24
stijging met 17% van de onroerend goedbelastingen. Maar wat betekent die stijging in een
concreet bedrag? Ik denk dat wij, zoals bij woningen het geval is, moeilijk bij bedrijven van
een gemiddelde waarde kunnen spreken en dus ook van een gemiddelde extra opbrengst.
Wij weten alleen dat er 719 bedrijven zijn die 7 ton moeten ophoesten. Er is sprake van een
aanzienlijke lastenstijging, met name, in verhouding, voor een paar bedrijven. De politiek van
het rijksbeleid is - dat punt moet nader beschouwd worden - te komen tot een lastenverlichting
voor het bedrijfsleven. Op zich is dat een gunstige factor. Daarmee annex is natuurlijk dat
zo'n beleid offers van de overheid vraagt. De gemeentelijke overheid wordt daar deelgenoot
van. Dat is dan ook de reden, en ik wil dat met nadruk zeggen, dat wij vanavond met een
zeer onplezierig voorstel zitten. Wij zullen toch de moed moeten hebben hierover een besluit
te nemen. Verder is bekend dat wat de gemeentelijke lasten betreft voor bedrijven, deze be
lasting ongeveer 3% van het totale belastingpakket uitmaakt. Als wij deze zaak dus wat rela
tiveren, dan krijg je een wat ander daglicht. Misschien dat dit soort aspecten eens naar
voren kan komen in het overleg met de Kamer van Koophandel.
Desondanks is onze fractie van mening dat wij vanavond toch het principe-besluit moeten
nemen om de onroerend goedbelastingen extra te verhogen met 17% en de rioolretributie in
te voeren. Ik heb al gezegd dat een deel van onze fractie hier iets anders over denkt. Dat
deel is van mening dat er vanavond wel een besluit moet worden genomen over de invoering
van de rioolretributie, maar dat de beslissing over de verhoging van het gebruikersdeel van
de onroerend goedbelastingen moet worden uitgesteld tot december a.s. In december moet
dit punt dan opnieuw aan de orde worden gesteld, maar dan in samenhang met alternatieven
die zich volgens mijn taxatie in de bezuinigingssfeer zullen moeten afspelen.
Verder vraagt onze fractie om een duidelijke uiteenzetting in Aan de Grote Klok. De na
druk is namelijk het meest gelegd op de verhoging met 17% van de onroerend goedbelastingen
en minder op de invoering van de rioolretributie. Zoals het college terecht in de raadsbrief
meldt gaat het om de samenhang die tussen beide onderdelen bestaat.
Dit was mijn bijdrage in eerste instantie, mijnheer de voorzitter.
De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter, invoering van een nieuwe belasting is slecht
nieuws. De klassieke oudheid had er een bekende oplossing voor: de boodschapper van het
slechte nieuws werd omgebracht. Die methode geldt vandaag de dag niet meer, zodat het
college van b. en w. althans deze periode kan uitzitten.
In 1981 is er een politieke afweging gemaakt. In zoverre ben ik het met het verhaal van
mevrouw De Jong van D'66 pertinent oneens. Volgens mij heeft zij dan de discussie in afge
lopen vijf jaar niet helemaal gevolgd. (Mevrouw De Jong: Wij hadden de handen vrij; wij
waren daarop tegen.) Jawel, maar dat neemt niet weg dat andere fracties best op hetzelfde
moment wel een politieke afweging konden maken. De CDA-fractie heeft toen gezegd: de
politieke afweging nu makende, zijn wij van oordeel dat invoering van een rioolretributie
werkelijk het laatste middel zal zijn om de gemeentelijke begroting en het beleidsplan sluitend
te maken. Wij hoopten toen eerlijk gezegd dat wij gedurende de rit andere mogelijkheden zou
den vinden om gaten te dichten, dus dat wij zelf een alternatief zouden kunnen ontwikkelen
om invoering van het rioolrecht te voorkomen. Dat is niet gelukt en is mede een gevolg van
ons opgelegde bezuinigingen. De heer Meijerhof noemde in dat kader al een bedrag van on
geveer 30 miljoen gulden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die bezuiniging mede een ge
volg is van het gevoerde rijksbeleid dat weliswaar het bedrijfsleven ontlastmaar de ont
lasting voor een deel legt op de nek van de gemeenten door middel van een korting van de
gemeentelijke inkomsten uit de rijksgeldstromen. Welnu, wat zien wij nou? In die periode zijn
wij in feite 30 miljoen gulden achteruitgehold. Wij zijn aan het eind van het verhaal gekomen
en aan invoering van een rioolretributie is naar ons oordeel nu niet te ontkomen. Wij worden
inderdaad nu geconfronteerd met een feitelijke invoering overeenkomstig de uitspraak van
de raad in 1981.
