16
zeven ton. Ik heb de afgelopen dagen geprobeerd te ontrafelen hoe dat verschil kan zijn
ontstaan, maar dat is mij niet voor 100% duidelijk geworden.
Ik wil overigens zeggen dat hetgeen in de laatste zin van de raadsbrief staat formeel
niet klopt. De Commissie voor Openbare Werken is voor 13 juni 1985 - de datum van de
raadsbrief voor de vergadering van 24 juni 1985 - bijeen geweest en heeft over een aanbe
stedingsmethodiek gesproken, maar niet over deze financiële tegenvaller. De leden van de
Commissie voor het Woningbedrijf hebben het toch wel lijvige rapport over de cijfers per
post toegestuurd gekregen en konden ook op die manier hun mening geven over de plotse
linge tegenvaller van ongeveer f. 760.000,
Ik heb nogmaals geprobeerd licht te krijgen op deze zaak. Bij de diverse informatie
bronnen binnen het gemeentelijk apparaat ben ik gestuit op verschillende cijfers zowel wat
betreft de tegenvaller van de aanneemsom als de gehanteerde boekwaarden voor de betrok
ken panden. Het lijkt mij niet zinvol nu in te gaan op deze totale optelsom van cijfers. Vol
gens mij heeft de raad zonder meer het recht te eisen dat in een commissievergadering deze
cijfers worden toegelicht.
Politiek gezien moet ik het volgende opmerken. Moet ik constateren dat de ambtenaren
deze zaak blijkbaar niet voldoende in de vingers hebben gehad of moet ik constateren dat de
beheersstructuur van deze panden - dit is al vaker onderwerp van gesprek geweest in de
raad en in de commissies - verre van voldoende is? Wij hebben diverse keren aangedrongen
op het ontwikkelen van een beheersstructuur en een notitie dienaangaande. Ik heb altijd
van de wethouder begrepen dat daar eigenlijk geen tijd voor is. Daar is overigens wel eens
tegen ingebracht dat wachten ook geld kan kosten en dat je dan elders maar krachten in
moet huren om dit soort zaken te doen. Nu constateer ik dat wij met een tegenvaller hebben
te maken. Wij hebben over minder geld wel eens een avondvullend programma verzorgd. Ik
laat het hierbij op dit moment.
Ik heb overigens begrepen dat - als de informatie juist is dan verheugt mij dat - in het
politieke testament van de scheidende wethouder de al vele malen gevraagde notitie wel eens
zou kunnen verschijnen.
De heer Ceerts (weth.): Als de heer Niemeijer bedoeld heeft dat deze totale gang van
zaken niet de schoonheidsprijs verdient, dan moet ik zeggen dat ik het eigenlijk wel met hem
eens ben. Het is vervelend om met een voorstel te komen dat een correctie is op een vorige
raadsbrief en waarbij sprake is van zo'n groot financieel verschil. De zeven ton waar de
heer Niemeijer het over heeft is op zich wel verklaarbaar. Ik zou die verklaring nu kunnen
geven, maar het lijkt mij verstandiger hierop nog eens in een commissie - wij moeten bezien
welke de meest relevante commissie daarvoor is - terug te komen.
Het nu aan de orde zijnde voorstel heeft te maken met de coördinatie van het geheel. De
opmerking van de heer Niemeijer dat een en ander te maken zou hebben met de beheers
structuur is niet onjuist. De notitie waar hij zo verheugd over sprak is in concept gereed.
Ik weet alleen niet of die voldoende relevant op dit onderwerp ingaat. Bovendien kan ik niet
met zekerheid toezeggen dat de notitie nog wordt behandeld in de periode dat ik hier zit.
Het college stond voor de keuze of de hele zaak over te laten gaan of gebruik te maken
van de mogelijkheden van subsidie. Die mogelijkheden zijn er echter tot één januari 1986.
