34 trekking tot de belastingdruk per woning in Leeuwarden op een rijtje zet en die vergelijkt met landelijke cijfers, zowel binnen de provincie als daarbuiten, dan blijkt dat die belasting druk per woning in Leeuwarden nog wel meevalt. In een overzicht dat de gemeente Tilburg elk jaar presenteert, staan wij wat dit punt betreft op de zeventiende plaats. Dat is natuur lijk geen argument om te zeggen dat je dan de belastingen maar verhoogt, maar wel een ar gument om in het hele afwegingsmechanisme te zeggen dat wij, de belastingdrukverzwaring afwegende tegenover extra bezuinigen, kiezen voor belastingdrukverzwaring. Een derde zij het wat indirect argument om dit voorstel te doen is het volgende. Door de woningbouwcorporaties te ontzien zou je kunnen stellen dat dat indirect ten gunste komt van de gebruikers. Zou je de woningbouwcorporaties niet ontzien, dan betekent dat dat zij simpelweg minder hebben te verteren voor onderhoud, waardoor woningen in onze stad min der goed worden onderhouden. Dat is voor de gemiddelde huurder ook geen goede zaak. Indirect is het ontzien van de woningbouwcorporaties toch ook iets wat, zij het via een om weg, ten goede komt aan de gebruikers. Het vierde argument om dit voorstel te doen is dat wij sinds vorig jaar een actief kwijt- scheldingsbeleid voeren. Wij hebben daarvoor inmiddels een half miljoen uitgetrokken. De eerste prognoses waren zodanig dat niet zo erg veel gebruik van de kwijtscheldingsmogelijk heid zou worden gemaakt. Maar sinds november, december van het vorig jaar zien wij dien aangaande een heel sterk stijgende tendens. Ik denk dat die ontwikkeling zich doorzet, om dat bij steeds meer burgers bekend wordt dat je kwijtschelding kunt aanvragen. Ik wil overigens toezeggen dat wij zeer binnenkort met een evaluatie komen betreffende het kwijt- scheldingsbeleid Deze vier argumenten op een rijtje zettend, komt het college tot het standpunt om de motie van PAL, waarin besloten wordt om de verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen niet in te voeren en als alternatief met herwaarderingsvoor- stellen dan wel op een andere manier met inkomstenverhogende voorstellen te komen, af te wijzen. Ook de VVD-fractie vindt dat het voorstel van het college niet in de haak is, althans zij maakt een andere afweging. De VVD zegt dat het bedrijfsleven het op deze manier te zwaar te verduren krijgt en een en ander slecht is voor het vestigingsklimaat. Ik moet eerlijk zeg gen dat ook deze reactie niet geheel onbegrijpelijk is. Maar ook ten aanzien van dit punt heb ben wij gemeend dit voorstel te kunnen doen. In de eerste plaats zijn de kosten, de 2 miljoen gulden die wij via de rioolretributie boven tafel moeten zien te halen, naar evenredigheid verdeeld over de woningen en de bedrijven, dat wil zeggen naar rato van de hoeveelheid water die wordt afgevoerd. 65% van het water wordt afgevoerd door de woningen, 35% door de bedrijven. Wij hebben die verdeelsleutel gebruikt om die 2 miljoen gulden te verdelen. Met andere woorden, wij hebben noch de woningen noch de bedrijven voorgetrokkenmaar wij hebben geprobeerd dat bedrag naar evenredigheid te verdelen. In de tweede plaats - de heer Meijerhof heeft dat ook opgemerkt - kan de belastingdruk verzwaring bij het bedrijfsleven toch enigszins worden gerelativeerd, in die zin dat slechts 3% van de totale belastingdruk van de bedrijven veroorzaakt wordt door gemeentelijke belastingen. In de derde plaats is er feitelijk geen enkele reden om het bedrijfsleven geheel en al te ontzien bij belastingverhogingen. Immers, ook het bedrijfsleven profiteert van de activiteiten en de diensten van de gemeentelijke overheid. Ik denk dan aan de infrastructuur, een amb telijk apparaat dat probeert subsidies los te krijgen, een, maar dat is indirect, goed volks