44
ring of een te hoge uitkering wordt ontvangen, een onderzoek moet worden ingesteld en
moet worden ingegrepen.
De heren Heere (weth.) en Nestra hebben inmiddels de vergadering verlaten.
Mevrouw De Jong: Ik kan kort zijn, mijnheer de voorzitter. Wij hebben hier te maken
met een wetgeving waarvan van te voren vaststond dat die met erg veel moeite is uit te voe
ren. Wat erger is: wat zijn de gevolgen voor de uitkeringsgerechtigden? Die zijn ronduit
rampzalig. De heer Buurman heeft een pleidooi gehouden voor de gezinnen. In dat pleidooi
had ik ook graag betrokken willen zien de positie van de alleenstaande oudergezinnen, want
die zijn er ook helaas veel. Die positie dreigt door deze maatregel uitelkaar te worden ge
slagen. Ik denk dat wij daar wel even bij mogen stilstaan, want dat is niet niks. Wij kunnen
daar natuurlijk gemakkelijk over heen lopen, maar het gaat wel om een zaak waar velen op
dit ogenblik mee worden geconfronteerd. Het is erg bitter om een en ander in deze maat
schappij anno 1985 te moeten aanvaarden. Ik denk dat dat niet te aanvaarden is.
Ik betuig al mijn instemming met en heb alle waardering voor de voorliggende raads-
brief
Tot slot wil ik opmerken dat ik alle uitkeringsgerechtigden een creatieve wetsuitleg toe
wens, want juist dat hebben zij met deze maatregelen heel erg hard nodig.
Mevrouw Vlietstra: Op pagina 11 van de raadsbrief over de beleidsuitgangspunten met
betrekking tot woningdelers en economische eenheden in het kader van de ABW staat: "Nu
deze regeling eenmaal is ingevoerd, zijn wij gehouden haar uit te voeren." Helaas moeten wij
deze constatering delen. Ondanks de principiële en praktische bezwaren die van vele kanten
zijn ingebracht heeft de staatssecretaris, daarin gesteund door de meerderheid van de
Tweede Kamer, gemeend deze maatregel te moeten invoeren. Daarmee zijn de gemeenten in
derdaad gehouden deze uit te voeren. Dat neemt niet weg dat het om een slechte maatregel
gaat. Wij zijn blij dat het college daar duidelijk stelling over inneemt.
Enerzijds gaat het principieel om een slechte maatregel. De maatregel druist in tegen de
"all-in systematiek" van de ABW. Nu worden mensen met een woonvoordeel gepakt. Wie is de
volgende groep? Mensen met een volkstuintje wellicht of mensen die op een andere manier
een "voordeeltje" hebben? Mogen zij alstublieft? Een principieel bezwaar is ook de verder
gaande inbreuk op de privacy van de burger. Bovendien druist de maatregel in tegen de
maatschappelijke ontwikkelingen, die ontegenzeggelijk gaan in de richting van een steeds
grotere individualisering. Deze wet doet het tegendeel. Het gezinsdenken, de zorgplicht en
daarmee de afhankelijkheid van mensen ten opzichte van elkaar worden versterkt. De finan
ciële consequenties zijn zo mogelijk nog schrijnender. De financiële positie van uitkeringsge
rechtigden wordt verder aangetast, met name van diegenen die geen mogelijkheid hebben de
maatregel op legale wijze te ontduiken. Ik doel dan met name op gezinnen met thuiswonende
meerderjarige of verdienende kinderen.
Een slechte maatregel dus. De uitvoeringspraktijk die het college voorstelt en waar wij
ons in grote lijnen in kunnen vinden kan en mag dat niet verhullen. In die zin heb ik ook
grote moeite met de opstelling van de CDA-fractie in de Commissie Volksgezondheid en Maat
schappelijke Dienstverlening. Die fractie stelde daar min of meer dat het er niet toe doet wat
je van de maatregel vindt, je hebt die slechts uit te voeren. Alsof het een los te koppelen is
van het ander. Voor ons in elk geval niet. Uitspreken dat je het een onterechte maatregel
vindt betekent tegelijkertijd dat je de verantwoordelijkheid op je neemt de maatregel zo uit
te voeren dat de pijn voor betrokkenen zoveel mogelijk wordt verzacht. De heer Jansma
heeft daar vanavond nog aan toegevoegd dat hem de bezwaren tegen de maatregel allemaal
wat overdreven voorkomen. Ik begrijp eerlijk gezegd niet goed waar hij dat op baseert.
