16
stad aan de beurt - zoveel toezeggingen gedaan aan de binnenstad, dat het college niet
anders kan dan op dit moment de toezegging te honoreren. Ik heb vorige week nog een ge
sprek gehad met het bestuur van de wijk vereniging. Men kwam bij mij met een plan om de
uitvoering van de accommodatie wat concreter te maken. Het bestuur en ik zijn er vanuit ge
gaan dat uitvoering nog een reële zaak is. Met andere woorden, die toezegging is toen eigen
lijk opnieuw gedaan.
Mevrouw Jongedijk refereerde ook nog aan een vraag die indertijd door haar fractiegenoot,
de heer Timmermans, is gesteld. Die vraag had echter betrekking op Bilgaard. Mevrouw
Jongedijk heeft nu opnieuw een andere bestemming voor deze pot gevonden, namelijk de woon
omgeving. Ik merk overigens op dat die bestemming niet zo'n directe relatie heeft met de so
ciaal-culturele accommodaties als de vraag van de heer Timmermans. Mevrouw Jongedijk heeft
gevraagd wat er met de suggestie van de heer Timmermans is gedaan. Nagegaan is of de gel
den die eventueel ter beschikking zouden zijn voor Bilgaard gebruikt zouden kunnen worden.
Ik heb al gezegd dat het werk in 1985 uitgevoerd moet zijn. Wij zijn met Bilgaard zeker niet
zover dat wij in 1985 zouden kunnen bouwen. Sinds een paar weken ligt er een aanvraag voor
een accommodatie. De hele discussie daarover moet nog gevoerd worden. Bouw in 1985 lukt
dus niet
Ik heb hiermee de situatie geschetst. Het college is van mening dat het gehouden is aan
eerder gedane toezeggingen. Hoe sympathiek de suggesties van mevrouw Jongedijk wellicht
ook zouden zijn, wij kunnen daar op dit moment niet in meegaan.
Mevrouw Jongedijk-WellesIk wil nog even ingaan op wat wethouder Heere heeft gezegd.
Na deze uitleg begrijp ik best dat het niet anders kan. Ik heb niet gezegd dat het geld be
steed moet worden voor de woonomgeving, maar dat wellicht bekeken kan worden of dat ook
tijdelijk aangewend kan worden voor de woonomgeving. Wanneer de gelden vrijkomen uit de
grondverkopendan kan er wisseling plaatsvinden. Je kunt op die manier de woonomgeving
aanpakken en de accommodaties even laten liggen. Voor de rest ben ik het eens met de argu
mentatie van de wethouder.
Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: In de Commissie voor het Grondbedrijf is dit alles inder
daad goed toegelicht. Ik heb er toen mee ingestemd dat er voortgang in de procedures moet
zijn. Een deel van onze fractie vindt toch dat wij gezamenlijk uitvoeriger over dit voorstel
hadden moeten spreken en zal dan ook tegen het collegevoorstel stemmen. Ik zal voor het
voorstel stemmen.
De heer Van der VJalIk heb in de Commissie voor het Grondbedrijf van harte ingestemd
met dit voorstel, gelet op de door de wethouder genoemde redenen. Ik heb mij er alleen over
verbaasd dat dit voorstel niet op de agenda stond voor de vergadering van afgelopen don
derdag van mijn fractie. Bovendien kreeg ik meen ik zaterdagmorgen pas het raadsvoorstel
thuis. Vandaar dat wij een en ander niet in de fractie hebben kunnen bespreken. Dat is mijn
kritiek en niet het feit dat wij nu over dit voorstel een besluit nemen.
Wat de sloopkosten betreft het volgende. Ik realiseer mij natuurlijk heel goed dat een wet
houder in deze raad nooit ongelijk kan hebben. Ergo, ik kan dus nooit gelijk krijgen. Ik con
stateer alleen maar even dat het gelijk in ieder geval een stukje in onze richting is opgescho
ven. Laten wij het daar maar op houden.
De heer Heere (weth.): De nadere vraag van mevrouw Jongedijk is in feite een dekkings
probleem. Je kunt niet twee keer hetzelfde bedrag uitgeven en het maar één keer in je zak
hebben. Dan zou er dus een bedrag toegevoegd moeten worden. Ik heb gezegd dat de accom
modatie in de binnenstad in 1985 gebouwd moet worden. Dat betekent dat de uitvoering bekos
tigd moet worden uit de aangegeven dekkingsmiddelen. Als je dan bovendien nog de woonom
geving wilt aanpakken, dan moet daar een andere dekking voor worden aangegeven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van
de toezegging van wethouder Geerts en met aantekening dat de heren De Beer, Burg, Bij-
kersma en Dubbelboer wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 14 (bijlage nr. 169).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verordening voor huurdersparticipatie bij het Woningbe
drijf. Op uw tafels is een brief neergelegd van 6 mei 1985 van Huurdersgroepen van het
Woningbedrijf, die desgewenst in de beschouwingen kan worden betrokken.
De heer SterkAan de orde is het voorstel met betrekking tot de Verordening voor huur-
dersparticipatie bij het Woningbedrijf. Het is een moeizame zaak geweest om zover te komen,
gelet op de datum van 22 juni 1981 toen deze zaak voor het eerst werd aangehouae-
17
De Huurdersgroepen van het Woningbedrijf laten in hun open brief van 6 mei 1985 weten
dat de ontwerp-verordening tot stand is gekomen in nauw overleg met de huurders. Welnu,
zo hoort het ook, mijnheer de voorzitter!
