36
niet, maar misschien is het bij de betreffende afdeling wel bekend. Op dit moment kan ik er
niet op reageren.
Nogmaals naar het bedrijfsleven toe. Wij zitten wat de tarieven betreft eerder wat aan
de hoge dan aan de gemiddelde kant. Maar het moet duidelijk zijn dat het bedrijfsleven in
Leeuwarden daar wat van terugkrijgt. Je mag stellen dat Leeuwarden een aantrekkelijke
gemeente is als plaats van vestiging. Wij hebben een groot aantal agglomeratievoordelen, zo
wel agglomeratievoordelen die te maken hebben met het feit dat hier nu eenmaal een belang
rijke concentratie is van bedrijven - onderling versterken die bedrijven elkaar - als agglome
ratievoordelen in die zin dat de gemeente Leeuwarden probeert een goed pakket voorzieningen
aan te bieden aan het bedrijfsleven.
Ik ben hiermee bijna aan het einde gekomen van mijn reactie in eerste termijn. Er is nog
gevraagd of er in Aan de Grote Klok een duidelijke uiteenzetting gegeven kan worden van
de hele problematiek en dan met name over de keuze die het college gemaakt heeft om een
zekere uitruil te plegen tussen rioolretributie en onroerend goedbelastingen. Ik wil die toe
zegging wel doen, want het lijkt mij in het algemeen een goede zaak om in deze moeilijke tij
den als overheid zo goed mogelijk aan te geven waarom je dit soort heel pijnlijke beslissingen
moet nemen.
Mijnheer de voorzitter, ik hoop dat ik hiermee in eerste instantie de meeste vragen heb
beantwoord.
Mevrouw De Jong: Ik wil eerst stellen dat mijn partij zich bij het beleidsplan 1982-1986
heel duidelijk heeft uitgesproken tegen een verhoging van de belastingdruk voor de burgers.
Wij hebben toen gesteld dat de burgers gepakt worden door het rijk en dat wij als gemeente
deze druk nog niet eens extra mogen verzwaren. Wij hebben daar echter ook heel duidelijk
nog iets aan toegevoegd, namelijk het feit dat wij van mening zijn dat er een herbezinning
moet komen op de plaats en de taak van de gemeente. Een en ander hebben wij duidelijk ge
koppeld, mijnheer de voorzitter, en wij hebben gezegd dat dat de enige manier is om een
verdere belastingdruk tegen te kunnen gaan, althans zo lang mogelijk tegen te kunnen gaan.
De wethouder heeft gezegd dat wij in feite al vier jaar bezig zijn met bezuinigingen. Nou, dat
is duidelijk iets wat wij niet hebben bedoeld met onze herbezinning op de plaats en de taak
van de gemeente. Wij hebben niet bedoeld met onze opmerking om hier en daar een stukje
weg te knippen, maar duidelijk een politieke afweging te maken en te kijken waar wij als ge
meente een taak moeten afstoten. Een dergelijke afweging is niet gemakkelijk, doch heel moei
lijk, maar wij hebben dat steeds gezien en zien dat nog steeds als de enige structurele
mogelijkheid om uit de moeilijkheden te komen.
De wethouder vraagt zich af wat wij als alternatief hebben bij het niet doorgaan van deze
belastingdrukverzwaring. Hij noemt dan als voorbeeld de sluiting van de Harmonie. Zover
zijn wij nog niet, heb ik de wethouder duidelijk horen zeggen. Dat is juist het punt waar wij
zo bang voor zijn. Als wij over een paar jaar nog met enige financiële tegenslagen te kampen
hebben, dan is de rek eigenlijk volkomen uit alles. Wij zullen dan gewoon hap-snap moeten
bezuinigen en knijpen waar geknepen kan worden of eigenlijk niet geknepen kan worden,
zonder dat er een volledige afweging heeft plaatsgevonden.
De wethouder zegt dat het college wat afstand heeft genomen van het principe "de ver
vuiler betaalt". Ik zou zeggen dat daar volledig afstand van is genomen. Het OIMIF-rapport
is toegestuurd aan de wethouder. Het betreft resultaten van een onderzoek. Het verbaast
mij zeer dat dat rapport blijkbaar bij de wethouder niet bekend is. Ik vind het toch wel een
zeer zorgelijke zaak als er zonder meer door het Nederlands Christelijk Ondernemersverbond
wordt gesteld dat Leeuwarden bijzonder in de prijzen valt wat betreft het aantal heffingen
en in vergelijking met andere gemeenten vrij duur is.
