24 - dat op grond van de feiten geen der beide instellingen aanspraak kan maken op de betiteling "representatief voor de Leeuwarder gemeenschap constaterende, zonder de kwantiteit als primair uitgangspunt te ne men, dat de omroepvereniging Aquarius beschikt over een bredere vertegenwoordiging van diverse groeperingen vanuit de Leeuwar der gemeenschap dan de LOS en dat Aquarius op grond daarvan aangemerkt kan worden als meest representatief besluit het bovenstaande te berichten aan de minister van WVC." De motie is mede-ondertekend door de heer De Beer. Ik dien deze motie in om de redenen die ik zojuist heb uitgelegd, maar ook nog om een andere reden. Mevrouw De Jong zegt dat de raad zich, als vanavond geen beslissing wordt genomen, een brevet van onvermogen verleent. Het is inderdaad zo dat men zich, als men alle zaken goed weet en goed kan beoordelen en toch geen besluit neemt, een brevet van on vermogen geeft. Er is echter verzuimd - ik heb dat in het begin van mijn betoog aange toond - het woord "representatief" te omschrijven. Soms moeten er vanwege een bepaald haastwerk knopen worden doorgehakt, maar in dit geval ben ik het daar niet mee eens. Ik vind dat er meer recht moet worden gedaan aan de andere instelling, die toch ook opteert en ook een bepaalde achterban heeft. Ik wil ook nog even een notitie in herinnering brengen die wethouder Heere heeft gemaakt met mensen van het ministerie van WVC. Daarin staat dat, indien de gemeente niet bereid of niet in staat is - ik vind dat wij niet in staat zijn om goed te stellen wie representatief is - zo'n advies uit te brengen, de minister besluit. Dan zal de minister een aantal afwegingen maken, waarna een van de twee organisaties de zend machtiging krijgt. De organisatie waaraan de zendmachtiging niet wordt verleend kan hier tegen bezwaar aantekenen op grond van de Wet Arob, aldus de mensen van het ministerie. Op de opmerking dat een en ander wel erg lang gaat duren kan ik zeggen dat ik vind dat recht best lang mag duren. Het is niet zo dat wij ons nu gehaast moeten voelen en maar een beslissing moeten nemen omdat men al zo lang bezig is geweest. Ik weet ook best wie het meest actief is geweest, maar daar gaat het mij niet om. Het gaat er mij om wie representa tief is voor de Leeuwarder gemeenschap en dat kunnen wij zo niet bepalen, aangezien daar geen uitgangspunten voor zijn. De heer Heere (weth.Ik denk dat ik er goed aan doe de diverse achtereenvolgende spreeksters en sprekers maar op de voet te volgen in hun betogen. Dan kom ik vanzelf bij enkele kwesties die door meerdere sprekers aan de orde zijn gesteld. Mevrouw Jongedijk heeft gezegd dat volgens haar fractie lokale omroep een goede en noodzakelijke aanvulling is op het bestaande informatiepakket zoals wij dat in Leeuwarden kennen. Die uitspraak hadden wij als raad in principe vorig jaar ook al gedaan. Als wij toen hadden gevonden dat dat niet het geval was, dan waren wij niet zover gekomen als wij nu zijn. Wij hebben toen gezegd dat wij lokale omroep in principe een goede zaak vinden en daarmee verder willen. Mevrouw Jongedijk heeft ook gezegd dat zij van mening is dat een lokale omroeporganisatie een zo breed mogelijk samengestelde achterban moet hebben. Dat is het college met haar eens. Zij heeft daarbij aanhakend gezegd dat het haar liever ware ge weest als de twee kandidaten, Aquarius en LOS, bij elkaar hadden kunnen worden gebracht. Uit het feit dat ik in meerdere gesprekken, zowel met de afzonderlijke kandidaten als met hen gezamenlijk, heb geprobeerd om ook tot dat punt te komen, moge blijken dat ook het college het wat dat betreft met mevrouw Jongedijk en andere sprekers eens is. Ik betreur het ook