26
eerlijk overleg bij het bedrijfsleven aanwezig. Het college zal daarop zo snel mogelijk moeten
inspelen. Mocht, om welke aanvaardbare reden dan ook, de volle 7 ton niet gehaald worden
bij het bedrijfsleven, dan moet ons inziens het verschil voor rekening van de gemeente ko
men voor 1986. Ook in dat geval, net als bij die 7% verschil bij de onroerend goedbelastingen,
zal het college met nadere voorstellen moeten komen.
Wij merken op dat het contact met het bedrijfsleven rijkelijk laat is ingeschakeld. Per
slot van rekening praten wij hier al vijf jaar over deze materie en de wethouder van finan
ciën moet zich dat redelijkerwijs bewust zijn geweest.
Een ander punt uit het voorstel van b. en w. betreft de perceptiekosten, de innings-
kosten. Die kosten lijken nogal hoog ingeschat. Ik heb begrepen uit de discussies in de
Commissie voor de Financiën dat het in ieder geval gaat om een bedrag van f. 200.000,
In de commissie is ook van ambtelijke zijde gesteld dat het bedrag van f. 200.000,voor
het grootste deel een incidenteel en niet een structureel karakter heeft. Dat betekent naar
onze mening dat het eenmalige deel van de perceptiekosten, hoe hoog dat dan ook mag zijn,
niet stiekem als belastingruimte voor de toekomst mag worden ingeboekt. Wij verlangen als
fractie een toezegging van het college in die richting.
Over de belastingdrukzoals die blijkt uit het staatje dat naderhand aan de leden van
de Commissie voor de Financiën nog is toegezonden, het volgende. De constatering dat
Leeuwarden gemiddeld niet het hoogste lastenniveau heeft mag op zich juist zijn, maar houdt
geen rekening met het feit dat Leeuwarden een duidelijk andere bevolkingssamenstelling
heeft en dus ook andere inkomensverhoudingen kent.
Wij wachten met belangstelling de reactie van het college af, vooral met betrekking tot
het verschil van de 7% en het overleg met het bedrijfsleven.
De heer Buurman: Bij de vaststelling van de herwaarderingsvoorstellen 1982-1986 be
sloot de raad in principe tot invoering van een rioolrecht met ingang van 1 januari 1986.
Thans dient dit principe-besluit te worden geëffectueerd. De wijze waarop is natuurlijk be
langrijk. Het behoeft geen verwondering te wekken dat het college zich hierover lange tijd
heeft beraden. Van een beleidsvoorbereidend orgaan mag zorgvuldige afweging worden ver
wacht. Daarbij zijn de lasten van eigenaren en gebruikers van woningen, de financiële posi
tie van de woningbouwcorporaties en het vestigingsklimaat voor bedrijven betrokken.
De gebruikersheffing van de onroerend goedbelastingen. Het voorstel van b. en w. in
deze wirwar van belangen een eerder ingenomen uitgangspunt te verlaten en nu toch de zo
genaamde vrije belastingcapaciteit voor de gebruikers hierin te betrekken, doet wat vreemd
aan in dit verbandmaar behoeft daarom nog niet als een onmogelijke manoeuvre te worden
aangemerkt. Zoals bekend zijn aan wat tarieven in de gemeentewet maxima gesteld, in die
zin dat de opbrengst van de gebruikersheffing niet mag uitgaan boven 12% en de opbrengst
van de eigenarenheffing niet boven 15% van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds,
nadat die is verminderd met 80% van de daarin begrepen factor sociale zorg. Ik wil hierbij
terloops aantekenen dat het leggen van een verhouding 12 15 naar mijn oordeel onjuist is.
A. Een dergelijke verhouding gaat er immers ten onrechte vanuit dat de eigenaren altijd
rijker zijn dan de huurders. B. Bedoelde verhouding doorkruist een beleid dat gericht is op
eigen woningbezit. C. De verhouding 12 15 is in strijd met het objectief karakter van de
onroerend goedbelastingen. Maar het staat nu eenmaal in de wet.
