18 defensiepolitiek bestond niet meer bestaat. Ik ben het dan ook niet eens met de manier waarop b. en w. in hun reactie de vredesbeweging benaderen. In feite wordt gedaan alsof de vredesbeweging niet meer is dan een soort van veredelde anti-kruisrakettenbeweging. Dat doet onrecht aan de vredesbeweging en aan de woorden die ik heb gesproken en die ook van de kant van de PvdA naar voren zijn gebracht. Er is wel degelijk sprake van een volstrekt uit de hand gelopen kernwapenwedloop en een discussie over de Navo en over de militaire strategie - waarbij militaire strategen zelf rollend over de straat gaan omdat zij het vol strekt oneens zijn over wat een goede militaire strategie zou zijn - is wel degelijk noodzake lijk. Ook is een discussie over het meer algemene feit in hoeverre afschrikking wel of niet meer kan in het atoomtijdperk nodig. Iedereen weet dat de discussie hierover in de afgelo pen jaren nogal hoog opgelopen is en het is mijns inziens niet zinvol en ook niet goed te doen alsof die discussie niet bestaat en die niet in deze raad te voeren. Ik constateer dat niet met vreugde. Natuurlijk is het helemaal geen goede zaak dat er in een land zo'n enorme verdeeldheid is over de manier waarop onze "vrijheid" moet worden verdedigd, zodat wij ons met elkaar veilig weten. Dat is een heel serieuze zaak en daarom vind ik het ook niet goed als je net doet alsof die consensus wel zou bestaan en alsof wij het met elkaar eens zouden zijn over de hoofdlijnen van het veiligheidsbeleid. Het probleem is juist dat wij het daarover niet met elkaar eens zijn. De massaliteit van de vredesbeweging toont immers aan dat er niet een kleine minderheid is die bijvoorbeeld de afschrikkingsgedachte aanvalt. Het gaat juist om een heel grote groep in de samenleving. Vandaar de noodzaak om de discussie hierover met elkaar te voeren. Mijns inziens is het dan ook goed dat een aantal fracties daartoe van avond een bijdrage heeft geleverd. Nu over naar de concrete punten. Ten eerste de jumelage. De VVD sluit zich aan bij het commentaar van b. en w. en vertelt daarna meteen dat men überhaupt geen behoefte heeft aan een jumelage, omdat het niet kan. De burgemeester zegt daarentegen gelukkig dat hij wel degelijk een poging wil ondernemen en dat hij een brief zal sturen naar de ambassades van de daarvoor in aanmerking komende Oost-Europese landen. Het lijkt mij goed dat in ie der geval in samenwerking te doen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en zonodig ook met het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), omdat die een lijst voorhanden heb ben waarop op zijn minst 13 gemeenten staan die concrete contacten met een aantal gemeen ten in Oost-Europa hebben. Ik wil niet zeggen dat die contacten allemaal even geweldig lo pen, maar ik wil er mee duidelijk maken dat Leeuwarden niet de eerste gemeente is die een poging in die richting doet en dat er andere gemeenten in Nederland zijn die daarmee al veel eerder zijn begonnen dan wij. Ik hoop dan ook dat de brief naar de ambassades snel weg gaat en dat er niet wordt gewacht op een antwoord van alle Oost-Europese ambassades voor dat er opnieuw in de raad over wordt gesproken. Het vredesfonds moet worden geregeld bij de begrotingen. Ik hoop dat de burgemeester in het college van b. en w. steun krijgt voor het door ons aangedragen idee dat het noodza kelijk is om in de begroting geld uit te trekken voor een vredesfonds. Lukt dat niet dan denk ik dat het noodzakelijk is dat PAL en PvdA dat zelf bij de begroting inbrengen. Als laatste concrete punt de conversie. Ik heb uitdrukkelijk in mijn betoog gezegd dat de PAL-fractie van mening