B. en w. nemen met betrekking tot de uitvoering duidelijk stelling en stellen maatregelen
voor die onze instemming hebben. Ik wil op deze plek alleen volstaan met de belangrijkste
maatregelen te noemen. Wij zijn het van harte eens met wat op pagina 3 van de raadsbrief
gezegd wordt, namelijk dat de overheid de burger zoveel mogelijk de keuze moet laten hoe
deze zijn of haar leven inricht en, daaraan gekoppeld, dat dat betekent dat onder meer bij
de regelgeving op het gebied van sociale zekerheid en bij de belastingwetgeving de burger
als individu moet worden beschouwd.
Op pagina 5 van de raadsbrief zegt het college: "Gegeven dit wettelijk kader menen wij
er goed aan te doen in het vervolg de grootst mogelijke duidelijkheid te verschaffen over de
maatstaven welke worden aangelegd voor de beoordeling van de leefsituatie en over de wijze
van onderzoek daarnaar." Ook hiermee zijn wij het van harte eens. Bovendien vinden wij
dat het college dat op de meeste punten ook op een juiste wijze heeft uitgewerkt.
Het college geeft een definitie van een economische eenheid en een voor deur deler. Het
enige criterium bij de bepaling of iemand een economische eenheid is is de feitelijke financië
le vormgeving van de relatie. Dat is iets waarmee wij het van harte eens zijn, omdat alle an
dere elementen die een rol spelen in een relatie er in dit verband niets toe doen. Tijdens de
behandeling van deze materie in de commissie hebben wij opgemerkt dat nog steeds niet heel
45
duidelijk is op basis van welke concrete criteria wordt beoordeeld of iemand inderdaad een
economische eenheid is. De wethouder heeft toegezegd die criteria nader uit te zullen wer
ken en openbaar te maken. Wij zullen daar op een ander moment op terug komen. Hetzelfde
geldt voor de instructie van opsporingsambtenaren die volgens de toezegging van de wet
houder eveneens besproken zal worden in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale
Dienst.
Ik wil nog wel even ingaan op hetgeen bovenaan op pagina 6 van de raadsbrief vermeld
staat. De heer Siemonsma heeft dat ook gedaan. Er staat: "Op grond van de jurisprudentie
zijn wij gehouden om het bestaan van een economische eenheid te veronderstellen in geval
personen na ontbinding van hun huwelijk op hetzelfde adres blijven wonen of opnieuw op
één adres gaan (samen)wonen. Voor personen die eerder met elkaar een economische eenheid
hebben gevormd geldt eenzelfde redenering." Wij hebben moeite met dit punt. Eigenlijk zou
den wij ons wat dit betreft willen aansluiten bij de kritiek die door de organisaties van uit
keringsgerechtigden aan ons gericht is. Die stellen naar mijn idee terecht dat door de in
voering van de woningdelersregeling een nieuwe situatie is ontstaan, die het mogelijk maakt
om de bestaande jurisprudentie wellicht aan te vechten. Wij zouden er bij het college op aan
willen dringen dat ook inderdaad te doen, omdat "eens een economische eenheid altijd een
economische eenheid" ons inziens niet past in het beleid gericht op individualisering.
Tenslotte wil ik nog een aantal punten benadrukken. In de eerste plaats een actieve
voorlichting. Schriftelijk, in de pers, maar vooral ook in het directe contact met cliënten. In
de tweede plaats de door het college voorgestane goede en grondige evaluatie. Niet alleen
met betrekking tot knelpunten rond de invoering, maar vooral ook gericht op het verkrijgen
van inzicht in de financiële gevolgen van deze maatregel voor verschillende groepen uitke
ringsgerechtigden. In de derde plaats wil ik er voor pleiten om vooral aan ambtenaren die
de maatregel moeten uitvoeren duidelijk richtlijnen te gevenomdat bedenken van een zo
goed mogelijk beleid één zaak is, maar de wijze van uitvoering in feite veel belangrijker is.
