nodig bijgesteld moeten worden. Het zal straks door tussenkomst van de woningmaatschap- pelijk werker wel blijken dat er situaties zijn die tot een bepaalde waardering leiden. Te overwegen is om een en ander tussentijds aan de waarderingsschaal toe te voegen, want dat voorkomt het telkens opnieuw moeten bespreken van een zelfde soort probleemDit laatste leidt tot tijdverlies bij de toewijzing en dat is ongewenst. Wat betreft de deskundigheid en de advisering heeft de Maatschappelijke Dienstverle ning (MaDi) in het verleden haar inbreng geleverd. De redenen waarom deze zaak is beëin digd zijn hier genoegzaam bekend. De vraag is evenwel in hoeverre de MaDi bereid is om te gen de in het rapport genoemde vergoeding haar medewerking te verlenen aangaande de nu aan de orde zijnde kwestie. Op bladzijde 8 van het tussenrapport staat dat b. en w. op elk huursubsidieformulier moeten verklaren dat er geen beter passende woning beschikbaar was op het moment van de aanvraag. Wij vragen ons af of het niet juister zou zijn deze verklaring af te geven bij toe wijzing van de woning. Onze gedachte is dat daardoor een betere controlefunctie zal ont staan. Op bladzijde 10 van het tussenrapport, waar het gaat over schaarse en niet-schaarse woonruimte, staat onder het derde aandachtsstreepje vermeld: "bepaalde wooneenheden en flats.". Wij vinden deze aanduiding nogal vrijblijvend. In ieder geval is een en ander te weinig richtinggevend om te komen tot het opstellen van de lijst van niet-schaarse type wo ningen. Naar ons idee moeten hierbij alle woningen worden betrokken. Op bladzijde 12 van het tussenrapport gaat het onder punt 7 om de economische binding en het daarbij behorende puntenlijstjeWij vragen ons af of wij op de goede weg zijn om de woningzoekende die voor zijn werk en de woningzoekende die voor zijn studie in Leeuwarden moet wonen op één lijn te stellen. Wij denken namelijk dat de mate van duurzaamheid of tij delijkheid van deze binding ook van belang geacht moet worden. Wij bevelen in ieder geval een nadere verfijning op dit onderdeel aan. De personele samenstelling van de klachtencommissie had naar ons idee net iets anders geweest mogen zijn. Wij denken hierbij aan de functie van voorzitter. Deze functie had best bekleed mogen worden door een politiek verantwoordelijk persoon vanuit het collegewat ons betreft de portefeuillehouder van volkshuisvesting. Gelet echter op het feit dat het hier gaat om een tussenrapportage, zullen wij ons op dit moment niet tegen het voorstel verzet ten. In de Commissie voor de Volkshuisvesting is onder andere de wens te kennen gegeven - dat staat ook in het rapport - dat er een goede voorlichting en informatiemogelijkheid moet zijn. Onze fractie sluit zich daar gaarne bij aan, ook al omdat wij van mening zijn dat, wil een en ander slagen, er op dit terrein nog wel enig werk aan de winkel is. Van de suggestie om te komen tot een aparte stichting voor verhuur zeggen wij: dat zou best een goede zaak kunnen zijnmaar alvorens daartoe over te gaan zullen wij toch een goede afweging moeten maken voor wat betreft de kosten en de baten. Als oprichting van een aparte stichting een, zij het misschien eenmalige, forse verhoging van het inschrijfgeld tot gevolg zal hebben, dan is dat in het kader van de woonlasten minder gewenst. Wij kun nen een en ander in de voorstellen in de eindsituatie nog wel eens bekijken. Wij wachten derhalve de voorstellen van het college daaromtrent af. Wij hebben brieven ontvangen die spreken van instemming op onderdelen. Maar tegelij kertijd zijn er ook vragen gesteld. Vanavond hebben wij nog een brief ontvangen van de Stichting Blijf van m'n Lijf. Ik zal de brief bij het nu aan de orde