dat het niet gelukt is om hen bij elkaar te brengen. Als ik antwoord geef op de vra gen van de heer Buurman ga ik nog wel even in op deze kwestie als zodanig. Bij beide clubs, zo brengt mevrouw Jongedijk naar voren, zijn waardevolle elementen aanwezig. Dat is juist. Zij doet dan ook een oproep aan beide organisaties om nog eens te kijken of er op een of andere manier tot samenwerking zou zijn te komen. Tenslotte doet zij op Aquarius, als deze de zendmachtiging zou krijgen, een beroep om zich niet als de grote winnaar te gedragen maar de ander ruimhartig tegemoet te treden. Ik heb overigens enige aanleiding te veronderstellen dat men die laatste houding wel wil aannemen, want in de ge sprekken die ik tot nu toe met de diverse kandidaten heb gevoerd is met name van de kant van Aquarius steeds gesproken over "de uitgestoken hand". Men heeft in feite dat aanbod al gedaan. De partner kon daarop echter, om hem moverende redenen, niet ingaan. Dan de vraag: Als wij niet beslissen, wat dan? Als wij niet beslissen, dan beslist de mi nister. Dat staat als een paal boven water, dat heb ik zowel mondeling ten departemente als ook schriftelijk een- en andermaal vernomen. U weet dat er een brief is van 24 april van dit jaar, waarin de minister ons vraagt een uitspraak te doen. Daarin zegt hij dat hij, zodra hij de adviezen zal hebben ontvangen, een beslissing zal nemen. Daar spreekt ook al een zekere haast uit. Bovendien is er inmiddels een afschrift van een brief van 13 juni binnengekomen, gericht aan Aquarius, waarin staat: "Mocht de gemeenteraad op 24 juni evenwel geen advies hebben uitgebracht, dan zal ik opnieuw overwegen of ik al dan niet zal overgaan tot 25 Ik ben ervan overtuigd dat, als wij nu niet een beslissing nemen, de minister dat voor ons zal doen. Ik vind dat echter eigenlijk niet eens het meest doorslaggevende argument. Ik vind het meest doorslaggevende argument het feit dat wij - meerdere sprekers hebben daar op gewezen - na een vrij veel tijd vragende procedure, die alle kenmerken van zorgvuldig heid in zich heeft geborgen en alle kansen heeft geboden aan iedereen die daar maar aan mee wilde doen, best tot een goed oordeel kunnen komen. Dat dat op enig moment betekent dat er een keuze moet worden gemaakt is in deze raad toch een zaak waar wij eigenlijk als een soort routine mee om zouden moeten gaan, want wat doen wij ooit anders dan keuzes ma ken. Mijns inziens kan die keuze, op grond van de argumentatie die overigens door meerde re sprekers is onderschreven, heel goed worden gemaakt. Ik zou er dan ook namens het college nogmaals sterk op willen aandringen dat die keuze nu wordt gemaakt. Het is voor de kandidaten, die nu al zo lang bezig zijn om hun activiteiten daarop af te stemmen, zo lang zamerhand toch wel tijd nu eens te weten waar ze aan toe zijn. De heer Van der Wal heeft gezegd dat wij een zorgvuldige procedure hebben gevolgd, maar is nog eens ingegaan op de kwestie van het facilitaire bedrijf. Daarbij heeft hij gespro ken over de zogenaamde paraplufunctie en gezegd dat de uitdrukking "journalistieke eind verantwoordelijkheid" hem wat eng voorkomt. Ook hij heeft in dat opzicht een beroep gedaan op Aquarius om een en ander ruim te interpreteren. Ik heb over dat punt nog niet met Aquarius gesproken. Het wordt nu door de heer Van der Wal zo expliciet aan de orde ge steld. Het college is wel bereid deze oproep, voorzover die nog niet in de ontvanger van de toekomstige zendgemachtigde zou zijn ontvangen, door te geven aan het bestuur van Aqua rius en daardoor te bewerkstelligen dat deze ruimere interpretatie, die de heer Van der Wal wenst, wordt gevolgd. De heer Van der Wal wil geen uitstel, want dan