38
- die wordt ook in de motie van PAL genoemd - van het gebruikersdeel van de onroerend
goedbelastingenDat historisch verhaal is op zich juist, maar dat moet volgens mij wel in
een bepaalde context gezien worden en wel de volgende. Bij de invoering van de onroerend
goedbelastingen is in de raad een duidelijke beslissing genomen dat wij bij de zakelijk ge
rechtigden het geld, zij het niet het maximum, vandaan moesten halen. Dat impliceerde na
tuurlijk dat, als er op een bepaald moment meer belasting uit de onroerend goedbelastingen
naar de gemeente zou moeten toevloeien, die druk dan bij het gebruikersdeel terecht zou
komen. Ik denk dat hiermee ook een deel verklaard kan worden van de sterke stijging van
het gebruikerstarief en de geringe stijging van het zakelijk gerechtigdentarief. Daarbij
speelt natuurlijk ook een rol het niet te verwaarlozen feit van de limiet. Er heeft zich een
situatie voorgedaan waarin wij zonder een tariefdaling boven de limiet terecht zouden zijn
gekomen. Vandaar dat wij in 1980 voor het zakelijk gerechtigdenaandeel op een bedrag van
f. 9,05 zaten en nu op f. 9,27. Er is sprake van een geringe stijging. Maar ik ben van
mening dat een en ander inherent is aan het besluit van de raad toentertijd bij de invoering
van de onroerend goedbelastingen.
Ik heb begrepen dat het CDA wat vraagtekens zet bij de haalbaarheid bij het Ministerie
van Binnenlandse Zaken van het voorstel wat betreft de verhoging van 17% van het gebrui
kersdeel van de onroerend goedbelastingen, maar dat men op zich akkoord gaat met het
voorstel dat het college doet.
De heer Bijkersma, die meestal wel recht voor de raap is, begint zijn verhaal met het laten
weerklinken van geluiden die hij gehoord heeft. Geluiden die gaan in de richting van de
stadsverwarming waar het rijk ook nog een bepaalde "rol" in heeft gespeeld en het debacle
van de manege. Hij verbindt daar echter geen verder commentaar aan. Voor mijn gevoel
geeft de heer Bijkersma daarmee toch wel aan dat dit soort voorbeelden er de oorzaak van
is dat wij nu met een belastingverhoging en de invoering van een belasting komen. Ik heb
de heer Bijkersma niet gehoord over geluiden, die niet alleen in deze gemeente maar in het
gehele land veelvuldig voorkomen, dat het rijksbeleid er grotendeels de oorzaak van is dat
wij een bedrag van 30 miljoen gulden aan bezuinigingen hebben moeten plegen. (De heer
Bijkersma: Dat is een gevolg' van het beleid van voorgaande kabinetten, mijnheer Meijerhof,
en niet van het beleid van dit kabinet.) Het gaat dus om het rijksbeleid. Ik meen zelfs dat
een partijgenoot van de heer Bijkersma nauw betrokken was bij de stadsverwarming, zelfs
in twee instanties, maar hij gaat daar gemakshalve aan voorbij. Ik wil dat feit in ieder geval
even memorerenwant de heer Bijkersma laat toch wel doorklinken dat wij hier echt wat
beter op de winkel moeten passen, dat er wel wat meer valt te bezuinigen, enz. Ik vind dat
hij er zich wat dat betreft wel een beetje gemakkelijk vanaf maakt. Ik wil het hierbij laten,
mijnheer de voorzitter. (De heer Bijkersma: Ik begrijp dat u onze motie niet steunt?) Ik
ben schijnbaar erg onduidelijk geweest. Ik heb het niet expliciet genoemd, maar wij zullen
de motie niet steunen. (De heer Bijkersma: Dat spijt mij.)