Als je de raadsbrief zo leest, dan ademt die een zekere redelijkheid, in die zin dat be
nadrukt wordt dat het voorstel zoals dat nu voor ons ligt het minst onwenselijke compromis
behelst. Op zich mag dat best juist zijn, maar onze fractie wil toch over verschillende punten
het woord voeren.
Vooraf dit. Onze fractie verzet zich op dit moment niet tegen het principe van invoering
van een rioolretributie. Dat is helaas op dit moment naar ons oordeel de enige mogelijkheid,
wil je althans niet op dit moment bestaande voorzieningen de nek omdraaien. De heer Meijer
hof sprak van de Harmonie en zelfs dan ben je er nog niet. Want let wel, nu geen rioolretri
butie invoeren betekent doodgewoon bezuinigen op hetzelfde voorgestelde bedrag van aan
vankelijk 3 miljoen gulden. In de discussies in de Commissie voor de Financiën zijn, althans
voor zover mij bekend, geen aanvaardbare extra bezuinigingen via herwaarderingsvoorstel-
len ter sprake gebrachtOf dat zou vanavond moeten gebeurenmaar dat is mij nog niet ge
bleken. Het noemen van alternatieven zou niet anders dan behoorlijk zijn geweest, gelet op
het feit dat een ieder wist waarover het ging toen de afgelopen vijf jaar steeds in deze raad
en in commissies is gesproken over invoering van de rioolretributie. Het is mogelijk dat
sommigen van oordeel zijn dat het probleem zou kunnen worden opgelost door terug te zakken
25
in de artikel 12-situatie die wij in het verleden ook hebben gekend. Maar gesteld al dat dat
zou lukken - ik geloof dat zelf niet -de artikel 12-situatie veroorzaakt voor onze burgers
wel een lastenniveau dat hoger ligt dan het lastenniveau voor de burgerij dat het gevolg is
van dit voorstel.
De raadsbrief zoals die nu voor ons ligt is afgestapt van het oorspronkelijke voorstel om
3 miljoen gulden uitsluitend te halen uit de rioolretributie. De rest moet nu komen, zegt het
college, uit het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen. Men motiveert dat onder
meer door te wijzen op de hoge perceptiekosten: de kleinverbruiker die naast de eigenaar
ook zijn deel moet leveren. Dat deel is volgens het college alleen maar met lage perceptie
kosten te innen als je in plaats van rioolrecht de onroerend eroedbelastingen verhoogtwat
het gebruikersdeel althans betreft. Macro-economisch leidt het voorstel tot dezelfde uitkomst
- of onroerend goedbelastingen of rioolrecht - en ook micro-economisch is het in hoofdzaak
een kwestie van heffingstechniek. Overigens, wantrouwen tegen de wijze waarop gemeenten
in staat zijn belastingen naar breed aanvaarde normen te heffen borrelt met enige regelmaat
op in de vakpers. Wij gaan, gelet op de toelichting van het college, akkoord met de realisa
tie van deze bezuiniging - want dat is het - van 3 miljoen gulden via rioolrecht en onroerend
goedbelastingen
Sterk heeft onze aandacht getrokken in het voorstel van b. en w. dat het gebruikers
deel van de onroerend goedbelastingen met maar liefst 17% zal moeten worden verhoogd.