Maar de Huurdersgroepen van het Woningbedrijf vragen de aandacht voor het punt van de
paritaire samenstelling van de Commissie voor het Woningbedrijf. In de brief wordt dienaan
gaande onder anderen gesteld: "Er dient nu een serieuze diskussie gevoerd te worden over
de positie van de huurders binnen de commissie van het Gemeentelijk Woningbedrijf..." Mijn
heer de voorzitter, in de raadsbrief wordt gesproken over "de gescheiden verantwoordelijk
heid tussen enerzijds beheer en bestuur". Onze fractie is van mening dat dit uitgangspunt op
dit moment zwaar moet wegen. Wij zien niet in waarom het niet mogelijk zou zijn om in de ver
houding 5:3 tot een goed overleg te komen. Van de kant van onze fractie is dat vertrouwen in
ieder geval wel aanwezig. Bovendien wordt in de raad nog de evaluatie van het commissiestel
sel behandeld. Mogelijk geeft de behandeling daarvan onze fractie aanleiding om op dit punt
terug te komen
Wij kunnen instemmen met de raadsbrief, alsmede met de verordening en toelichting daarop
De heer Dubbelboer: De fractie van de VVD heeft met instemming kennis genomen van het
raadsvoorstel zoals dat nu voor ons ligt. Uiteindelijk - de heer Sterk heeft dat ook gezegd -
is de verordening in de raad gekomen.
Het cruciale punt is de al dan niet paritaire samenstelling van de Commissie voor het Wo
ningbedrijf. Ik heb er vanaf het begin, ook in de Commissie voor het Woningbedrijf, voor
gepleit niet tot een paritaire samenstelling te komen. Het verheugt mij zeer dat het college
dat standpunt heeft overgenomen.
De voorzitter heeft gezegd dat de brief van de Huurdersgroepen van het Woningbedrijf
deel uit mag maken van de discussie. Ik heb steeds de indruk gehad dat er toch een goed
en serieus overleg met de huurdersgroepen is gevoerd. Dat de huurdersgroepen, uit het
feit dat zij niet hun zin hebben gekregen in de huurdersparticipatie, afleiden dat het over
leg met hen niet serieus is genomen - dat zou dus uitsluitend het geval geweest zijn als de
commissie en de raad het standpunt van de gezamenlijke huurdersgroepen hadden overge
nomen - verdriet mij zeer.
Kortom, mijnheer de voorzitter, wij gaan akkoord met de verordening zoals die voorligt.
De heer Niemeijer: De Verordening voor huurdersparticipatie bij het Woningbedrijf kent,
zoals de heer Sterk al gezegd heeft, een lange weg. De besluitvorming hierover is reeds ge
start in de vorige collegeperiode. Ik heb nog wat onderzoek gepleegd om te zien waarop die
start is gebaseerd. Het lijkt mij zinvol om daar toch even naar te verwijzen. De thans voor
liggende verordening is mede een gevolg van hetgeen staat in de artikelen 30 en 31 van het
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting, waarin deze instellingen verplicht worden
een goede overlegstructuur met hun huurders op te bouwen en de nodige openheid in hun
beleid te betrachten. Onder het vorige college liep de procedure vast. In de raadsbrief staat
dat er onvoldoende consensus bestond omtrent de inhoud van de verordening. Het overleg
was gewoon niet goed geweest en dat had tot dermate teleurstelling geleid bij huurders en
vervolgens bij de raad dat besloten werd om een en ander toch maar wat beter aan te pakken.
Ondertussen kwam er een nieuw college. Het collegeprogramma zegt ook een aantal dingen
over deze materie. In eerste instantie wordt daarin in het algemeen een aantal uitgangspun
ten geformuleerd over vergroting van zeggenschap van huurders over hun woningIn twee
de instantie wordt opgemerkt dat de democratisering van de woningbouwcorporaties en het
Gemeentelijk Woningbedrijf verder moet worden bevorderdEen en ander schept natuurlijk
verwachtingen. Democratisering staat op zijn minst voor zeggenschap en niet alleen "een goed
stuk overleg". Het woord "zeggenschap" wordt ook al gehanteerd bij algemene bepalingen
over wat huurders over hun wonen mogen zeggen. Er werden verwachtingen gewekt dat
daarmee goed verder gekomen zou kunnen worden.
Inmiddels startte het overleg. Ik moet zeggen dat ook mijn ervaring is dat dat in open
sfeer gebeurd is naar de huurdersgroepen toe. Ik hoop dat de huurdersgroepen dat ook zo
hebben ervaren. Bovendien heb ik dat overleg ervaren als een leerproces - maar ik denk
dat dat voor beide partijen gold -, met name wat betreft de status van de partijen die aan ta
fel zaten. De status van huurders en die van het woningbedrijf. Een en ander uitte zich het
sterkst in de verandering van het denken over de status van de huurdersraad. De huurders-
raad is het orgaan dat fungeert als overlegorgaan tussen huurdersgroepen en wordt door de
Commissie voor het Woningbedrijf ook erkent als overlegorgaan. In eerste instantie was in
de verordening een vrij uitgebreid artikel opgenomen met stringente voorwaarden hoe de
huurdersraad zich diende te organiseren. Gelukkig ontdekten wij dat dat veel te ver ging.
De huurdersraad bestond reeds op zijn eigen manier en diende zich te organiseren. De enige
eis die de Commissie voor het Woningbedrijf kan stellen is dat de huurdersraad moet voldoen
aan eisen van democratie. De huurdersraad zegt zelf ook in een brief dat democratie van on
deraf begint, bij de huurders zelf. Met genoegen heb ik kennis genomen van het feit dat de
passage over de huurdersraad en de daaraan te stellen eisen uit de verordening verdwenen
is.