkomen, zij het in wat andere bewoordingen.
De vraag die nu gesteld moet worden is of er antwoord is gekomen op deze drie punten.
Hierbij mag niet onvermeld blijven dat de 3 miljoen gulden belastingverhoging een onderdeel
vormt van het totaal aantal ombuigingen dat wij gedurende een reeks van jaren hebben door
gevoerd, zijnde ongeveer 30 miljoen gulden. Wij zijn dus al duidelijk een aantal jaren bezig
23
het voorzieningenpakket van de gemeente in te krimpen. Een discussiepunt blijft altijd of het
voorzieningenpakket nog verder kan worden ingekrompen. Maar als wij praten over een be
drag van 3 miljoen gulden, dan moeten wij ook denken aan objecten die iets opleveren. Ik
denk bijvoorbeeld aan de Harmonie. Wat levert sluiting daarvan op? Volgens mij een bedrag
in de orde van grootte van 1 miljoen gulden; dan zijn wij er nog niet. Wij zullen dan in de
stadsvernieuwing terechtkomen, waar zo'n 2 miljoen gulden vandaan moet worden gehaald.
In die zin zegt mijn fractie dat er toch wel antwoord is gekomen op het eerste door mij ge
noemde punt, namelijk dat wij dan in een situatie terechtkomen waarin een heel duidelijke be
zuiniging in het dienstenpakket zal plaatsvindendie rigoureuzer is dan wij tot nu toe ge
kend hebben.
Het tweede punt betreft de effecten van de voorstellen naar de burgers. Die effecten zijn
bekend op dit moment; ik verwijs naar het voorliggende raadsvoorstel. Het college heeft het
oorspronkelijke voorstel gesplitst in een extra verhoging van het gebruikersdeel van de
onroerend goedbelastingen en het invoeren van een rioolrecht. Uit de stukken blijkt dat de
verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen gemiddeld
f. 21,per woning per jaar zal bedragen. De eigenaars/bewoners zullen naast deze f. 21,
nog eens f. 34,aan rioolrecht moeten betalen, in totaal dus ongeveer f. 55,extra. Op
dit moment weten wij dus wat het effect naar de burgers is.
Het derde punt betreft het werkgelegenheidseffect. In de raadsbrief en ook tijdens de
behandeling van deze materie in commissie is geen antwoord op dit punt gekomen. Volgens
mij zou het werkgelegenheidseffect wel een negatiever kunnen zijn wanneer wij dit voorstel
niet aannemen. Ik heb het voorbeeld van de stadsvernieuwing al even genoemd. Als wij daar
2 miljoen gulden op moeten bezuinigendan zullen wij heel duidelijk de effecten op de werk
gelegenheid waarnemen. Sterker dan bij het voorstel zoals dat nu voor ons ligt.
Dan de belastingdruk per woning ten opzichte van de omringende gemeenten. Er lag een
overzicht ter inzage waaruit bleek dat, wat de omringende gemeenten van Leeuwarden betreft,
alleen Tietjerksteradeel ten aanzien van de belastingdruk per woning lager ligt - dat scheelt
nogal wat, namelijk f. 87,maar dat alle andere gemeenten hoger liggen. Van de gemeen
te Smallingerland zijn de gegevens helaas niet bekend. Aansluitend hierop wil ik even de
brief van het NCOV te berde brengen. Het NCOV komt namelijk tot een andere conclusie, ik
citeer: "Het door de Stichting "O.I.M.I.F." gepleegde onderzoek naar de gemeentelijke hef
fingen heeft reeds aangetoond dat de gemeente Leeuwarden met een aantal heffingen duur is
in vergelijking met andere gemeentes." Mijn vraag aan het college is of het op de hoogte is
van dit onderzoek - de resultaten hiervan staan nogal haaks op de zojuist door mij gemaakte
opmerkingen naar aanleiding van het ter inzage gelegde overzicht - en of het daar een reactie
op wil geven.
Als ik de drie punten zo langs loop, mijnheer de voorzitter, dan moet ik tot de conclusie
komen dat het college hier een voorstel doet dat het mag doen. De meerderheid van de raad,
zij het in een andere samenstelling, is destijds akkoord gegaan met de invoering van een
rioolretributie
Ik kom nu bij wijze waarop een en ander wordt ingevoerd. Uit het oorspronkelijke voor
stel bleek dat huurders van woningen niets extra's hoefden op te brengen, de eigenaar/ge
bruiker van een woning f. 57,extra per jaar zou moeten ophoesten en de eigenaar/gebrui
ker van een bedrijfspand ook f. 57,per jaar zou moeten ophoesten plus f. 67,per 100 mJ
waterlozing boven de 200 m3. Een globale uitwerking van dit voorstel heeft het college - dat
bleek uit de stukken - ertoe gebracht met een gewijzigd voorstel te komen, met name omdat
de woningbouwcorporaties enorm in de problemen zouden komen. Het nu voorgestelde bete
kent dat huurders van woningen gemiddeld f. 21,per jaar meer moeten betalen. Voor een
eigenaar/gebruiker van een woning komt er nog eens f. 34,bovenop. Totaal f. 55,een
verschil dus van f. 2,-- met het oorspronkelijke voorstel. Genoemd verschil is te verwaar
lozen
Wat de gebruikers van bedrijven betreft weten wij alleen dat er f. 39,per 100 m3 moet
worden opgebracht en dat er ongeveer 719 bedrijven zijn die met elkaar zo'n 7 ton moeten
ophoesten. Als wij dat doen op basis van de voorstellen zoals die er nu liggen - wij nemen
daar vanavond nog geen beslissing over -, via een proportioneel tarief, dan kan dat voor
een paar grote bedrijven tot gigantische bedragen leiden. Wij praten dan al gauw voor het
grootste bedrijf over een bedrag dat ligt in de orde van grootte van f. 325.000,
f. 350.000,
Conclusie wat betreft de wijze van invoering. Wij vragen van de huurders een extra last
van f. 21,ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. De extra last voor de eigenaar/
gebruiker is nagenoeg gelijk als in het oorspronkelijke voorstel. Deze feiten stellende tegen
over de vraag waar een bezuiniging van 3 miljoen vandaan moet komenis onze fractie op
een paar uitzonderingen na van mening dat wij het collegevoorstel moeten volgen.
Ik wil nog even terugkomen op het bedrijfsleven. Wij hebben een brief gezien van de
Kamer van Koophandel waarin om overleg wordt gevraagd voordat de raad een besluit ter
zake neemt. Ik moet zeggen dat de gegevens die ik zojuist heb genoemd over woningen ten
enenmale ontbreken wat de bedrijven betreft. Ook de bedrijven zullen niet ontkomen aan de