Er is nog een punt, mijnheer de voorzitter, waar ik toch niet aan voorbij wil gaan. Wij
hebben een overzicht gekregen over de gemiddelde belastingdruk per woning. Ik wil een en
ander afzetten tegen de belastingdruk in de omliggende gemeenten. Ik vraag mij af of het
beeld wat hieruit blijkt juist is. Leeuwarden springt er ogenschijnlijk vrij positief uit:
f. 422,63. De andere gemeenten zijn zo op het eerste gezicht niet goedkoper. Alleen Tietjerk-
steradeel is goedkoper dan Leeuwarden, namelijk f. 335,50. Maar als ik dan even zie naar
het percentage kleine en goedkope woningen, dan rijst bij mij toch de vraag of hier wel
sprake is van een goed en objectief beeld. Ik heb er zo mijn vraagtekens bij.
Mijnheer de voorzitter, ik zal tegen het volledige voorstel stemmen. Ik ben van mening
dat wij als gemeente niet toe moeten naar een verdere belastingdruk voor de burgers. Ik zal
de motie van PAL van harte ondersteunen en ook de motie van de VVDhoewel ik die wel
wat eenzijdig vind.
De heer Meijerhof: Ik ben in eerste instantie begonnen met de verwijzing naar de raads-
behandeling in 1982 over de invoering van de rioolretributie. Daarbij heb ik een motie naar
voren gehaald die al eerder door mijn partijgenoot, de heer Van den Eist, was ingediend.
Ik heb gezegd, de drie in die motie genoemde punten nalopende, dat het terecht is dat hier
een voorstel ligt over invoering van een nieuwe belasting en de verhoging van een belasting.
37
De heer Duijvendak zegt dat de beslissing van toen haaks staat op het nu voorliggende voor
stel. Ik ben het met hem eens waar het betreft de uitwerking.
In eerste instantie heb ik de verschillen ook aangegeven. Met name de huurders van
woningen zullen, ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel, f. 21,per jaar nadelig
worden belast. Dat is veroorzaakt - dat staat ook duidelijk in het raadsvoorstel en is boven
dien in de commissie aan de orde geweest - door de positie waarin de woningbouwcorporaties
naar voren kwamen. In de commissie is al de opmerking gemaakt dat met dit voorstel de
woningbouwcorporaties een premie krijgen voor het gevoerde slechte beleid. Dat is verder
niet duidelijk gemaakt. Ik heb niet de indruk gekregen uit de ter inzage gelegde stukken
dat er overleg is geweest met de corporaties. Maar ik neem aan dat de portefeuillehouder
voor het woningbedrijf in het college heeft aangekaart wat de reservepositie van het Gemeen
telijk Woningbedrijf is en dat de cijfers van andere corporaties daarnaast zijn gezet. Uit het
oorspronkelijk voorstel bleek dat de woningbouwcorporaties 1 miljoen gulden moesten op
hoesten, wat ten koste zou zijn gegaan van het onderhoud dat gepleegd moet worden aan de
woningen. Met name het Gemeentelijk Woningbedrijf, dat nog een oud woningbestand heeft,
zou daardoor duidelijk in de problemen komen.
Het is dus alleszins verklaarbaar dat het college met een voorstel komt dat afwijkt van
een eerder genomen principe-besluit en dat het voorstel er ligt zoals dat er nu ligtHet
resultaat is nu dat de woningbouwcorporaties in totaal vier ton minder betalen. Het bedrijfs
leven "profiteert" ook van deze situatie, in die zin dat men nu minder aan rioolretributie
hoeft te betalen. Maar de invoering van de verhoging met 17% van het gebruikersdeel van
de onroerend goedbelastingen heeft natuurlijk niet alleen betrekking op de woningen, maar
slaat ook terug op het bedrijfsleven. Als ik wat getallen naast elkaar zet, dan blijkt dat het
bedrijfsleven in het voorstel zoals dat er nu ligt per saldo ongeveer f. 77.000,voordeliger
uit is dan in het oorspronkelijke voorstel. Plus de vier ton met betrekking tot de woning
bouwcorporaties, betekent een en ander dat zowel de huurders als de eigenaren/gebruikers
van woningen met elkaar die f. 477.000,extra moeten ophoesten ten opzichte van het
oorspronkelijke voorstel. Dit even als reactie in de richting van de heer Duijvendak dat dit
voorstel haaks staat op de destijds genomen beslissing. Qua uitwerking heeft hij dus gelijk.