De heer Pruiksma: Als ik alles zou tegenspreken wat in onze richting is gezegd door
andere fracties en de wethouder van financiën, dan zou ik op onderdelen in herhaling moeten
vallen van hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd en dat zal ik maar niet doen. Ik wil be
ginnen met het antwoord van de wethouder. Ik heb de indruk dat hij in zijn antwoord op
mijn eerste instantie een onjuiste mededeling heeft gedaantoen hij zei dat bij de verdeling
van de heffing over woningen en niet-woningen is gekeken naar de heffingsmaatstaf naar
rato van de waterafvoer. Op pagina 2 van de raadsbrief staat met zoveel woorden dat
het nu juist gaat om de mate van afname van water van het waterleidingbedrijf. Daarom heb
ik ook in eerste instantie gesproken over het feit dat er een volstrekt onevenwichtige ver
houding kan ontstaan tussen afname en afvoer, al naar gelang het produktieproces waarin
dat water wordt aangewend. In zoverre is het verhaal van de wethouder vrees ik niet hele
maal correct
De wethouder zegt dat hij vooralsnog een verhoging van 17% van het gebruikersdeel van
de onroerend goedbelastingen haalbaar acht. Ik heb in eerste instantie gezegd dat geen zin
nig mens in deze raad en daarbuiten dat zal geloven. Althans wij geloven niet dat dat haal
baar zal zijn. Ik handhaaf dan ook het standpunt dat onze fractie in eerste instantie heeft
ingenomen met betrekking tot die 7%. Het college blijkt zich nog te moeten beraden; dat is
ook logisch als je er vanuit gaat dat 17% haalbaar zal blijken te zijn. Vooralsnog kan het
college met ons er vanuit gaan dat dat niet het geval is. Wij blijven van oordeel dat in dat
geval de 7% voor rekening van de gemeente voor 1986 moet komen.
De invulling van de f. 700.000,--. Het punt is dat, al naar gelang de keuze van het
tarief, elk tarief op zich problemen oproept. Ais je uitgaat van een proportioneel tarief -
ik heb dat in eerste instantie ook gezegd -dan is de Coöperatieve Condensfabriek Leeuwar
den (CCF) het haasje. Ga je daarentegen uit van een degressief tarief, dan bestaat de moge
lijkheid dat je relatief kleine bedrijven onevenredig zwaar in de heffingen betrekt. Dat be
tekent dat je bij elk tarief waarschijnlijk hardheden, zoals dat dan heet, van overwegende
aard in de heffing van deze retributie kunt tegenkomen. Al die probleemgevallen zul je ver
volgens moeten proberen op te lossen. Wij hebben in eerste instantie gezegd - en dat hand
39
haven wij ook - dat nu zo snel mogelijk een intensief en redelijk overleg met de Kamer van
Koophandel moet volgen waarin de zaak op een rijtje wordt gezet. Wij wensen daarom om die
reden nu geen enkele uitspraak te doen over de invulling van die f. 700.000, Wij zouden
ons zelfs kunnen voorstellen dat ook de meest intensieve onderhandelingen niet leiden tot
volledige vervulling van die f. 700.000, Stel dat een overwegende hardheid zal blijven
bestaan van pakweg f. 50.000,dan zal dat bedrag in onze visie ook voor rekening van
de gemeente moeten komen. In zoverre zijn wij geneigd iets minder stellig dan de wethouder
uit te spreken dat de f. 700.000,— vaststaat. In essentie gaan wij met de raamformulering
akkoord, maar voor zover er uiteindelijk toch problemen blijven bestaan zal de gemeente zelf
mee moeten werken aan het bereiken van een oplossing.
Over de perceptiekosten heeft de wethouder gezegd dat zijn verhaal alleen betrekking
had op de hoofdlijnen. Wij hebben wel genoteerd dat hij met ons van mening is dat er geen
inboeking van een extra belastingruimte in volgende jaren zal ontstaan.
Uit hetgeen ik in eerste instantie en nu in tweede instantie heb gezegd mag duidelijk
zijn dat wij tegen de moties van PAL en VVD zullen stemmen.
De heer Meijerhof heeft nogmaals gevraagd naar het standpunt van het CDA met betrek
king tot de verhoging van 17% van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingen.