De heer Kessler (weth.): Ik zal ter wille van de tijd niet ingaan op de standpunten van
het college, want die staan duidelijk genoeg in de raadsbrief. Ik zal voornamelijk ingaan op
de gemaakte opmerkingen, de gevraagde verduidelijkingen en de kritiek.
De heer Siemonsma twijfelt eraan of de in de raadsbrief genoemde criteria voor iedereen
voldoende duidelijk zijn. In de commissievergadering heb ik al gezegd dat de sociale dienst
momenteel bezig is met het maken van een soort uitvoeringsnotitie, die bestemd is voor de
betreffende ambtenaren. Voor heel veel maatregelen gebeurt iets dergelijks. Ik heb toen ook
toegezegd dat ik die notitie, waarin de uitvoeringsinterpretaties aan de orde komen, zal be
spreken in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst.
Ik sla even het thema "eens een economische eenheid altijd een economische eenheid"
over. Ik kom daar straks op terug.
De heer Siemonsma heeft gezegd dat hetgeen onderaan op bladzijde 6 van de raadsbrief
staat onduidelijk is voor hemHij heeft in dat verband een uitspraak aangehaald van de
heer De Boer over vliegreizen naar Spanje. De uitspraak van de heer De Boer slaat niet op
economische eenheden, maar slaat meer op een algemene situatie. Er hoeft op zich zelf dan
helemaal geen sprake te zijn van een samenlevingsverband. Overigens, voor de goede orde,
vliegreizen naar Spanje moeten strikt formeel gezien, indien die worden betaald door een an
der, door iedereen die een uitkering krijgt gemeld worden.
Bladzijde 7 van de raadsbrief onderaan. Er is gevraagd wat de criteria betreft om aan te
sluiten bij de Wet op de tweeverdieners. Gaan wij dezelfde interpretatie toepassen zoals dat
ook in die wet gedaan wordt voor wat betreft het criterium "voeren van een gezamenlijke
huishouding"? Ik kan daar op dit moment geen oordeel over geven. Ik denk dat dit een van de
punten is die in genoemde uitvoeringsnotitie aan de orde zal moeten komen. Op zich zelf is
er natuurlijk veel voor te zeggen om in de wetsuitleg van de overheid zoveel mogelijk dezelf
de criteria te gebruiken. Wat dat betreft zou een zekere aansluiting bij de Wet op de twee
verdieners niet onlogisch zijn.
De heer Siemonsma heeft ook gevraagd in hoeverre wij het punt van individuele kamer
huurcontracten bij de woningbouwcorporaties aan de orde willen stellen. Dat is een punt dat
niet alleen naar aanleiding van deze maatregel op het gebied van de sociale dienst onder de
aandacht gebracht wordt van de woningbouwcorporaties, want het is een punt waar het col
lege uit volkshuisvestingsoverwegingen een aantal jaren geleden al toe besloten heeft. Wij
hebben ook al een aantal jaren geleden uit volkshuisvestingsoverwegingen dit punt onder de
aandacht van woningbouwcorporaties gebracht, dat wil zeggen dat wij het uit volkshuisves
tingsoverwegingen goed vinden indien corporaties individuele kamerhuurcontracten afslui
ten. Wij zullen een en ander mede naar aanleiding van de nu aan de orde zijnde problematiek
nogmaals onder de aandacht van de corporaties brengen. Sterker nog, dat is inmiddels door
middel van een brief al gebeurd.
Tot slot gaat de heer Siemonsma in op het punt voorlichting. Hij stelt dat er duidelijk
heid moet zijn naar alle betrokkenen. Ik ben dat met hem eens. De heer Siemonsma zegt dat
er momenteel een gedragscode geldt voor de opsporingsambtenaren - deze gedragscode is