Daarom zijn wij overgegaan tot een alternatief voorstel dat hoofdzakelijk uitgaat, op twee
panden na, van cascoherstel. Dit is inspelen op de mogelijkheden die er nu nog zijn. Overi
gens heb ik de heer Niemeijer niet horen zeggen dat hij het daar niet mee eens is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de
toezegging van de wethouder.
Punt 20 (bijlage nr. 261).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Oprichting en lidmaatschap Vereniging van Exploitanten
van Vuilverbrandingsinstallaties in Nederland (VEVUBRIN).
De heer Niemeijer: Leeuwarden is in het bezit van een vuilverbrandingsinstallatie. On
der punt Y van de Mededelingenlijst is al even iets aangestipt omtrent de problematiek van
de emissie, de uitstoot van verbrandingsgassen van bepaalde samenstelling van zo'n vuil
verbrandingsinstallatie. Op zich lijkt het mij redelijk dat onze gemeente lid wordt van de
VEVUBRIN. Alle exploitanten van vuilverbrandingsinstallaties kunnen zich dan gezamenlijk
opstellen. Onze fractie heeft daar geen uitdrukkelijke problemen mee. Ik zet wel vraagte
kens bij de gekozen vorm, namelijk de vereniging. Ik meen begrepen te hebben dat dit on
derwerp terloops ook aan de orde is geweest in de vergadering van 27 februari 1985 van de
Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer. Onze fractie is niet in deze commissie
vertegenwoordigd. Ik heb er daarom behoefte aan deze zaak uitdrukkelijker aan de orde te
stellen.
Hoe denkt de VEVUBRIN te gaan opereren en hoe blijft het standpunt van de vereniging
17
onder controle? Zijn wij er zeker van dat de vereniging datgene gaat vertolken wat democra
tisch gekozen organen, die het beheer over vuilverbrandingsinstallaties voeren, over deze
materie denken? Ik heb mijn twijfels over de mogelijkheden dienaangaande. Ik zal dat kort
toelichten. Op dit moment constateer ik dat het standpunt hierover in de raadsbrief objec
tiever is dan de toelichting van de betreffende wethouder in de commissie. In de raadsbrief
gaat het over het gezamenlijk aanpakken van de problematiek door alle exploitanten van
vuilverbrandingsinstallaties. Daardoor kan het overleg met de minister een duidelijker ge-
structureerder karakter krijgen.
De betreffende wethouder heeft in de commissievergadering gesteld dat er een stevige
basis van angst is wat betreft de steeds verdergaande milieu-eisen, waarvan de financiële
consequenties onaanvaardbaar zijn. Als dit een standpunt is van de VEVUBRIN dan vraag ik
mij af waarop zij dat baseert, ongeacht de vraag wat op dit moment het standpunt van onze
raad is, want die heeft daar nooit een standpunt over ingenomen. In de commissievergade
ring zijn vragen gesteld. De wethouder heeft naar aanleiding van vragen over de betrok
kenheid van de politiek ten opzichte van deze verenigingsvorm gezegd dat dat volgens zijn
inzicht leidt tot praktisch onwerkbare situaties. Een en ander betekent dat de wethouder
ruimte voor de mening van de politiek eigenlijk niet aanwezig acht. De commissie is blijkbaar
op dat moment op grond van die argumentatie met de zaak akkoord gegaan.
Ik moet zeggen dat kennisname van de stukken eerder mijn angst heeft doen toenemen.
