26
volgens nog een oproep aan beide partijen om tot samengaan te komen. Ik denk dat die op
roep zo langzamerhand luid en duidelijk zal zijn overgekomen en dat dat voldoende moet zijn.
De heer Bijkersma en ook de heer Buurman zegt dat politieke invalshoeken hier geen
rol spelen.
Hetgeen de heer Bijkersma naar voren brengt over de objectiviteit vind ik wel wezenlijk
in zijn opmerkingen. Overigens ben ik het er niet mee eens, maar daar kom ik straks wel
op. Hij zegt dat de minister had moeten omschrijven wat representativiteit is. Het is zijn
goed recht om dat te vinden, maar merkwaardigerwijs hebben wij een jaar geleden als raad
vastgesteld wat wij daaronder willen verstaan. Daaraan is toen door de heer Bijkersma ruim
hartig meegewerkt. Er is toen een zestal criteria geformuleerd, op grond waarvan wij zou
den moeten toetsen wat representativiteit is. Er werd toen al geconstateerd dat de minister
daarin een zekere ruimte liet. De heer Boelens heeft er op gewezen dat dat het kenmerk van
decentralisatie is, namelijk dat je zelf mag uitmaken wat je onder iets verstaat. Die criteria
zijn toen getoetst, waarbij noch de dikke noch de dunne Van Dale is gebruikt. Ik vind dat
ook niet nodig, wij hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid en daar hebben wij mee
gewerkt.
Dan de kwestie van meer, minder, meest, zal ik maar zeggen. De heer Bijkersma heeft
inderdaad in de werkgroep gezegd dat hij zich alleen kan vinden in een afweging van beide
instellingen. Een en ander is ook in het advies van de werkgroep tot uitdrukking gekomen.
Het is wel zo dat het college, ondanks het feit dat ik voorzitter van de werkgroep was, een
eigen verantwoordelijkheid heeft, namelijk de verantwoordelijkheid om met dat advies naar
de raad toe een voorstel te formuleren. Dat hebben wij dan ook gedaan. Het advies van de
werkgroep daarbij betrekkend hebben wij gezegd dat wij, alles afwegende, vinden dat wij
tot deze keuze moeten komen. Met andere woorden, het college gaat nog iets verder dan de
werkgroep heeft geadviseerd. Dat is ook de bevoegdheid en mijns inziens zelfs de plicht van
het college en ik zie geen discrepantie tussen het een en het ander. Dat de uitkomst de heer
Bijkersma minder bevalt is mogelijk. Overigens wijs ik er op dat in het ontwerp-besluitzo
als u dat is voorgelegd, te lezen staat: "De raad der gemeente Leeuwarden, gelezen het
voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juni 1985 (bijlage nr. 214)...." Die bijlage
betreft de raadsbrief en daarin komt de passage die de heer Bijkersma bedoelt wel degelijk
voor. Met andere woorden, bij het besluit dat wij straks nemen behoort de tirade die hij zo
ongaarne daarin mist en ik vind dan ook dat zijn motie op dat punt daarom overbodig is.
Als de heer Bijkersma dan tenslotte spreekt over "haastwerk", dan begrijp ik het niet
meer. (De heer Bijkersma: Dat heb ik niet gezegd.) Ik heb dat uit uw mond genoteerd. (De
heer Bijkersma: Ik heb dat woord in een andere context gebruikt.) Ik schrijf dat gewoon op
als u dat zegt, want ik moet antwoord geven. (De Voorzitter: In tweede termijn zal de heer
Bijkersma wel verduidelijken wat hij bedoelt.) De heer Bijkersma voegt er nog aan toe dat
recht best lang mag duren. Ik heb dat niet weersproken en ook in de raadsbrief is een der
gelijke passage niet opgenomen. Wij zijn hiermee dan ook gauw klaar. Het is geen haastwerk
geweest en ik wil de opmerking van de heer Bijkersma dan ook concreet ontkennen. Mijns
inziens hebben wij er eigenlijk erg lang over gedaan, hetgeen naar ik hoop heeft bijgedra
gen aan de kwaliteit van de beslissing die wij nemen. Ik wil de opmerking met betrekking tot
het zijn van haastwerk, tenzij de heer Bijkersma die nu heeft ingetrokken, in ieder geval
bestrijden
Concluderend denk ik dat wij vanavond, als wij de beslissing nemen zoals die door het
college aan de raad wordt voorgesteld, een zaak hebben afgerond die al geruime tijd op af
doening wachtte. Ik zou zeggen: over en uit!