Geen zinnig mens, noch in deze raad noch daarbuiten, zal geloven dat het Ministerie van
Binnenlandse Zaken akkoord zal gaan met een tariefverhoging van 17%, voor wat het ge
bruikersdeel betreft. Ik spreek dan nog niet eens over het feit dat een verhoging van 17%
strijdig is met uitspraken die wij hebben gedaan met betrekking tot zwakke schouders en
zware lasten. Wij gaan er vanuit dat het tarief voor het gebruikersdeel van de onroerend
goedbelastingen met maximaal 10% zal mogen worden verhoogd. Ook dat is op zich al een ont
zettend forse verhoging. Wij zijn van mening dat, wanneer de verhoging van 10% is toege
staan, de 7% verschil voor 1986 voor rekening van de gemeente moet komen. Wij zullen dan
herwaarderingsvoorstellen op dat punt van het college afwachten. Burgers en bedrijfsleven
moet je volgens ons ruim vooraf duidelijkheid verschaffen over het lastenniveau dat hen
staat te wachten.
Wat de drukverdeling van de nieuwe belastingen betreft het volgende. Het college heeft
nadrukkelijk een onderscheid gemaakt tussen de heffingen van woningen en niet-woningen en
in dat verband twee punten aangeroerd, namelijk het vestigingsklimaat en de woningbouw
corporaties. Onze fractie erkent als juist het standpunt dat in de richting van het bedrijfs
leven grote nadruk moet liggen op instandhouding van een goed vestigingsklimaatEen on
verhoeds grote verhoging van lasten voor het bedrijfsleven is daarmee in strijd. Ik spreek
niet over de heffingsmaatstaf, daarover straks meer. Hetgeen het college daaromtrent aan
voert, leidt tot de conclusie dat ook de kleinverbruiker zijn aandeel zal moeten leveren. Dat
standpunt is om twee redenen juist. De pijn moet nu eenmaal verdeeld worden over een zo
breed mogelijke categorie. Een andere benadering kan leiden tot een eigen belastingpolitiek
van de gemeente.
Wij zijn het eens met het standpunt van het college wat betreft de woningbouwcorporaties.
Volkshuisvesting is nu eenmaal een groot goed, zeker in de sociale sfeer. Bekend is dat bij
een groot aantal woningbouwcorporaties de algemene bedrijfsreserve is uitgeput. Met de
constatering dat dat een algemeen probleem is en dat je ze dus maar moet aanvatten ben je
er niet, want er is geen wet die onderscheid maakt tussen niks en nog meer niks.
De heffingsmaatstaf. Wie ooit de Wet verontreiniging oppervlaktewateren heeft bestudeerd
zal zich de slapeloze nachten die daarvan het gevolg waren herinneren. Ik bedoel dit. Als
heffingsmaatstaf waterverbruik nemen en vervuilingswaarde mee in de beschouwingen be
trekken is stuiten op problemen in de praktijk van heffing. Je moet namelijk bijna chemicus
zijn om zo'n verordening in een aanslag te kunnen vertalen. Het lijkt dan simpel om de water-
afname als maatstaf te nemen, maar je gaat dan voorbij aan het feit dat je in een riool vuil
water afvoert en er geen schoon water uit omhoog haaltDaarnaast wordt in produktiepro-
cessen veel water verbruikt, zodat de verhouding tussen afname van water en afvoer van
vervuild water via het riool per bedrijf grote verschillen gaat vertonen. Zo is in de Commis
sie voor de Financiën vanaf de publieke tribune voorgerekend dat de Coöperatieve Condens-
fabriek Friesland (CCF) een aanslag van ongeveer 3,5 ton tegemoet zal mogen zien. Dat is
natuurlijk te dol om los te lopen.
Om die reden, de onevenwichtige verhouding, weigert onze fractie om nu te spreken over
de invulling van de f. 700.000,die van het bedrijfsleven moet komen als je het voorstel
van b. en w. volgt. Wij laten dat punt nu volstrekt open. Het college moet naar onze mening
zo snel mogelijk in redelijk overleg treden met het bedrijfsleven, via de Kamer van Koop
handel. Uit de brief van de Kamer van Koophandel blijkt voldoende dat het bedrijfsleven op
zich voldoende begrip heeft voor de financiële positie van de gemeente. Dat bleek ook uit
een uitlating van een ondernemer, die vorige week tijdens de vergadering van de Commissie
voor de Financiën op de publieke tribune zat, in dit stadium de positie van een wethouder
van financiën van Leeuwarden geenszins te benijden. In zoverre lijkt voldoende begrip voor