Bij de eigenarenheffing is de limiet reeds bereikt. Het voorstel van b. en w. de vrije
belastingcapaciteit voor de gebruikers verder te benutten ontmoetgelet op het voorgaande
op dit punt, bij mij geen weerstand. Het lijkt mij echter geen reële zaak het percentage in
één klap op 17 te stellen, gezien het toezicht van de Kroon. 10% is het maximum. Met ingang
van 1 januari 1987 kan de resterende 7% worden ingevoerd. Aangezien mijn fractie van oor
deel is dat begroting en beleidsplan reëel sluitend dienen te zijn, zal het evenwicht gezocht
worden in het beperken of afzien van de minst dringende uitgaven. Aan het voorstel, num
mer 8481, zal ik dan ook mijn stem niet kunnen geven, tenzij in artikel 6, lid 1, van het
nieuwe tarief niet f. 7,30 maar f. 6,86 wordt gelezen, te weten f. 6,24 plus 10%.
Invoering rioolrecht. De heffing van retributies moet in de eerste plaats geschieden van
de rechtstreeks belanghebbenden. Dit spreekt eigenlijk vanzelf, omdat hier steeds een con
creet aanwijsbare tegenprestatie van de gemeente tegenover staat. Het huishoudwater is van
de huishouding van de gebruiker afkomstig, zodat hij rechtstreeks belanghebbende is. De
eigenaar is echter ook belanghebbende bij de goede afvoer van regenwater. Bij de bepaling
van de voorlopige tarieven zullen beide belangen tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Ik heb niet zoveel moeite met de eigenarenheffing van f. 34,per aansluiting. Het variabele
tarief van f. 39,per 100 m3 boven 200 m3 water heeft haken en ogen en verdient zeker
geen schoonheidsprijs. Het voorstel betekent inderdaad dat in feite alleen de zogenaamde
grootverbruikers het gelag betalen. Daar staat echter wel het een en ander tegenover. Prak
tische redenen mogen meetellen. Hoge perceptiekosten worden vermeden. De woonlasten voor
de zogenaamde kleinverbruikers zullen op dit punt niet verder stijgen. De grote gezinnen
zullen in het algemeen niet zwaarder worden belast. Ook de bedenkingen van het bedrijfs
leven zijn waard in de overwegingen te worden betrokken. Deze bezwaren tellen wel, maar
27
moeten ook niet worden overdreven. Dat moet het bedrijfsleven maar aan politici overlaten.
Ik herinner mij levendig een debat over de invoering van mini-containers en verzamelcontai-
ners. De woonlasten gingen omhoog, f. 4,44 per jaar. Tel uit je verlies!
Ik betreur het dat wel de woningbouwcorporaties, maar niet de Kamer van Koophandel
van tevoren in het overleg is betrokken. Deze instantie schat in dat de gevolgen voor het
vestigingsklimaat zeer negatief zullen zijn. Het overzicht met betrekking tot de tarieven voor
rioolrecht in diverse gemeenten en dat van de gemiddelde belastingdruk per woning, basis
1984, geven daartoe nu niet direct aanleiding. De Kamer van Koophandel stelt een nadere
inventarisatie in het vooruitzicht
Wat het variabele tarief betreft lijkt het mij van belang te benadrukken dat de hoeveel
heid water die verwerkt wordt in produkten dient te worden afgetrokken van de waterafname
van de waterleiding. De aanslag voor een ijsfabriek bijvoorbeeld zal dus wel wat meevallen.
Resumerend, mijnheer de voorzitter. Mijn fractie kan niet veel enthousiasme opbrengen
voor de wijze waarop het college voorstelt het rioolrecht in te voeren. Ik zie echter momen
teel geen ander alternatief, tenzij dat van de minst dringende uitgaven wordt afgezien. Mijn
fractie stelt een verhoging van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen voor
van 10% per 1 januari 1986 en 7% per 1 januari 1987. Het hierdoor ontstane tekort voor 1986
zal door bezuinigingen dienen te worden opgevangen.
