6 inmiddels in het kader van de woonruimtetoewijzing ingestelde klachtencommissie? Zo niet, waarom dan niet? De heer Geerts (weth.): Het komt mij voor dat deze vraag vooruitloopt op de discussie over de evaluatie van het toewijzingssysteem en de werking van de klachtencommissie. De klachtencommissie wordt ingesteld om individuele klachten te beoordelen. Als hetgeen nu aan de orde is onder een individuele klacht valt, dan wordt dat beoordeeld door de klachtencom missie. Als het gaat om kritiek op het systeem op zich, dan zullen wij dat - zo is dat met el kaar afgesproken - samen evalueren. Een en ander valt in dat geval dan niet onder de wer king van de klachtencommissie. De heer Niemeijer: Ik ben niet helemaal tevreden met het antwoord van de wethouder. Ik kan mij voorstellen dat een club individuele klachten, nadat zij die heeft verzameld, naar voren brengt. Wat dat betreft denk ik dat wij bezig zijn met een theoretische formulering. Het gaat hier om een aantal collectieve en individuele klachten. Ik zie eigenlijk niet in waar om die niet door de klachtencommissie behandeld zouden kunnen worden. Ik stel voor om punt I van de mededelingenlijst te betrekken bij de behandeling van agendapunt 16. De heer Geerts (weth.): Als de heer Niemeijer dit punt straks nog eens aan de orde wil stellen, dan wil ik daar graag op antwoorden. De Voorzitter: Wij behandelen dit punt in relatie met agendapunt 16. Punt 3 (bijlage nr. 291). Benoemen directeuren van de openbare scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onder wijs. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: - directeur van de Prof. Grewelschool: de heer H. de Vos; - directeur van de Arendstuinschool de heer W.G. Leugs; - directeur van de VBO-school de heer D. de Jong. Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen. De heren Meerdink en IJestra vormden met de voorzitter het stembureau. Punten 4 en 5 (bijlagen nrs. 277 en 284). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 6 (bijlage nr. 282). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Verkoop van de panden c.a.plaatselijk gemerkt Molenpad 7 en 9. De heer Van der WalHet gaat hier om panden aan het Molenpad die eerst deel hebben uitgemaakt van het complex Boelens. Deze groothandel in glas hebben wij uitgekocht, omdat die te veel overlast in dit gebied bezorgde. Nu worden de panden verkocht aan de buurman, ook een schilders- en glasbedrijf. Er is wat ongerustheid opgetreden in de wijk, omdat dit bedrijf ook meer zaken in glas wil doen. De wijkbewoners vrezen dat er, voordat zij het we ten, een soortgelijk bedrijf is gevestigd met ongeveer dezelfde overlast als het bedrijf dat wij daar met veel gemeenschapsgeld hebben uitgekocht. Kan de wethouder mededelen welke garanties er zijn dat deze ontwikkeling zich niet weer gaat voordoen en dat wij over bijvoor beeld vijf jaar niet gedwongen zijn om ook dit bedrijf weer uit te kopen? De heer Geerts (weth.): Wij hebben het complex Boelens destijds gekocht, omdat dat be drijf nogal wat overlast veroorzaakte in de wijk. Het ging daarbij overigens niet alleen om deze panden, want er waren andere panden die met name die overlast veroorzaakten. Er is mij verzekerd dat het bedrijf dat nu de panden wil kopen geen overlast in de zin van de overlast van het bedrijf Boelens in de wijk zal veroorzaken. Er wordt met veel kleinere au to's gereden en ook de wijze waarop de panden gebruikt worden zal geen aanleiding tot overlast geven. Natuurlijk blijft altijd de vraag hoe je, als deze koper de panden weer verkoopt, ver hindert dat die overlast wel zal optreden nu deze panden een bedrijfsbestemming gegeven is. Waterdichte garanties dienaangaande zijn niet te geven, want dan zul je met elkaar moe ten beslissen om de panden een heel andere bestemming te geven. Dat laatste hebben wij niet willen doen, wat mede te maken heeft met de plaats van het pand. 7 De verwachting is dat deze overlast niet zal optreden. Over deze kwestie is ook gedis cussieerd in de project- en contactgroep. Ik heb begrepen dat de contactgroep akkoord is met deze verkoop. Garanties voor de toekomst zijn moeilijk te geven, maar ik denk niet dat de vrees voor overlast, gezien de wijze waarop de nieuwe koper de panden wil gebruiken, reëel aanwezig hoeft te zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 7 en 8 (bijlagen nrs. 283 en 278). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 9 (bijlage nr. 285). De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststelling van het bestemmingsplan Cambuursterpad. Ik moet hierbij een verhaal vertellen, want dat heb ik u beloofd. Tijdens de vergadering van 26 augustus 1985 van de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening is opnieuw de raadsbrief aan de orde geweest inzake de vaststelling van het bestem mingsplan Cambuursterpad. Deze keer ging het uitsluitend om rubriek K. Tijdens de com missievergadering is er onder meer op gewezen dat op de overgelegde tekening - bedoeld wordt de plankaart - nog steeds de fout voorkomt dat er een open ruimte zou bestaan tussen het winkel-/woonpand Groningerstraatweg 28 van de heer Van der Kooi en de woning Vee straat 2 van mevrouw Gerbenzon. De situatie is ter plaatse bekeken. Daarbij is gebleken dat tussen beide panden inderdaad geen open ruimte aanwezig is, maar dat beide panden tegen elkaar zijn aangebouwd, niet alleen op de begane grond maar ook op de verdieping. Ook uit de kadastertekening blijkt dat het hoofdgebouw verreweg het grootste deel van het perceel beslaat en dat het erf slechts een klein deel omvat. Derhalve stelt het college de raad voor om dit bestemmingsplan tevens in die zin gewijzigd vast te stellen dat de grenslijn van de bebouwing samenvalt met het hoofdgebouw op het perceel Groningerstraatweg 28, bestem ming E 2GHet stukje erf kan bestemd blijven tot bijbehorend erf, bijgebouwen toegestaan. Het is ook niet zo dat in verband hiermee een bezwaar gegrond zou moeten worden verklaard - het betreft hier een ambtshalve aanpassing - omdat ter zake geen bezwaar is ingediend. Ik stel de raad voor een en ander mee in de beschouwingen te betrekken. De wethouder wil, als daar behoefte aan is, deze zaak ook nog wel in het kort uiteenzetten. De heer De JongIk wil een opmerking maken naar aanleiding van de brief van mevrouw Wagenveld-Schippers. In het raadsvoorstel staat onder E dat, hoewel het pand Tjerk Hid- desstraat 54 oorspronkelijk een woonbestemming had, er geen bezwaar tegen bestaat om een winkel in het pand te vestigen. Nu begrijp ik uit de brief dat het pand inmiddels is aange kocht. Het pand krijgt daardoor de horecabestemming e. De jurisprudentie van de Raad van State maakt heel duidelijk verschil tussen een winkel en een horecabestemming e. Ik wil hier graag nader over worden geïnformeerd. Komt er in het pand een winkel of een horecabe drijf? De heer Geerts (weth.): Het volgende is hier aan de hand. Er is een brief gekomen van mevrouw Wagenveld-Schippers mede namens een groot aantal andere mensen. Zij zijn bang voor de vestiging van een winkel of een afhaalcentrum voor etenswaren. Het pand Tjerk Hiddesstraat 54 is thans nog eigendom van de Woningstichting Sint Joseph. Deze woning stichting heeft de voorlopige koopakte getekend met een mijnheer uit het Mariniersespel te Leeuwarden. Deze mijnheer heeft bij b. en w. een verzoek om gemeentegarantie ingediend. Dit verzoek is nog in behandeling en nog niet afgerond. In dit verzoek is slechts sprake van wonen. Het perceel Tjerk Hiddesstraat 54 krijgt in het bestemmingsplan Cambuursterpad een woonbestemming. Sommigen van degenen die met de zaak bezig waren vonden deze bestem ming wat te eng. Ik verwijs dan naar rubriek E van de raadsbrief. Vandaar dat b. en w. voorstellen aan de bedoelde bestemming toe te voegen: winkels toegestaan. Blijkens de begripsomschrijvingen wordt onder een winkel verstaan: een gebouw dat blijkens zijn aard en inrichting bedoeld is voor detailhandel. Daaronder worden niet ver staan frituurzaken, afhaalinrichtingen voor chinees-indische eetwaren en naar de aard daar mee gelijk te stellen inrichtingen. Voorts wordt onder een horecabedrijf, waarvan in dit ge val geen sprake is, het volgende verstaan: een ruimte waar bedrijfsmatig drank en/of eet waren, bestemd en gereed voor direct gebruik ter plaatse, worden verstrekt, alsmede fri tuurzaken, afhaalinrichtingen voor chinees-indische eetwaren en naar de aard daarmee ge lijk te stellen inrichtingen. Het komt er dus op neer dat dit pand, wanneer deze mijnheer dat koopt, alleen ver bouwd kan worden tot woning/winkel, mits voldaan wordt aan de hiervoor bedoelde om schrijving. Mocht een bouwplan worden ingediend dat hiervan afwijkt, bijvoorbeeld een af-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 4