is dat alleen in aansluiting op het initiatief van de vakbonden zelf of van het betrokken personeel kan worden overwogen in hoeverre conversie wel of niet door de gemeente gesteund kan worden. Mochten er door de mensen die in dergelijke fabrie ken werken initiatieven worden genomendan vind ik dat zij de steun van een publiek or gaan alleszins verdienen. Deze mensen verkeren namelijk in een heel moeilijke situatie, om dat hun eigen werkgelegenheid immers in het geding is. Juist omdat het voor deze mensen zo ingewikkeld is, is het goed dat zij steun krijgen van de gemeente die iets van de lokale vredespolitiek wil maken. Onze conclusie is duidelijk. Wij zijn het niet eens met het antwoord dat b. en w. aan het Leeuwarder Vredesoverleg willen geven. Zolang b. en w. op de terreinen die ik verder heb genoemd zelf geen voorstellen formuleren, zal de PAL-fractie daarmee de komende tijd door gaan Wij willen dat de lokale vredespolitiek wel een serieus onderdeel van de gemeentelijke politiek wordt. Mevrouw VIietstra: Ik vind het opvallend dat met name die fracties die vinden dat vrede en veiligheid een rijksverantwoordelijkheid is hier een algemeen politiek verhaal houden waarin zij praten over militaire strategieën, het bestaansrecht van de Navo, enz. Ik vind het verleidelijk daaraan mee te doen, maar ik zal dat niet doen omdat het daar mijns inziens van avond niet om gaat. Waar het om gaat is hoe wij op lokaal niveau uitvoering kunnen geven aan en verder kunnen gaan met de intenties die wij hebben uitgesproken in de moties die in 1982 door de meerderheid van de raad zijn aangenomen en waarin is gezegd dat een kernoor log en een toenemende kernbewapening zinloze zaken zijn en dat het er om gaat een soort tegenbeweging in gang te zetten en daar ook een gemeentelijke bijdrage in te leveren. Van uit die meerderheidsuitspraken zullen wij als gemeente moeten bekijken welke concrete moge lijkheden er zijn om daar blijvend uitdrukking aan te geven. Dat betekent - de heer Duij- vendak heeft het ook al gezegd - een actieve opstelling, niet alleen van b. en w. maar ook 19 van de raad. Voor mijn fractie geldt dat wij daar in ieder geval hard aan mee willen werken. Er is voor mij weinig aanleiding op de opmerkingen van de voorzitter in te gaan, omdat er toezeggingen zijn gedaan die ongetwijfeld later weer aan de orde zullen komen. Ik wil nog wel even ingaan op hetgeen de heer De Beer heeft gezegd namens de VVD- fractie over het vredesonderwijs. Het valt mij op dat de heer De Beer opnieuw vooroordelen meent te moeten uitspreken over vredesonderwijs. Het is niet de eerste keer dat hij dat doet. Hij zegt dat vredesonderwijs niet beperkt mag blijven tot de kernwapenproblematiek. Alsof iemand dat gezegd heeft! In de raadsbrief staat het niet, wij hebben het nooit gezegd en ik heb het andere fracties ook nooit horen zeggen. Hij zegt dat er geen sprake mag zijn van dwang en indoctrinatie. Ik vraag mij zo langzamerhand af waar de VVD deze hardnekki ge opvattingen vandaan haalt en ik zou daarover van de heer De Beer graag een nadere toe lichting willen hebben. Verder zou ik hem willen aanraden onze notitie over vredesonderwijs nog eens te lezen, want daaruit kunnen heel duidelijk onze intenties worden gelezen. Het is zeker niet onze bedoeling om met dwang en indoctrinatie bepaalde opvattingen op te drin gen. Onze bedoeling is juist om mensen te leren op basis van kennis, inzicht en afweging een eigen keuze te maken. De heer De Beer: Het zal duidelijk zijn dat wij het niet eens zijn met hetgeen door de woordvoerder van PAL is gezegd. Ter geruststelling van hem moet ik zeggen dat wij niet ongerust