40 De heer Buurman: Mijnheer de voorzitter ik wil graag duidelijk zijn! In de eerste plaats de verhoging met 17% van het gebruikersdeel van de onroerend goedbelastingenIk heb in eerste instantie gezegd dat ik wel voor een gefaseerde verhoging ben. Maar het college hand haaft zijn voorstel van 17%, dus ik zal daar tegen stemmen. In de tweede plaats de motie van de VVD-fractie. Wij hebben indertijd snel moeten be sluiten tijdens een besloten vergadering van de Commissie voor de Financiën. Daarna moest er in een snel tempo een openbare vergadering van deze commissie worden gehouden. Ik zou graag van het college horen of aanhouden van dit voorstel mogelijk is in verband met de werkzaamheden en de tijdsdruk. Als aanhouden mogelijk is, dan heb ik er op zich zelf niet zoveel bezwaar tegen om voor de motie van de VVD te stemmen. Ik heb in eerste instantie even gesproken over de wat overtrokken bezwaren van het bedrijfsleven. De Coöperatieve Condensfabriek Friesland (CCF) komt wat betreft het bedrag van 3,5 ton - van dit bedrag moet altijd nog het eigen waterverbruik in verband met de produktie worden afgetrokken - met indianenverhalen als zou de heffing voor dit bedrijf een hogere calculatie op blikjes ten gevolge hebben ten laste van de mensen in Afrika en Azië. Het klinkt wel aardig, maar ik vind het aan gerede twijfel onderhevig of dat reëel is. Anderzijds is het ook zo dat PAL met indianenverhalen komt - door diverse sprekers is dat ook naar voren gebracht - wat betreft de toename van de procentuele gebruikershef fing en van de eigenaren. Laat ik een heel eenvoudig voorbeeld noemen. Als je de gebruikers heffing in 1982 op 60 stelt en je vermeerdert dat met 60 dan is er sprake van een vermeer dering van 100% en kom je op 120. Wanneer je de eigenarenheffing in 1982 op een indexcijfer van 100 stelt en je voegt daar 50 aan toe dan is er sprake van een vermeerdering van 50% en kom je op 150. Ik geloof dat het wel van groot belang is van welk basisjaar je dan uitgaat. Ik kom dan bij de motie van PAL. Ik vind het niet reëel als in de motie staat: stijging tarie ven gebruikers was gemiddeld 41,5%, van eigenaren 2,43%. Ja, wat wil je. Bovendien staat in het besluit van de motie het percentage van 17 wel genoemd, maar wordt niet aangegeven dat dit 10% zou moeten zijn. Ook wordt er nog gesproken over een nieuw inkomstenverhogend voorstel. Nou, dan knappen wij helemaal af. Ik stem tegen deze motie. De heer Bijkersma: Ik wil eerst een reactie geven op het antwoord van wethouder Kessler. De wethouder heeft gezegd dat het college het feit in beschouwing heeft genomen dat in dit geval ook de kleinverbruiker moet betalen. Ik vind dat wel een wat theoretische benadering, want zo is het natuurlijk niet. Het college heeft duidelijk alles op een rij gezet en uiteindelijk komt men tot de conclusie dat de kleinverbruiker niet betaaltDaarmee heeft het college dus duidelijk het principe de vervuiler, de gebruiker - het is maar hoe je het wilt noemen - be taalt verlaten. Ik vind dat de burgerij van Leeuwarden dit best mag weten. De wethouder heeft ook gezegd dat andere bezuinigingen niet mogelijk zijn en noemt ver volgens een aantal voorzieningen waarvan wordt gezegd dat daarop niet kan worden bezuinigd. Ik heb tijdens de algemene beschouwingen aangehaald dat er best in totaliteit door de begro ting gelopen kan worden, waarbij alle posten worden bekeken. Want dat laatste gebeurt nog steeds niet. Er wordt een aantal posten uitgehaald waarvan het college denkt dat daarop kan worden bezuinigd. Maar het echt doornemen van alle posten gebeurt niet. In een huishou ding - dat heb ik in eerste instantie ook gezegd - gebeurt dat wel. Je loopt alles een keer na, maar dat gebeurt hier niet. Daarom zeggen wij dat er eerst bezuinigd moet worden in eigen huis