zijnde voorstel betrekken. Uit bedoelde brieven blijkt dat men zich voor grote problemen gesteld ziet. Kortom, het gaat om zaken die om een oplossing vragen. Verduidelijking naar de briefschrijvers toe zou op zijn plaats zijn. Ik zou het college willen verzoeken - wat dat betreft sluit ik mij aan bij de vorige spreekster en spreker - contact op te nemen met onder andere De Wending en de Stichting Blijf van m'n Lijf over hun brieven van september. Als afsluiting het volgende. Het lijkt onze fractie toe dat wij op dit moment de start moeten maken zoals is aangegeven in de tussenrapportage. Ik zou graag commentaar willen horen van het college op mijn aanbevelingen en suggesties. Tevens zou ik graag willen we ten wat daarvan nu en in de eindfase kan worden meegenomen. Ik wil in dit verband de vraag stellen wanneer wij voorstellen daaromtrent tegemoet kunnen zien. Het lijkt ons een nuttige zaak om een termijn na te streven voor wat betreft de eindfase of voor het plegen van een evaluatie over deze tussenrapportage. Ik heb het niet gehad over de woningdelers- markt of wat het ook moge zijn. Ik ga er wat dat punt betreft vooralsnog vanuit dat de raad door het college geïnformeerd blijft. Onze fractie gaat er in ieder geval voor wat betreft de overgangsfase mee akkoord dat de verhuurfunctionaris van het Gemeentelijk Woningbedrijf deze zaak en taak op zich neemt. De heer Dubbelboer: Het voorstel met betrekking tot het tussenrapport evaluatie woon ruimteverdeling (Fase II) noopt onze fractie tot het maken van de volgende opmerkingen. Hoofdstuk III van het rapport, dat gaat over de sociale urgentiebepaling, heeft onze in stemming. Met name de positieve opstelling van de Maatschappelijke Dienstverlening (MaDi) 17 in haar brief van 26 augustus wordt door onze fractie zeer gewaardeerd, zeker gelet op de pijnlijke ingreep die deze raad ten opzichte van deze instelling vorig jaar heeft gepleegd. Hoofdstuk IV van het rapport, dat gaat over de verhouding inkomen-huur, kan voor wat de VVD-fractie betreft vervallen. Wij zijn tegen deze verregaande vorm van betutteling van de overheid. Onze angst, die in het verleden in de raad al vaker is uitgesproken, wordt hier bewaarheid. Het begon met een gekunstelde constructie bij de muziekschool, nu moet de woonruimteverdeling plaatsvinden via hetzelfde inkomenscriterium en nog even en de prijs van het kaartje bij Cambuur moet ook worden bepaald aan de hand van het inkomen. Laat een ieder vrij zijn om zijn of haar inkomen te besteden zoals hij of zij dat wil en laat de overheid daar met haar vingers afblijven. Ik voel mij daarin gesteund door de brief van De Wending; een steun uit volstrekt onverdachte hoek. In de brief wordt gezegd dat het invoe ren van huurgrenzen per inkomensklasse heel reëel lijktmaar dat er een groot verschil is te constateren in wat mensen met hun inkomen doen. Daarin is een grote mate van diversi teit te ontdekken, indien men bereid is daar enig onderzoek naar te verrichten. De woorden "verregaande betutteling" zijn niet mijn eigen vinding, maar die heb ik gehaald uit een brief van 26 augustus 1985 van de Huurdersgroepen van het Gemeentelijk Woningbedrijf. Zij ko men via dezelfde uitdrukking echter helaas tot andere conclusies, die onze fractie niet on derstreept. Onze fractie stemt dan ook niet in met het gestelde in hoofdstuk IV van het rap port. Hoofdstuk VI van het rapport, punt a Herziening puntenstelsel, heeft onze instemming. Er zijn wel wat kanttekeningen bij te plaatsen, maar laten wij eerst beginnen met het sys teem. Daarna zien wij wel wat er bijgesteld moet worden. Ik denk dat dat ook het antwoord kan zijn op de brief van Blijf van m'n Lijf, die vanavond op onze tafels is