Hij zegt dat het CDA akkoord gaat met 17%. Ik wil hem nogmaals wijzen op hetgeen ik in
eerste en tweede instantie daarover heb gezegd. (Mevrouw Brandenburg-SjoerdsmaStemt
u dan tegen of komt u nog met een motie?) Nee, wij zijn niet tegen, maar wij zeggen alleen
dat een dergelijke verhoging niet haalbaar is. De 7% willen wij voor rekening van de gemeen
te nemen. (De heer Meijerhof: U laat de beslissing over aan het Ministerie van Binnenlandse
Zaken!) Nee, u kunt er van op aan dat de beslissing in feite materieel gesproken al genomen
is. De 10% die nu wordt genoemd gaat al uit boven de stijging die in het rijkstarieven- en
prijsbeleid is goedgekeurd van ik meen 3,5%. Er is geen enkele redelijke aanleiding te ver
onderstellen dat wij toestemming zouden krijgen om in dit geval bij invoering van een nieuwe
heffing tegelijkertijd een ander belastingtarief met meer dan 10% te verhogen. Dus, er moet
nu alvast worden gewerkt aan de invulling op gemeentelijk niveau van die 7%. Dat is ons
standpunt. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: U stemt voor het voorstel?) Heb ik ooit ge
zegd dat ik tegen zou stemmen? (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil graag weten of u
voor het voorstel stemt.) Ja, een deur is een deur. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik
wil graag duidelijkheid. Dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor de publieke tribune.
U stemt voor het voorstel, mijnheer Pruiksma?) Dat heb ik u toch al in de openbare zitting
van de Commissie voor de Financiën meegedeeld? (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ja,
prima!) Wij hoeven hier het werk toch niet over te doen? (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma:
Maar wel duidelijk zijn!
In de richting van D'66 heb ik al een reactie gegeven. Nogmaals, het standpunt dat
mevrouw De Jong inneemt is natuurlijk volstrekt respectabel. Wij hebben alleen in 1981 een
andere evenzeer politieke afweging gemaakt en die heeft ons nu niet van gedachten doen
veranderen
Hetgeen de PvdA heeft gezegd geeft ons geen aanleiding om nadere opmerkingen te
maken. Evenmin als de bijdrage van de heer Buurman.
Ja, dan de heer Bijkersma. (De heer Bijkersma: Daar zit je mee! Ik zit er inderdaad
wat mee. Voor zover zijn verhaal op onderdelen poogt een redelijke en degelijke stem
aan de discussie te leveren zou je dat moeten weerspreken. Als hij dan met breien ol.eiii
de tragedies van stadsverwarming en manege ten tonele voertdan heb ik de indruk te ver
onderstellen dat hij niet helemaal het onderlinge verband tussen de verschillende onderdelen
in de gaten heeft gehouden. De heer Bijkersma weet dat vanaf 1981, toen er sprake was van
het dekkingsplan 1982-1986, het rioolrecht als een wezenlijk belangrijk onderdeel naar voren
is gebracht.
De adder onder het gras. Het zou best eens kunnen zijn dat in de heftigheid van de
emoties het onderscheid tussen adders, muggen en olifanten wat in de versukkeling is ge
raakt
De bijdrage van PAL. Ik heb de neiging te zeggen dat aan antwoorden een keer een eind
komt. Er is verschillende malen, zelfs twee keer in de commissie, uitgelegd - de heer
Meijerhof heeft een volkomen correct college gegeven in de richting van PAL - hoe het nou
toch komt dat relatief gezien gebruikers nu zwaarder worden belast dan eigenaars. Dat heeft
te maken met de politieke keuze die in de jaren zeventig al is gemaakt. Het probleem is alleen
dat de opgewonden verhalen van de heer Duijvendak wel weer grote koppen in de krant
zullen gaan halen en daarmee ten onrechte naar buiten toe als het ware onjuiste standpunten
lijken te legitimeren. Maar goed, dat is een probleem dat wij met zijn allen als leden van de
raad niet kunnen oplossen.
Voor zover mijn tweede instantie met betrekking tot de heren Bijkersma en Duijvendak
een wat badinerend karakter draagt, mijnheer de voorzitter, mijn excuus, maar van zulke
verhalen valt ook geen chocolade te maken.