worden. Wij zijn nog steeds van mening dat wij ons moeten conformeren aan uit spraken van het parlement en dat wij daar niet doorheen moeten fietsen, hetgeen PAL wel voorstaat. Mijn tweede opmerking is dat ik heb gezegd dat de meerderheid van het parlement de Navo als uitgangspunt heeft genomen. Ik heb echt niet gezegd dat een discussie over dit feit niet mag worden aangegaan. Ik heb alleen geconstateerd dat zo'n discussie hier niet thuis hoort en dat dat in het parlement behoort te gebeuren. Het blijkt dat er wat betreft het fonds voor vredespolitiek al een nauwe samenwerking tussen PAL en de PvdA bestaat. Wij zullen de voorstellen daaromtrent afwachten. Ik heb over het vredesonderwijs het volgende gezegd. Ik constateer geen indoctrinatie, ik heb alleen gezegd dat het dat niet moet worden. Wij moeten dat te allen tijde voorkomen. Bij verschillende voorbeelden in de Commissie voor het Onderwijs heb ik ook gezegd dat, als men wil overleggen wat betreft de ontwikkeling van de leer- en lesstof, alle groeperingen moeten worden ingeschakeld en niet alleen die groeperingen die tegen bepaalde onderdelen zijn. Een en ander moet ruim worden gezien. Mijn angst is - dat is ook de bedoeling geweest van mijn opmerking - dat een en ander te eenzijdig gebeurt. Het is gewoon een waarschu wing voor datgene waarvoor wij eventueel in de toekomst enige angst hebben dat het wel ge beurt. De heer Buurman: Ik dacht dat het goed was de zaak van de Navo in het juiste licht te plaatsen, omdat daarover vaak veel onbegrip is. Dat ten eerste. In de tweede plaats is het zo dat ieder mens een beetje ijdel is, dus ik ben dat ook. Ik ben wat verbaasd over de lof die de heer Duijvendak over mijn betoog heeft uitgesproken, zij het dat het het tegenover gestelde was van hetgeen hij beweerd heeft. Hij heeft het ook nog even over de jumelage gehad en over inschakeling van de VNG of het IKV. Ik zou hem eraan willen herinneren dat de heer Mient Jan Faber indertijd aan de grens geweigerd is. Ik bedoel maar: Hoe moet dat nou? Tot slot nog iets over de offensieve bedoelingen. De heer Duijvendak kan geen antwoord meer geven, misschien per interruptie, maar misschien kan hij nog even verduidelijken wat hij bedoelt met zijn uitlating dat het Nederlandse volk zich moet realiseren dat er sprake is van offensieve bedoelingen. (De heer Niemeijer: In de bijbel staat dat je het 7 x 70 maal moet proberen. Mient Jan Faber heeft het nog maar 1 x geprobeerd en nu gaan wij het nog een aantal malen proberen. Misschien begrijpt u het zo beter.) Dat heeft geen enkele zin gehad, dat hebt u wel gezien. Ik zou van de heer Duijvendak toch nog graag willen verne men hoe dat nou zit met die offensieve bedoelingen. (De Voorzitter: Misschien kunt u dat in de koffiepauze doen. Mevrouw De Jong: Ik kan heel kort zijn. Ondanks de bezorgdheid die er bij ons allen, zowel bij de fracties als bij het college, leeft wil ik toch mijn grote vreugde uitspreken over het feit dat wij hier in deze raadzaal in alle vrijheid en in alle openheid zoveel verschillende standpunten naar voren kunnen brengen. Ik zou willen dat dat op meerdere plaatsen moge lijk was, hetgeen naar mijn gevoel een grote bijdrage zou leveren aan een werkelijke vrede. De Voorzitter: Ik zou mijzelf geweld aandoen als ik nu zou gaan vertellen dat ik nog breedvoerig op alles moet ingaan. Ik constateer dat u vooral onderling hebt gediscussieerd. Ik geloof niet dat er van mijn kant nog iets heel wezenlijks kan worden toegevoegd aan dat gene wat reeds in eerste termijn is besproken en toegezegd. Aan de orde is de stemming.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 10