beslist de minister. Bovendien voegt hij daaraan een element toe, waaraan hij gelijk heeft, namelijk het juridische element dat Aqua rius recht heeft op een beslissing en bij eventueel ontbreken daarvan zelfs een Arob-proce- dure zou kunnen starten die de beslissing dan zou afdwingen. Ik vind dat het de raad van Leeuwarden eigenlijk niet past om op die manier te werk te gaan. De heer Van der Wal besluit zijn betoog met de opmerking dat hij hoopt dat de erg opge schroefde verwachtingen bewaarheid zullen worden. Ik denk dat hij die verwachtingen in ie der geval niet uit de raadsbrief kan afleiden, maar ik neem aan dat hij die afleidt uit andere publikaties. Ik help het hem hopen. De heer Boelens is nog eens ingegaan op de bemiddelingspoging en heeft in dat opzicht gesproken van een patstelling. Uit de schaakwereld is mij bekend dat het dat juist niet is, want bij een patstelling is de partij technisch geëindigd met als resultaat remise, waarna een nieuwe partij kan worden begonnen. Dat is in dezen nu juist niet het geval. Wij zijn op het ogenblik bezig met het uitspelen van een afgebroken partij en ik denk dat na de stemmingen op een gegeven moment de arbiter wel zal uitmaken wie de beste stelling had. (De heer Van der Wal: Er staat nu één partij schaak, misschien wordt hij "mat" gezet.) Ik begrijp dat de heer Van der Wal en ik - maar dan op een ander moment, zou de voorzitter wellicht zeggen - nog eens op dat punt moeten ingaan. De heer Boelens heeft gezegd dat er geen uitspraak wordt gedaan over het kostenas pect. Dat is juist, in die zin dat er in de raadsbrief wel op wordt gewezen dat wij daarover een tentatieve uitspraak hebben gedaan en spreken over een bedrag van maximaal f. 25.000,nader in te vullen via de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening. Ik begrijp dat de heer Buurman, gelet op de naam van een van de kandidaten, het woord "water" in de mond komt. Toch denk ik dat zijn citaat over het water dat zo diep was een element van onjuistheid bevatwant dat water dat zo diep was komt uit het gedicht van de Koningskinderen en begint met: "Zij hadden elkander zo lief, zij konden elkander niet krijgen, want het water was veel te diep." Van die liefde is mij in de gesprekken niet zo veel gebleken, dus in dat opzicht geloof ik dat het citaat van de heer Buurman niet erg juist is. Hij zal er wel mee bedoelen dat er een onoverbrugbare kloof was en ik heb al gezegd dat dat wordt betreurd. Ik ben het met de heer Buurman eens dat mijn rol in de bemiddelings poging betrekkelijk delikaat was, in die zin dat ik geen pressie mocht uitoefenen en mij als een objectieve derde, overigens met een inzet die bekend is - die inzet staat in de brief die ik heb gestuurd aan de twee kandidaatzendgemachtigden -, moest opstellen. Ik vind met de raad dat een zo breed mogelijk draagvlak gewenst is en dat was ook de reden waarom ik dat gesprek wilde voeren. De heer Buurman heeft ook gezegd dat hij naar aanleiding van uitlatingen van de LOS heeft geconstateerd dat deze stichting ook wel een vereniging zou willen zijn. Ik vraag mij overigens af waarom men dan een stichting in het leven roept, maar goed, dat maakt wellicht de gang te zijner tijd naar een vereniging toe ook niet onoverkomelijk. (De heer Buurman: Dat heeft de LOS mij verklaard.) Ik accepteer dat. De heer Buurman merkt vervolgens op dat zijn voorkeur naar de LOS uitgaat. Het zal duidelijk zijn dat wij als college een andere keuze maken. Mevrouw De Jong komt in feite tot dezelfde opmerkingen, namelijk dat uitstel niet moge- Djk is en dat het vermijden van die keuze een brevet van onvermogen zou zijn. Zij doet ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 13