huisvestingsbeleid, enz. Wat dat betreft ligt het voor de hand om, in geval van noodzakelijke belastingdrukverzwaring, ook het bedrijfsleven een bijdrage dienaangaande te vragen. Met andere woorden, er is geen reden daar voor het bedrijfsleven een uitzondering op te maken. In de vierde plaats wordtdoor het feit dat wij ook de kleinverbruikers in dit voorstel een deel van de opbrengst laten betalen, het bedrijfsleven, zij het in mindere mate dan de woningbouwcorporaties, enigszins ontzien. Feit blijft natuurlijk - dat is niet te ontkennen - dat, hoe hoger de belastingdruk voor de bedrijven is, hoe moeilijker je kunt concurreren en hoe nadeliger dat ook is voor het vestigingsklimaat. Ik wil nadrukkelijk stellen dat het colle ge heel duidelijk oog heeft voor het vestigingsklimaat en dat er geprobeerd moet worden om dat ook zo goed mogelijk te maken. Helaas ontkomen wij niet aan dit type maatregelen, maar daar staat tegenover dat wij ook positieve maatregelen proberen te nemen. Onlangs is het voorstel in de raad aan de orde geweest om de grondprijzen in de Hemrik met 25% te verlagen. Er zijn voorstellen in ontwikkeling ten aanzien van de leges in het kader van de Hinderwet. En wij beraden ons momenteel over de manier waarop wij in de immateriële sfeer het beeld van de gemeente Leeuwarden kunnen verbeterensnellere proceduresbetere coördinatie en dergelijke. Met andere woorden, ondanks dit type maatregelen proberen wij op andere ter reinen wel degelijk in zeer vergaande mate aandacht te schenken aan het vestigingsklimaat in Leeuwarden. Al met al zijn het pijnlijke beslissingen die wij vanavond nemen. In deze raad zijn wel eens leukere beslissingen genomen. Maar het feit blijft dat het college van oordeel is dat met 35 dit voorstel zo goed mogelijk recht gedaan wordt aan alle verschillende tegenstrijdige be langen. Wat mij betreft is dit een toelichting op hoofdlijnen. Ik zal nu nog een aantal andere zaken aan de orde stellen. Allereerst de vraag of de 17% verhoging van het gebruikersdeel van de onroerend goed belastingen haalbaar is. Het college is van oordeel dat wij dat moeten proberen. Bovendien zijn wij van mening dat wij dienaangaande redelijke argumenten hebben. Natuurlijk hadden wij ook de constructie kunnen kiezen om alles via de rioolretributie in te voeren; dan hadden wij daar een gebruikerstarief geïntroduceerd, hetgeen naar alle waarschijnlijkheid wel zou worden geaccepteerd door de staatssecretaris. Wij hebben dat niet gedaan om de perceptie kosten te vermijden. Naar mijn smaak is ons voorstel iets waarover te praten valt. Per slot van rekening heeft de staatssecretaris in zijn circulaires niet gezegd dat elke verhoging boven de 10% te allen tijde verboden is. Hij heeft gezegd dat hij over verhogingen boven de 10% overleg wenst te voeren. Hoe dat overleg uitpakt weet ik niet. Persoonlijk vind ik nog steeds - het college vindt dat trouwens ook - dat er over dit voorstel te praten moet zijn. Op de vraag wat er moet gebeuren op het moment dat de staatssecretaris onverhoopt de 17% verhoging niet akkoord vindt maar slechts 10% acceptabel vindt, heeft het college zich nog niet beraden. Een van de mogelijkheden is de mogelijkheid die de heer Buurman gesug gereerd heeft, namelijk de verhoging in twee stukjes te knippen. Er zijn misschien nog wel andere mogelijkheden. Tegen de tijd dat wij een negatieve reactie van de staatssecretaris krijgen, zullen wij ons nader op die vraag beraden. Een ander punt is het overleg met de Kamer van Koophandel en andere instanties. Er is wat dit punt betreft een misverstand in het spel. Wij hebben vooraf met geen enkele instantie overleg gepleegd. Niet met de corporaties, niet met de huurders en ook niet met de Kamer van Koophandel. Wel willen wij met de Kamer van Koophandel overleg voeren over de precieze