14 legenheid bij voortduring hun invloed rechtstreeks op het parlement kenbaar en voelbaar te maken. Wij zijn van mening dat ook het bestaan van de vliegbasis bij Leeuwarden in dit licht moet worden gezien en als gevolg van een beschikking over een defensief apparaat hier noodzakelijkerwijs aanwezig is. Gezien de feitelijke situatie biedt het zijn van kernwapen- vrije gemeente ook geen enkele zekerheid. In zoverre heeft het bordje "kernwapenvrije ge meente" dan ook niets te betekenen. Op bladzijde 4 van de raadsbrief wordt nadrukkelijk gewezen op de situatie van de dienstweigeraars die in hun vervangende diensttijd bij de gemeente werkzaam zijn. Onze fractie hecht er aan dat nauwlettend wordt toegezien op de positie die de dienstweigeraars innemen, waardoor ze waarschijnlijk een voorsprong hebben op degenen die hun dienstplicht wel hebben vervuld. Wat betreft het aangaan van een relatie met een gemeente in het Oostblok wordt door het college opgemerkt dat dit een interessante gedachte is. Onze fractie is van mening dat het zeker een interessante gedachte is, maar ook niet meer. Wat betreft de faciliteiten voor vredesactiviteiten is onze fractie net als het college van mening dat hieraan uit een oogpunt van precedentwerking onze medewerking niet moet wor den verleend. Tenslotte iets over het vredesonderwijs. De manier waarop hierover in de raadsbrief wordt gesproken is ons veel te eng. Het vredesonderwijs is ruimer dan het gebied van de nucleaire bewapening of de plaatsing van kruisraketten. Het vredesonderwijs bestrijkt het heel grote en ingewikkelde gebied van de leer van internationale betrekkingen. Over de in houd van het vredesonderwijs bestaat veel onduidelijkheid. Met name is het de vraag of het niet treedt in de competentie van de vakken wereldoriëntatie en geschiedenis. Het zal voorts ook duidelijk moeten worden dat het vredesonderwijs in feite geen pacifistisch en antimilita ristisch onderwijs is, dat op gespannen voet zou moeten staan met onze Nederlandse vredes- en veiligheidspolitiek. Wij menen dat het een recht van de mens is om op grond van kennis en inzicht ergens van overtuigd te raken. Wij wijzen dwang tot het innemen van standpun ten radikaal af. Leerlingen uit de hogere klassen doorzien waarschijnlijk wel de politieke opinie die wordt opgedrongen. Wij zijn echter van mening dat leerlingen van de basisschool deze kennis en dit inzicht nog niet bezitten. Ik ben dan ook van mening dat de bestaande vakken, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs, voldoende mogelijkhe den bieden aan scholen die dat wensen om aandacht te geven aan vraagstukken van wat be ter wordt aangeduid als mondiale vorming. Tenslotte heb ik nog een vraag. Overal wordt gesproken over vredesonderwijs als on derdeel van gemeentelijk vredesbeleid. Mijn vraag is: Wat is het politieke doeleinde van het vredesonderwijs? Mevrouw De JongDat de toenemende bewapening in zowel Oost als West steeds grotere groepen een angstig gevoel geeft is een zaak waar wij niet omheen kunnen. Het is een be schamende ontwikkeling dat in een wereld die hongert steeds meer wapens worden aange schaft; dat geldt voor Oost zowel als voor West. Wij hadden geleerd moeten hebben na 1945! Helaas is dat niet het geval. Dat er vanuit de burgerij steeds meer mensen met zorg vervuld zijn en hun stem steeds feller laten horen is een zaak die, hoewel verdrietig dat het nodig is, toch verheugend is. Mensen laten zich de mond niet meer snoeren. Mijn partij is van me ning dat het goed is dat er ook op gemeentelijk gebied over vredesproblematiek wordt ge sproken. Wij vinden dat zaken als vrede en veiligheid niet zonder meer naar Den Haag kun nen worden doorgesluisd. Ook wij in deze raadzaal