neergelegd. In hoofdstuk VI van het rapport, punt b, wordt de leiding van het systeem opgedragen aan de verhuurfunctionaris van het Gemeentelijk Woningbedrijf. De heer Niemeijer heeft al gezegd dat te betreuren valt dat het college het advies van de Commissie voor het Woning bedrijf naast zich heeft neergelegd. Ik betreur dat evenzeer. Aan de andere kant moer er natuurlijk wel een start gemaakt worden. Wij moeten er maar mee beginnen en achteraf maar eens bekijken hoe een en ander gelopen is. Ik heb daar wel mijn zorgen over, mijnheer de voorzitter. Ik wil vanaf deze plaats tegen het Gemeentelijk Woningbedrijf en het college zeg gen dat wij ons ook erg verantwoordelijk gaan voelen voor het goed functioneren van het systeem. Want dat is de consequentie van het onderbrengen van het systeem daar en het neerleggen van de verantwoordelijkheid bij de verhuurfunctionaris van het Gemeentelijk Wo ningbedrijf. Een andere opmerking die ik in dit verband wil maken is de volgende. De werk zaamheden bij het Gemeentelijk Woningbedrijf mogen er mijns inziens niet onder gaan lijden. Ik wil dan ook graag de toezegging van de wethouder dat er regelmatig in de Commissie voor het Woningbedrijf wordt gerapporteerd welk tijdsbeslag deze werkzaamheden legt op de ver huurfunctionaris en welke gevolgen een en ander heeft voor het Gemeentelijk Woningbedrijf. In hoofdstuk VI van het rapport, punt b, wordt ook de suggestie gedaan om te komen tot de oprichting van één verhuurlichaamwat voor raar woord dat dan ook mag zijn. Onze fractie is daar voorshands nog geen voorstandster van en laat derhalve de eerste verant woordelijkheid voor de verhuur bij de corporaties. Hoofdstuk VI van het rapport, punt c Instelling klachtencommissie. Daar is al een hele boel over gezegd. Laten wij maar beginnen met de klachtencommissie en bij de eerstvolgende rapportage zien waar de problemen geweest zijn. Ik geloof overigens niet dat er zoveel pro blemen zullen komen. Ik heb terloops al een aantal brieven beantwoord. Eén brief wil ik er speciaal uitlichten, namelijk die van het Platform Eén- en Tweepersoonshuishoudens Leeuwarden (PEL). De se cretaris van het PEL maakte deel uit van de werkgroep die het nu aan de orde zijnde tus senrapport heeft samengesteld. Hij kon zich in het totale rapport vinden, behoudens één voorbehoud ten aanzien van het gestelde op pagina 8. Het verbaast onze fractie dan ook in hoge mate dat deze zelfde secretaris in een open brief aan de raad en in de Commissie voor de Volkshuisvesting ongezouten kritiek levert op het rapport en niet onderbouwde insinue rende vragen steltWij vinden dat beneden de maatHet PEL was de vertegenwoordiger van de huurders en genoot ook het vertrouwen als representant daarvan. Onze fractie vraagt zich af of het PEL in het vervolg daar weer voor moet optreden, gelet op het gedrag de laatste tijd van deze groepering. Resumerend, mijnheer de voorzitter. In grote lijnen akkoord, mordicus tegen hoofdstuk IV van het rapport. Laten wij maar snel starten en een gele kaart voor PEL. Mevrouw De Jong: Ik vind het tussenrapport evaluatie woonruimteverdeling (Fase II) een positieve stap naar een eerlijker verdeling van het woningaanbod. Het rapport heeft een tijdelijk karakter. Het is fijn dat het rapport er nu is. Natuurlijk hadden wij nu ook liever de eindrapportage aan de orde willen zien, maar vlugger dan vlug kan blijkbaar niet. Bo vendien is de materie waar wij mee bezig zijn vrij complex en heel problematisch. Het is goed dat er een aanzet wordt gegeven voor de oplossing van een aantal knelpun ten. Inzage in eigen geregistreerde gegevens en in het woningaanbod is een heel goede

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 9