en dat daarna pas met verhogingen voor de burger mag worden gekomen. Dus niet andersom Vervolgens zegt de wethouder dat het het bedrijfsleven wel gaat en dat wij heel goed voor het bedrijfsleven zijn, want wat doen wij? Wij verlagen de prijs van de bouwgrond voor bedrijven op de Hemrik. Nou, mijnheer Kessler, hier is toch sprake van een bloot eigen be lang? Wij willen de bouwgrond kwijt, maar toch niet omdat wij zo vriendelijk voor het bedrijfs leven zijn. Ik vind dat een drogreden. Als de wethouder zou zeggen dat er voor de gemeente bij verkoop een minder groot verlies optreedt, dan zou ik dat acceptabel vinden. Maar zeg gen dat wij zo bedrijfsvriendelijk zijn? Kom nou, dat gelooft u denk ik zelf niet, mijnheer Kessler. Ik zag u trouwens ook lachen toen u die opmerking maakte. (Gelach) Wethouder Kessler is ook ingegaan op het overleg met de Kamer van Koophandel. Ik heb in de Commissie voor de Financiën gezegd dat de Kamer van Koophandel natuurlijk een ad vies kan geven over het invoeren van een progressief of een degressief tarief. De een be taalt dan meer en de ander minder. Maar dan is er natuurlijk ruzie in het kippenhok. Ik denk dat de Kamer van Koophandel er wel voor zal waken om zo iets te doen. Wat dat betreft is er natuurlijk geen sprake van een echt overleg. Er had vooraf overleg moeten plaatsvinden met het bedrijfsleven. Als de wethouder zegt dat wij ook geen overleg plegen met huurders en andere instanties, dan zeg ik dat er dienaangaande wel commissies zijn. Bijvoorbeeld de Commissie voor de Werkgelegenheid - deze commissie houdt zich bezig met de bevordering van de werkgelegenheid - en de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf. Er zijn best commissies waarin deze zaak bekeken had kunnen worden en dan was het een en ander wel naar voren gekomen. De heer Duijvendak zegt dat mijn argumentatie betreffende het bedrijfsleven bijzonder 41 zwak is. Ja, dank je de koekoek. Ik sta hier niet voor het bedrijfsleven, ik sta hier voor de effecten die dit voorstel zal hebben. Het bedrijfsleven heeft geen kans gehad om op dit voor stel in te spreken, mijnheer Duijvendak. Die kans is het bedrijfsleven ontnomen, maar die wil ik het weer geven. Als de wethouder zegt dat onze motie duidelijk spreekt in de richting van de Kamer van Koophandel en dat het college dat niet wil maar wel overleg in bijvoorbeeld de Commissie voor de Werkgelegenheid of de Overlegcommissie voor het Midden- en Klein bedrijf dan zou ik daar wel vrede mee kunnen hebbenwant daar zitten ook vertegenwoor digers van het bedrijfsleven in. Ik wil graag dat er goed overleg plaatsvindt en dat alle ef fecten, ook de negatieve, op een rijtje gezet worden. Ik wil dat niet alleen uit de mond van de wethouder horen, maar ook graag van hen die de gevolgen, ook de nadelige, van dit voor stel ondervinden Mevrouw De Jong steunt onze motie; daar ben ik haar dankbaar voor. Zij vindt de motie echter wel eenzijdig. Dat zou best kunnen, maar ik heb er één facet uitgehaald. Ik heb in mijn betoog in eerste instantie gezegd dat ik beide voorstellen apart wil beoordelen. Uiter aard is dat mijn goed recht. (Mevrouw De Jong: Ik stem tegen het hele voorstel, dus tegen alle belastingdrukverzwaring. Maar ik ga in deze met uw motie mee, mijnheer Bijkersma, want daarmee kunnen wij het voorstel voorlopig aanhouden.) Men heeft uit mijn betoog kun nen opmaken dat bij ons ook de verhoging van de onroerend goedbelastingen niet gelukkig valt. Die verhoging wil ik echter niet uitstellen, die wil ik helemaal niet. Ik ga hiermee mis schien wel wat verder dan sommigen willen. In de richting van de heer Meijerhof het volgende. Wij geven prioriteiten aan de werk gelegenheid en wij moeten dan ook bedrijfsvriendelijk zijn, aldus de heer Meijerhof. Ja, maar wij zijn juist niet