hebben wel degelijk onze verantwoorde lijkheid en waar mogelijkheden zijn moeten wij die verantwoordelijkheid aangrijpen en onze stem laten horen. Daarom ben ik het ook niet eens met punt 1 van de conclusie. Er kunnen zich immers situaties voordoen dat wij, ook al is er misschien niet een direct aanwijsbare re latie met een gemeentelijk belang, toch moeten opstaan en duidelijk onze stem moeten laten horen Over het algemeen ben ik het wel eens met de raadsbrief. Ik vind dat deze goed, duide lijk en in alle eerlijkheid is geschreven. Wat ik jammer vind is dat er zoveel tijd heeft geze ten tussen de aanbieding van de nota en het preadvies; bijna een jaar. Dat is jammer, hoe wel - ik wil dat met nadruk zeggen - ik zonder meer de indruk krijg dat het college wel de gelijk serieus is ingegaan op de nota. Het project vredesonderwijs heeft zonder meer grote instemming van mijn partij. Wij jui chen een en ander van harte toe. Wij kunnen meegaan met de door het college getrokken conclusie met betrekking tot de faciliteiten voor vredesactiviteiten. Een en ander zou inder daad een precedentwerking kunnen hebben. Bovendien vinden wij dat de groepen die zich bezighouden met vredesoverleg uit hun eigen middelen moeten putten of een beroep moeten doen op de daarvoor aanwezig zijnde subsidiemogelijkheden. Over een contact met een gemeente in het Oostblok het volgende. Het lijkt mijn partij een heel goede zaak dat die kansen worden benut. Ik hoop van harte dat hier een mogelijk heid ligt en dat er inderdaad een relatie kan worden aangegaan met een gemeente in het Oostblok. Tevens hoop ik dat de raad in die gemeente op een zelfde manier kan en mag spreken over vrede en veiligheid als wij dat hier kunnen doen. 15 De Voorzitter: Ik denk dat ik vrij kort kan zijn in mijn beantwoording, omdat het me rendeel van de zaken die zijn aangesneden in een openbare commissievergadering al uitge breid aan de orde is geweest. Bovendien hebben velen uwer de gelegenheid aangegrepen om nog eens precies uiteen te zetten vanuit welke beweegreden men gedreven wordt om een oordeel te geven over het stuk dat voorligt De heer Duijvendak is begonnen met een betoog rondom de open dag op de vliegbasis. Ik meen daaraan voorbij te mogen gaan. De open dag heeft plaatsgevonden en het is geble ken dat het mogelijk was om twee zaken, die min of meer diametraal ten opzichte van elkaar staan, in alle rust en orde te doen verlopen, zonder dat dat aanleiding heeft gegeven tot in cidenten. Wij mogen naar mijn idee zeggen dat de open dag op een uitstekende manier zijn verloop heeft gehad. Dat had ook heel anders gekund. In een democratie is het goed dat er de vrijheid en de ruimte is om ook van andere meningen uiting te geven. Het is goed dat zo'n dag samen kan lopen met bijeenkomsten waarmee mensen die een genuanceerder gedach te hebben bezig zijn. De heer Duijvendak heeft met zoveel woorden gezegd dat hij consta teert dat velen zijn opvattingen niet delen. Dat is nu eenmaal de charme van het deel heb ben in het openbaar bestuur, zij het dat wij over het algemeen in eerste linie geroepen wor den over andere zaken als waarover wij nu bezig zijn oordelen te geven. Terecht heeft de heer Duijvendak geconstateerd dat wij in het preadvies hebben aangegeven dat een aantal zaken een eerste aanvliegroute heeft in het parlement, waar vertegenwoordigers van dezelf de partijen als hier met elkaar discussiëren over op nationaal niveau liggende opstellingen die gezamenlijk worden gekozen, ook in het internationale verkeer. Dat hoeft ons er niet van te weerhouden, zo hebben enkelen uwer gezegd, om ook hier uitspraken te doen. Na tuurlijk, maar dat staat ook niet in het preadvies. Daarin staat vermeld dat wij onderscheid