Mevrouw Jongedijk-WellesHet antwoord of de conference, zou ik bijna willen zeggen,
van de wethouder geeft mij geen aanleiding tot nadere opmerkingen. Wij zijn het eigenlijk
helemaal met elkaar eens.
Dan nog een reactie op de motie van de VVD. Wij vinden gewoon dat wij vanavond moe
ten beslissen en wij voelen dan ook niets voor deze motie.
De heer Van der Wal: Om in stijl te blijven: Roger.
Even over de motie van de VVD. Wij vinden het een flauwe ontwijking van een keuze en
wij stemmen in met de overbodig-verklaring van de motie zoals die gemotiveerd is door de
wethouder.
De heer Boelens: Ook wij vinden dat de motie van de VVD overbodig is.
De heer Buurman: De wethouder zegt dat wij hier politiek bezig zijn. Dat is wel logisch,
maar het gaat er mij om dat er naar mijn gevoelen - ik denk overigens dat andere sprekers
dat ook vinden - aan deze kwestie geen politieke aspecten zitten.
De heer Van der Wal heeft nog gesproken over het beleidsbepalend orgaan en de journa
listieke eindverantwoordelijkheid. De wethouder is hier ook op ingegaan. Ik wil er aan her
inneren dat een en ander ook al ter sprake is geweest op 10 september 1984 toen wij de cri
27
teria bespraken. Toen wij het hadden over een beleidsbepalend orgaan in verband met de
Pinksterbeschikking heb ik gezegd: "Dit neemt mijns inziens niet weg dat derden ernaar
kunnen streven zoveel mogelijk autonoom te zijn wat de inhoud van de uitzendingen betreft.
Zij hebben het immers, qua vertegenwoordiging in de lokale omroep, in de hand of beleids
bepaling eng of ruim moet worden geïnterpreteerd. De term "formele journalistieke eindver
antwoordelijkheid" laat mijns inziens ruimte een zekere nuancering aan te brengen in dat or
gaan door de invloed van derden, door het getal dus." Dus wat dat betreft sluit ik mij aan
bij de heer Van der Wal. Of hij bij mij natuurlijk, dat kan ook.
Mevrouw De Jong: Een reactie op de motie van de VVD. Ik heb de heer Bijkersma horen
spreken over "haastwerk". Ik moet zeggen dat het haastwerk, zoals het nu voor ons ligt,
een lange tijd in beslag heeft genomen en ik vind dat het zeer gedegen is gebeurd. Ik sluit
mij aan bij dit haastwerk, liever dan bij de motie van de VVD, want ik vrees dat in dat ge
val een kronkelweg wordt bewandeld waarvan het eind bij lange na nog niet in zicht is. Bo
vendien ben ik van mening dat wij als raad waar mogelijk zelf moeten besluiten. Wij hebben
ons uitgesproken voor Aquarius als zijnde meest representatief, dus ik heb geen enkele be
hoefte aan de motie van de VVD.
De heer Bijkersma: Ik wil eerst reageren op het woord "haastwerk" dat hier opeens zijn
intrede doet en waarmee door de wethouder op een beetje een ludieke wijze wordt omgegaan.
Ik zal best het woord haastwerk hebben gebruikt, maar daarmee heb ik willen zeggen dat ik
mij niet laat dwingen door haastwerk. Ik heb er zeker niet mee bedoeld te zeggen dat de
procedure die aan een en ander vooraf is gegaan haastwerk is geweest. Ik heb er immers
zelf aan meegewerkt! Het is naar mijn gevoelen zeer gedegen gebeurd. Ik zal mijn eigen
werk niet veroordelen, daar zult u mij niet toe krijgen.