De heer Bijkersma zegt dat wij eerst de rioolretributie invoeren en achteraf overleg gaan
voeren met het bedrijfsleven. Ik heb in eerste instantie ook een paar opmerkingen gemaakt
over het bedrijfsleven. De ons ter beschikking staande gegevens kunnen ons een duidelijk
beeld verschaffen over het effect naar de gebruikers en de eigenaren/gebruikers van de
woningen. Het effect is veel moeilijker in te schatten wat het bedrijfsleven betreft.
Ik denk dat je daar moeilijk kunt praten over de gemiddelde waarde van een bedrijfs
pand en dus het gemiddelde effect van die 17%-verhoging van het gebruikersdeel van de
onroerend goedbelastingen daarop. Ik heb er in eerste instantie niet voor gepleit dat er
eerst overlegd moet worden en dat wij op basis van het resultaat van dat overleg al of niet
een belasting gaan invoeren. Ik vind de raad de plaats om een belasting in te voeren en dat
daarna over de uitwerking daarvan overleg gepleegd kan worden. Vanwege het onduidelijke
beeld dat er bestaat is een dergelijk overleg ook zeer gewenstIk heb alleen een aantal ele
menten genoemd. Ik heb een bedrijf genoemd dat f. 325.000,tot f. 350.000,extra be
lasting aan de gemeente zou moeten afdragen. Wij moeten natuurlijk wel bedenken dat het
hier gaat om een fiscale aftrekpostIn die zin zal het rijk hier dus ook nog iets in mee kun
nen financieren. Deze gedachte kan iedereen, die weieens advertenties leest van hetzelfde
bedrijfsleven over aanschaf van woningen en het afsluiten van een hypotheek, volgen. Er
staat dan namelijk bij dat het rijk mee betaalt aan de verschuldigde rente.
Al deze aspecten moeten op een rijtje gezet worden plus het feit dat deze regering schijn
baar tot lastenverlichting voor het bedrijfsleven is overgegaan. De overheid moet zelf daar
voor wel offers brengen - ik heb dat in eerste instantie ook gezegd - en heeft daar duide
lijk de gemeente deelgenoot van gemaakt. De wethouder heeft wat dat betreft cijfers genoemd.
Ik vind dus dat alles eens op een rijtje gezet moet worden om te zien wat nou precies het
effect is. Daarom heb ik in eerste instantie ook niet gezegd dat er ook overleg met woning
bouwcorporaties, bewonersgroepenenz. gepleegd had moeten worden. Ik vind dat in de
raad op een bepaald moment de totale beslissing genomen moet worden.
Mevrouw De Jong van D'66 heeft gezegd dat wij de burgers niet meer mogen belasten.
Wij moeten ons wel realiseren datwanneer wij niet overgaan tot een gedeeltelijke invoering
van deze belasting, er dan extra bezuinigd moet worden. Daardoor zal het dienstenpakket
van de gemeente teruggebracht worden en dat zal dezelfde burger treffen, zij het in een
andere situatie dan wanneer je over belastingen praat, want in dat geval pak je nagenoeg
iedereen
Wat ik ook mis in de beoordeling van het voorstel van het college is dat bij de onroerend
goedbelastingen, zij het niet op een manier als bij de inkomstenbelasting, duidelijk sprake
is van een progressief karakter en dat er een relatie ligt tussen de belasting die opgebracht
moet worden en het inkomen.
Een ander punt betreft de vraag van PAL aan onze fractie. De heer Duijvendak heeft
het gehad over een historisch verhaal. Vanaf 1980 tot en met 1986 is er een forse stijging