bedrijfsvriendelijk, omdat wij de vertegenwoordigers van het bedrijfs leven buiten de deur - bijvoorbeeld een commissie - houden. Men wordt slechts gevraagd op het moment dat er een beslissing moet vallen over de vraag wie wat meer of wat minder moet betalen. Ik vind dat er dan geen sprake is van goed overleg en bovendien is dat niet bedrijfs vriendelijk. De heer Pruiksma heeft gezegd dat hij niet in zou gaan op details van andere sprekers. Dat spijt mij eigenlijk, want ik had graag iets willen horen over de te voeren diepgaande discussie, waarover de heer Pruiksma - ik heb een citaat aangehaald - destijds sprak. Maar misschien komt dat nog, want de heer Pruiksma heeft al een schot voor de boeg gegeven. Hij heeft namelijk gezegd dat, wanneer wij de extra verhoging van 7% niet halen, die voor rekening van de gemeente moet komen. Ik hoop dat de heer Pruiksma, als die kwestie aan de orde komt, dan zijn woorden ook waar zal maken. Ik denk dat dan ook de adder onder het gras vandaan zal komen en dat die dan het bedrijfsleven zal bijten, misschien uitgaande van het CDA of van de heer Pruiksma. De heer Duijvendak: Ik zal in mijn tweede instantie alleen reageren op argumenten die zijn ingebracht tegen mijn betoog in eerste instantie en niet de andere argumenten naar voren halen anders dan om die argumenten die ik tegen heb gekregen te bestrijden. De wethouder constateert dat hetgeen nu voor ons op tafel ligt inderdaad in strijd is met de uitgangspunten uit 1982. Zijn hoofdargument blijft dat de woningbouwcorporaties het sinds 1982 moeilijk hebben gehad. Daarom spreekt de wethouder over een enigszins andere uitkomst. Ik heb wat moeite met het woord "enigszins". Is er nu sprake van een enigszins andere uitspraak of staat een en ander loodrecht op wat wij toen constateerden, namelijk dat de gebruikers ontzien zouden moeten worden. Op pagina 2 van de raadsbrief is niet sprake van "enigszins"nee, de situatie is volstrekt omgekeerd. B. en w. hebben eerst gekeken naar de onroerend goedbelastingen en hoeveel geld een verhoging daarvan zou kunnen op leveren. B. en w. stellen: "De netto-opbrengst van deze verhoging van de onroerend goed belastingen bedraagt f. 1.400.000,--. Het resterende bedrag f. 1.600.000,zou gevonden moeten worden in de invoering van het rioolrecht." Er is dus eerst gekeken wat er maximaal gehaald zou kunnen worden bij de gebruikers in het kader van de onroerend goedbelastingen. Met betrekking tot het tekort is gekeken naar de rioolretributie. Er is dus niet sprake van een enigszins haaks staan op het uitgangspunt van 1982. Zoals ik al in eerste instantie zei ligt er een volstrekt ander voorstel. Niet alleen hebben de woningbouwcorporaties het sinds 1982 moeilijker gekregen, ook de minima. In eerste instantie heb ik de cijfers op een rij ge zet met betrekking tot de scheefgroei. Ik zal die niet herhalen. Maar wat daar natuurlijk naast moet staan is de daling in koopkracht van met name de minima sinds 1982. Volgens mij zal dat alleen maar onze argumentatie verder onderstrepen. Conclusie blijft dus dat dit voorstel er niet had mogen liggen. Wat zegt de wethouder daarna? Eigenlijk is het een soort sociale maatregel dat wij de ge bruikers niet pakken bij de rioolretributie. Wij halen het geld binnen door middel van een verhoging van de onroerend goedbelastingen, zodat men de perceptiekosten niet hoeft te be talen. Ik denk dat de gebruikers daar erg blij mee zullen zijn. Maar het is natuurlijk een zeer beperkte afweging, want je gaat er al vanuit dat je de gebruikers aan zal moeten pakken. De wethouder noemt vervolgens vier argumenten: b. en w. zouden anders moeten bezuinigen tot een bedrag van 1,4 miljoen, de belastingdruk per woning is in Leeuwarden niet heel hoog,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 21