moeten maken tussen zaken waarin wij wel en niet regelgevend kunnen optreden. Van de laatste moeten wij erkennen dat wij ons bevinden op het terrein van hogere overheden en dat in dat geval eventuele besluiten die wij zouden willen nemen kunnen worden geschorst of vernietigd. Dat is recentelijk nog weer gebeurd met betrekking tot een besluit van de ge meenteraad van Hellevoetsluis. Daarnaast staat in het preadvies te lezen dat het natuurlijk mogelijk is om als raad uitspraken te doen - zeker over zaken die zich in de toekomst wel eens zouden kunnen afspelen op eigen grondgebied - over de opstelling die men in dat geval gaat kiezen. Ik wil het vorenstaande toespitsen op een aantal concrete punten die de heer Duijvendak heeft genoemd. Hij heeft gesproken over de jumelage met gemeenten in Oost-Europa. Ik wil herhalen wat ik in de commissievergadering heb gezegd. Ik ben bereid dit te onderzoeken, ik zal u ook zeggen hoe ik dat wil doen. Er gaat een brief naar de ambassades van de daar voor in aanmerking komende Oost-Europese landen. Daarin komt te staan dat wij op basis van de randvoorwaarden, zoals wij die in de commissie hebben geformuleerd, graag willen weten of het mogelijk is contact te hebben met gemeenten in de betrokken landen op basis van twee uitgangspunten. Ten eerste: wederkerigheid van bezoek. Ten tweede: spreken over de vragen waarover wij het nu hebben, dus over oorlog en vrede, de internationale verhoudingen, de spanningsvelden, mensenrechten, enz. De heer Duijvendak vraag een da tum waarop een voorstel kan worden verwacht. Die krijgt hij niet van mij, want dat is af hankelijk van het tijdstip waarop ik antwoord van de ambassades krijg. Betreffende het vredesonderwijs is aangegeven dat een rapportage daarvan mag worden verwacht rond de jaarwisseling, dus rond 1 januari 1986. Ik heb dit nog met de wethouder van Onderwijs afgestemd en er zal een uiterste poging worden gedaan om die datum te ha len. Met betrekking tot het vredesfonds zegt de heer Duijvendak dat dit zou moeten worden betrokken in het kader van het nieuw beleid 1986-1990. Hij kan van mij de toezegging krij gen dat ik een en ander in het kader van het beleidsplan 1986-1990 ter sprake zal brengen. Wat het resultaat daarvan is staat ter discussie op het moment dat het beleidsplan ter dis cussie staat. Dan kunt u ook zien of het tot resultaat heeft geleid, want u moet zich wel re aliseren dat wij ook bij het volgende beleidsplan in een heel moeilijk parket zitten wanneer wij ook allerlei andere opties, waarover ik zo af en toe geluiden hoor, overeind willen heb ben en gehonoreerd willen zien. Over de kernwapenvrijverklaring staat in het voorliggende stuk te lezen dat de waarde daarvan van zeer betrekkelijke aard is, omdat hetgeen wat op het bordje staat geen garantie kan inhouden voor de werkelijke situatie aan de andere kant. Degene die een dergelijke ver klaring zinvol vindt moet dat zeggen en dat in zijn stemgedrag tot uitdrukking brengen. Wij hebben getracht in het preadvies tot uitdrukking te brengen dat je wel wat kunt zeggen, maar dat daarmee de situatie die volgens het opschrift van het bordje wordt beweerd niet is gerealiseerd. Bovendien zou in feite, als je meer zou willen, de weg geblokkeerd zijn. In dat verband verwijs ik weer naar het raadsbesluit van de gemeente Hellevoetsluis, dat op 28 mei jl. is geschorst en waarvan de schorsing is verleend. Van deze kant zijn geen initiatieven te verwachten in de richting van bedrijven die pro- dukties hebben in het kader van industrieën die verwantschap vertonen met offensieve - dit woord zou door de heer Duijvendak worden gebruikt - of defensieve - anderen zouden dit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 8