1
A
2
punt
omschrijving
bijlage
10.
Verkoop van een ten zuiden van en aan de Pasveerweg liggend per
ceeltje grond.
302
11.
Verkoop van de woning met erf c.a., plaatselijk gemerkt Huizum-
Dorp 100.
314
12.
Verkoop van ten zuiden van de Nije Oanliz te Goutum gelegen per
ceeltjes grond.
300
13.
Verkoop van een te Wirdum gelegen perceel grond.
299
14.
Verkoop van een in het bestemmingsplan Aldlan-Oost VI gelegen
perceel bouwterrein aan Bouwbedrijf Van der Werff BV, gevestigd te
Leeuwarden
309
15.
Verkoop van een in het ontwerp-uitwerkingsplan Camminghaburen-
deelgebied VUIb gelegen perceel bouwterrein aan Van der Werf's
Bouwbedrijf BV, gevestigd te Sint Nicolaasga.
301
16.
Verkoop van een tweetal in het ontwerp-uitwerkingsplan Cammingha-
buren-deelgebied Villa gelegen percelen bouwterrein aan Nijhuis
Rijssen Bouwbedrijf BV, gevestigd te Rijssen.
313
17.
Verkoop van een in het bestemmingsplangebied Hemrik gelegen per
ceeltje grond aan U.J. Lanting, wonende te Leeuwarden.
303
18.
Verdagen beslissing omtrent vaststelling van het bestemmingsplan
Molenpad e.o.
312
19.
Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke or
dening voor het perceel Tweebaksmarkt 15 te Leeuwarden.
311
20.
Aanwijzing van een model als basis voor de verdere inrichting van
het gebied Schoolstraat e.o.
310
21.
Planning woningbouw en woningverbetering 1986-1990.
318
21a.
Onttrekking aan het openbaar verkeer van een gedeelte van de Pyp-
sterbuorren onder Boksum; instellen van beroep bij gedeputeerde
staten.
321
21b.
Buitengewone aflossing rijksleningen ten behoeve van de financie
ring van de woningbouw en financiële medewerking inzake herfinan
ciering van deze buitengewone aflossing.
323
22.
Verhuren brugwachtershuisje van de Wirdumerpoortsbrug.
308
23.
Discussienota van de Bezinningsgroep Energiebeleid.
319
24.
Verwerving van de Collectie Groot ten behoeve van het museum Het
Princessehof
317
25.
Verzoeken om medewerking ingevolge artikel E 31 van de Overgangs
wet Interimwet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal on
derwijs.
296
26.
Eigendomsoverdracht van het gemeentelijk schoolgebouw Emmanuel
Murandstraat 37 en het beschikbaar stellen van een krediet voor de
aanpassing ervan ten behoeve van de Vrije School, de Michaëlschool.
316
27.
Wijziging salarissen gemeentesecretarissen per 1 januari 1985 en 1
juni 1985.
315
28.
Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begroting van de
Dienst voor Sport en Recreatie, de Dienst voor Marktwezen en
Frieslandhal en de Dienst Stadsontwikkeling voor het dienstjaar
1985.
320
3
De Voorzitter: Ik open de vergadering. Er is bericht van verhindering van de heren
Ten Hoeve en Schade wegens ziekte en van de heren Janssen en Kessler wegens verblijf in
het buitenland.
Op uw tafels is een brief neergelegd van het Platform Eén- en tweepersoonshuishoudens
(PEL). Ik stel u voor desgewenst deze brief te betrekken bij de behandeling van agenda
punt 20.
Ik stel u voorts voor om de behandeling van agendapunt 7, Benoemen van een wethou
der, door te schuiven naar het eind van de vergadering, omdat anders wellicht een discus
sie zou kunnen ontstaan over de vraag wie wethouder Geerts, die een aantal punten verde
digt, nu eigenlijk staat te vertegenwoordigen. Wij willen het de nieuw te benoemen wethou
der, wie dat ook mag zijn, niet aandoen dat hij terstond naar voren geroepen wordt om de
verdediging ter hand te nemen.
Punt 1.
De notulen worden ongewijzigd vastgesteld.
Punten 2 en 3 (bijlagen nrs. 305 en 306).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van de Raadsadviescommissie voor
de Beroep- en Bezwaarschriften.
Punt 4 (bijlage nr. 307).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de beslissing op het beroepschrift van de
heer H. Scheepstra te Leeuwarden.
Mevrouw Jongedijk-WellesIk wil een korte opmerking maken naar aanleiding van het
bezwaarschrift over het oprichten van een carport. Wij zijn het eens met de gronden waarop
de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften dit bezwaar tegen de weige
ring van een bouwvergunning voor een carport ongegrond heeft verklaard. Wij zijn het ech
ter niet eens met het tweede gedeelte van de overwegingen van de commissie, waarin zij
verklaart dat het haar niet ongewenst voorkomt dat een carport ter plaatse wordt opgericht,
omdat bomen of een grote auto het uitzicht ook wel eens zouden kunnen wegnemen. Wij delen
deze mening niet en wij denken dat het opvolgen van dit advies kan leiden tot een prece
dentwerking in een richting die ons ongewenst voorkomt.
De heer Buurman: De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften moest
oordelen over de juiste wetstoepassing. Zij kwam tot de conclusie dat b. en w. terecht de
bouwvergunning hebben geweigerd. Wij hebben hier te maken met dwingend recht. Aan het
slot van haar overwegingen zegt de commissie dat zij het niet onjuist zou achten indien ter
zake de procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening zou wor
den gevolgd. De redenen zijn vermeld en zijn naar mijn mening steekhoudend. Ik heb de in
druk dat, als de raad nu niets doet, er ook niets gaat gebeuren. Dit standpunt wijkt wel af
van dat van mevrouw Jongedijk. Het lijkt mij dan ook gewenst het college op te dragen met
een voorstel bij de raad te komen conform het verzoek van de heer Scheepstra en het gevoe
len van de commissie. De raad kan dan blijk geven van zijn gevoelen. Is hiervoor een motie
noodzakelijk?
De heer Van der WalWij zijn het eens met het advies van de Raadsadviescommissie voor
de Beroep- en Bezwaarschriften. Het gaat mij ook even om het laatste deel van de overwe
gingen van de commissie. Aan de ene kant ben ik nog niet zover om te zeggen dat een car
port moet worden toegestaan, maar aan de andere kant ben ik ook nog niet zover om te zeg
gen dat een carport nu niet en nooit is toegestaan vanwege de eventuele precedentwerking.
Ik wil het college vragen dit punt met de daarbij behorende relevante informatie te bespre
ken in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Inhoudelijk wil ik hier op dit moment niet
verder op ingaan.
De heer Rommerts: Mevrouw Jongedijk is tegen de toepassing van artikel 19 van de Wet
op de ruimtelijke ordening, omdat zij een precedentwerking vreest. Ik denk dat men bij de
toepassing van dit artikel altijd van geval tot geval beziet of er reden is om dat te doen.
Men kan aan het feit dat artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening in een bepaald ge
val is toegepast geen rechten ontlenen in een ander geval. Ik zie een mogelijke precedent
werking niet zo somber in, mijnheer de voorzitter.
De heer Buurman steunt het advies van de commissie. Hij is van mening dat b. en w.
stappen moeten ondernemen. De commissie kan dat onderschrijven. De heer Van der Wal
staat wat tussen beide in, maar neigt toch ook in de richting van toepassing van artikel 19
van de Wet op de ruimtelijke ordening. Ik heb hierover verder geen opmerkingen.