De wethouder zegt dat destijds is vastgesteld wat moet worden verstaan onder repre
sentatief. Akkoord, maar dat wil nog niet zeggen dat ik het dan ook met de einduitkomst
eens moet zijn. Ik wil het volgende uit de notitie van de werkgroep citeren: "Beide organi
saties achten zich in zekere zin representatief voor de Leeuwarder gemeenschap getuige bei
der aanvraag voor een zendmachtiging. Gelet op het feit dat zowel de LOS als Aquarius zich
beroept op een specifieke achterbanzou kunnen worden gesteld dat geen van beiden als
volledig representatief kan worden aangemerkt." Dat is een citaat uit een door het college
gepresenteerde notitie. De wethouder kan niet zeggen dat ik niet meer weet wat vroeger is
gesteld. De kwestie met betrekking tot de representativiteit weegt bij mij erg zwaar. Aqua
rius heeft meer aanhang dan de LOS, maar dat houdt nog niet in dat zij ook representatief
is voor de Leeuwarder gemeenschap. Ik versta tenminste iets anders onder representatief e
het is mijn goed recht om dat te vinden. Ik blijf er dus bij dat aan de minister moet worden
gemeld dat wij een van de twee organisaties het meest representatief vinden. Ik vind dat in
het besluit niet terug. De wethouder zegt dat het wel in de raadsbrief staat, maar ik denk
dat de minister zal afgaan op het besluit, waarin staat dat "de lokale omroepvereniging
Aquarius representatief geacht wordt voor de Leeuwarder gemeenschap." Alle sprekers
hebben echter gezegd Aquarius het meest representatief te vinden, maar zij onderschrijven
een besluit waarin het woord "meest" niet voorkomt. Daar ben ik het niet mee eens en dat
houd ik staande. Ik kan mij best voorstellen dat de wethouder op min of meer ludieke wijze
enkele door mij genoemde zaken tracht te weerspreken, maar dat houdt nog niet in dat het
goede argumenten zijn en daar wil ik dan ook maar niet verder op ingaan. Ik blijf er bij dat
ik vind dat er in dezen geen duidelijke uitspraak van de raad wordt gevraagd welke organi
satie nu werkelijk representatief is voor Leeuwarden. Dat is ook de reden waarom wij een
motie hebben ingediend. Daarin wordt namelijk gesteld dat een keuze wordt gemaakt wie het
meest representatief is.
De heer Heere (weth.Ik denk dat ik alleen nog op de tweede instantie van de heer
Bijkersma hoef in te gaan, want verder zijn er geen opmerkingen gemaakt die aanleiding ge
ven tot een reactie van mijn kant.
De heer Bijkersma zegt dat de uitspraak "Aquarius is representatief" niet de bedoeling
kan zijn geweest. "Ik kan het weten, want ik heb er zelf aan meegewerkt", aldus de heer
Bijkersma. (De heer Bijkersma: Dat heb ik niet gezegd. Altijd worden mijn woorden anders
gebruikt! Ik heb niet gezegd dat het haastwerk geweest is.) Ik vind, mijnheer Bijkersma,
dat u zo langzamerhand optimaal onduidelijk bent. Ik heb echt serieus geprobeerd een ant
woord op uw vragen te geven. Daaraan wil ik nog één argument toevoegen, want ik ga maar
niet in op al die onduidelijke woordenspelletjes. De minister heeft in zijn brief van 24 april
aan ons onder andere het volgende gezegd: "Tevens stel ik het op prijs de overwegingen te
vernemen die tot het advies hebben geleid." Nou, de minister krijgt daarvoor de complete
raadsbrief, waarin alle overwegingen zeer uitvoerig zijn vermeld, toegezonden. Ik denk dat
de minister dan mans genoeg is om niet alleen, zoals de heer Bijkersma suggereert, het be
sluit te lezen, maar de daaraan gehechte stukken tevens tot zich neemt. Dan weet hij pre
cies wat de raad van Leeuwarden daarvan gevonden heeft. En dat lijkt mij ruim voldoende.