De heer Bijkersma: Een aantal sprekers heeft een aantal argumenten genoemd waarbij ik
mij wel kan aansluiten. Ik zal ze niet weer aanhalen, maar ik zal mijn argumenten waarvan ik
denk dat die verduidelijking behoeven naar voren brengen. Er liggen hier twee voorstellen,
een verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen en de heffing
op het gebruik van het riool. Ik wil beide voorstellen apart beoordelen. Ik heb begrip voor
het feit dat het college deze zaken in elkaar heeft verweven, hoewel dat natuurlijk zeer ge
kunsteld is en waarschijnlijk een hele hoop verwarring en onduidelijkheden veroorzaakt
De rioolbelasting en de verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend
goedbelastingen veroorzaken, zoals blijkt uit het aantal binnengekomen brieven en uit inge
zonden stukken in de krant, veel onrust en ongenoegen. Voor mijn fractie is het geen vreemde
zaak dat sommigen in deze stad zeggen: moet nou bijvoorbeeld de burger de navordering be
talen van het debacle van de stadsverwarming en de manege? Moeten nu de tekorten die toen
zijn ontstaan over onze hoofden verhaald worden? Ik wil hier niet dieper op ingaan, maar ik
wil deze geluiden hier toch naar voren brengen.
De heer Pruiksma zegt dat er sinds 1981 gesproken is over de rioolbelasting en dat een
desbetreffend voorstel door de meerderheid van de raad is aangenomen. Mijn fractie heeft
destijds al, bij monde van mevrouw Waalkens, gezegd dat het college, wanneer het het prin
cipe "de vervuiler betaalt" verlaat, ook in de toekomst onze steun niet zal krijgen. Op zich
zou dat al een argument zijn om tegen het voorstel te stemmen. Ik wil er echter toch wat
dieper op ingaan.
Wij vinden de voorgestelde verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend
goedbelastingen buitensporig hoog in een tijd, waarin de burger met krappere middelen zijn
eigen begroting in stand moet houden. Hij houdt die begroting in stand door zijn uitgaven te
verminderen, want hij krijgt domweg niet meer. Wat doet het gemeentebestuur? Dat vordert
meer en dat vind ik geen juiste zaak. De heer Pruiksma zegt nu wel dat er in de Commissie
voor de Financiën geen andere voorstellen naar voren zijn gekomenmaar ik heb twee jaar
geleden tijdens de algemene beschouwingen naar voren gebracht - u kunt dat nalezen, mijn
heer Pruiksma - waarom de gemeente niet eens overweegt de nullijn te handhaven. Er zijn
best posten te vinden - een huishouding doet dat ook - waarop wij kunnen bezuinigen.
(De heer Pruiksma: Ik ben dan in eerste instantie niet volledig geweest, mijnheer de voor
zitter, want ik heb bedoeld "geen zinnige" voorstellen.) Ja, u doet dat nu weer met een
kwinkslag af, mijnheer Pruiksma. De huishoudens moeten ook bezuinigen en doen dat soms
roet pijn in het hart. Ik vind dat het gemeentebestuur dat ook best kan doen en dat u, mijn
heer Pruiksma, daar best aan mee kan werken. Het is natuurlijk uw zaak dat u daar licht
hartig overheen loopt, maar ik wil het wel constateren.
Ik denk, mijnheer Pruiksma, dat u met uw gemakkelijke aanvaarding van dit alles geen
inzicht hebt in de financiële positie van veel burgers en bedrijven in onze stad. Het is dan
ook zeer terecht dat de burgers en de bedrijven protesteren tegen deze min of meer versnel
de wijze van invoering van een aantal belastingen. De voorstellen zijn in een sneltreinvaart
door een aantal commissies gehaald. Er zijn echt geen voldoende mogelijkheden tot inspraak
geweest
Vanwege de zorgen over de woningbouwcorporaties heeft het college daar een visie ge
vraagd; ik denk dat dat juist is. Het college had echter ook aan het bedrijfsleven kunnen
vragen, desnoods via de Kamer van Koophandel, wat de zorgen daar zijn. Ik heb dat nergens
kunnen vinden. Dat stelt mij teleur. Andere sprekers hebben een en ander ook naar voren
gebracht. Ik vind dat het bedrijfsleven een voortrekkersfunctie in onze stad moet kunnen ver
vullen. Mevrouw De Jong heeft hier ook op gewezen. Wij kunnen iedere acquisitie wel verge
ten, als wij voor het bedrijfsleven een klimaat scheppen dat bedrijf son vriendelijk lijkt. Want
zo is het wel, al betreft het alleen maar de methode en de structuur die het college heeft ge-