Ik heb namelijk inzage gekregen in de verslagen van de oprichtingsvergaderingen van de
VEVUBRIN. In de oprichtingsvergadering die heeft plaatsgevonden na de zojuist door mij
genoemde commissievergadering zegt de voorzitter dat er binnen de vereniging sterke be
zwaren bestaan tegen de eisen, die vanuit het ministerie in de richting van de vuilverbran
dingsinstallatie Rotterdam zijn geformuleerd betreffende onder andere milieu-eisen en de
emissie. De voorzitter zegt dan dat die miljoenen wel beter gebruikt kunnen worden. Afge
zien van de vraag of ook wij vinden dat die miljoenen beter gebruikt kunnen wordenvind
ik dat het hier om een uitspraak gaat die eerder in de politiek thuishoort dan in een vereni
ging met een bepaalde beslotenheid en waarvan de wethouder heeft gezegd dat wij daar ver
der niet zoveel mee kunnen. Ik vraag mij dan af waar in dezen de invloed van de politiek
blijft en hoe wij hier als raad verder op kunnen inspelen. Moeten wij als betrokkene derge
lijke uitspraken van de VEVUBRIN ook voor onze rekening nemen?
Kortom, ik wil graag een zeer evidente toelichting op de vraag hoe het college denkt
over de rol van de raad ten opzichte van de problematiek omtrent vuilverbrandingsinstalla
ties in relatie tot de standpunten die de VEVUBRIN in gaat nemen.
De heer Geerts (weth.): Ik word wat onverwachts geconfronteerd met de vragen van de
heer Niemeijer, maar ik zal proberen daar een zinnig antwoord op te geven. Wat hier aan de
hand is, is dat er een belangengroep van samenwerkende exploitanten van vuilverbran
dingsinstallaties bezig is om de gezamenlijke belangen gezamenlijk te bespreken en gezamen
lijk standpunten in te nemen. Het is natuurlijk niet zo dat de gemeente, als deze belangen
groep een bepaald standpunt inneemt, daaraan gebonden zou zijn. Een en ander is volkomen
conform hetgeen er bijvoorbeeld in een vergadering van de Vereniging van Exploitanten van
Gasbedrijven in Nederland (VEGIN) gebeurt. Daar treden ook leden van een college als ver
tegenwoordiger van een orgaan op. Dat betekent niet dat een gemeente daarmee gebonden
is.
Iets anders is dat de raad natuurlijk altijd in staat en ook in de gelegenheid is om de
vertegenwoordiger die in zo'n belangengroep plaatsneemt te vragen naar het standpunt zoals
hij dat heeft ingenomen. Bovendien kan de raad met de vertegenwoordiger overleggen welk
standpunt zal moeten worden ingenomen. Ik wil hiermee zeggen dat de rol van de raad door
dit lidmaatschap op geen enkele wijze zal verminderen. Het enige wat hier gedaan wordt is
het gezamenlijk behartigen van de gezamenlijke belangen, voor zover die gemeenschappelijk
zijn, van de exploitanten van vuilverbrandingsinstallaties.
De heer Niemeijer: Ik kan niet zeggen dat het antwoord van de wethouder mij erg be
vredigt. Ik wil nog even de voorzitter van de vereniging, waarvan wij dreigen lid te wor
den, citeren: "Wij vinden dat het geld op een andere wijze besteed meer milieu-effecten op
levert. Wij gaan in ieder geval in beroep." Mijn vraag is of wij als gemeente Leeuwarden dan
ook mee in beroep gaan. Hoe is onze relatie ten opzichte van de vereniging? Ik heb namelijk
als raadslid helemaal geen behoefte om in beroep te gaan. Ik weet ook niet of de rest van de
raad die behoefte heeft. Ook vraag ik mij af hoe de standpuntbepaling van een wethouder,
die vanwege de raad in de vereniging vertegenwoordigd is, plaatsvindt. Moet er omtrent de
standpuntbepaling niet een regulier overleg met de achterban, de raad, plaatsvinden? Tot
nu toe is dat nog niet gebeurd; ik heb dat tenminste niet kunnen constateren. Of het moet
zijn dat de wethouder aan een commissie gevraagd heeft of hij wel of niet mee in beroep moet
gaan.
Het komt ons op dit moment erg ongelukkig voor dat de gemeente Leeuwarden op deze
manier in de VEVUBRIN gaat participeren. Overigens hebben wij er geen problemen mee dat