invulling van de f. 700.000, Het belangrijkste keuzevraagstuk in dat overleg zal zijn of je een proportioneel of een degressief tarief gaat ontwikkelen. Wat het college betreft is dienaangaande alles open. Wij hebben voorlopig gekozen voor een proportioneel tarief, omdat er in de raadsbrief nu eenmaal een getal moet worden opgenomen. Maar mocht er in het over leg een andere constructie gevonden worden waarin de Kamer van Koophandel zich kan vin den, die het volledige bedrag boven tafel haalt en volgens de normen van de redelijkheid acceptabel is, dan heeft het college geen enkele moeite om dat voorstel in het definitieve raadsvoorstel in december op te nemen. De suggestie van de heer Bijkersma om de invoering van de rioolretributie uit te stellen lijkt mij geen goed idee. Het gaat er om dat er nu een voorstel ligt om, na 14 jaar de mogelijk heid daartoe gehad te hebben en na 30 miljoen gulden te hebben bezuinigd, een deel van de financiële problemen op te lossen door middel van deze retributie. Ik heb al gezegd dat wij hierbij de woningen en de bedrijven in evenredigheid hebben geprobeerd te benaderen, naar rato van hun waterafvoer. Op zich is dat een heel redelijke constructie. Ik heb ook al ge zegd dat het college niet van mening is dat wij het geld door middel van extra bezuinigingen zouden kunnen vinden. Wij moeten vanavond voor alles een stuk duidelijkheid creëren in de richting van het bedrijfsleven. Dit voorstel levert die duidelijkheid, dat wil zeggen de op brengst van f. 700.000,staat vast. Over de precieze invulling valt te praten. Wat dat be treft zou ik ook de motie van de VVD-fractie willen ontraden. Een ander punt betreft de perceptiekosten. In zijn algemeenheid dit. Het voorstel dat wij nu doen is een voorstel op hoofdlijnen. Het geeft de algemene principes aan van hoe wij denken het bedrag van 3 miljoen gulden te vindenmaar een en ander zal in de december- vergadering definitief moeten worden ingevuld. Dat geldt ook voor een deel voor de perceptie kosten. De perceptiekosten zijn opgebouwd uit een bedrag van twee ton dat wij denken structureel nodig te hebben in de periode na 1986 en uit invoeringskosten a f. 170.000, op jaarbasis f. 50.000, die wij tot die periode nodig hebben. Mocht blijken dat die bedra gen meevallen, dan zal dat in het definitieve voorstel in december aangegeven worden en kan dat tot uiting komen in het tarief. De heer Meijerhof heeft gevraagd of het het college bekend was wat de Stichting Onder zoek en Informatie voor het Midden- en Kleinbedrijf in Friesland (OIMIF) voor onderzoek ge pleegd heeft. Dat is het college niet bekend en in die zin kunnen wij er ook geen reactie op geven. De enige reactie die ik zou kunnen geven is dat mijn persoonlijke inschatting ten aan zien van de lastendruk naar het bedrijfsleven als volgt is. Wat betreft de rioolretributie zitten wij landelijk gezien in de middenmoot. Wat betreft de onroerend goedbelastingen zitten wij, omdat wij voor zowel de gebruikers als de eigenaren aan het maximum zittenuiteraard wat aan de hoge kant. Over de afvalstoffenheffing is eigenlijk geen oordeel te geven, omdat de meeste bedrijven een en ander zelf regelen. Voor wat betreft de hoogte van de leges van bouwvergunningen zitten wij op het gemiddelde. Ten aanzien van de leges van de Hinderwet vergunningen zitten wij vermoedelijk wat aan de hoge kantomdat wij een kostendekkend tarief hanteren en dat doen niet alle gemeenten. (De heer De Jong: Ik wil even interrumperen, mijnheer de voorzitter. Het onderzoek van de Stichting OIMIF is vorig jaar september/oktober mgesteld. De resultaten daarvan zijn aan b. en w. toegezonden. Het verbaast mij dat de wethouder zegt dat hij niets van dat onderzoek afweetIk ken het onderzoek in ieder geval

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 18