6 1988 heeft besloten tot een bezuiniging op de exploitatielasten van zwembaden door een be perking van de openstelling van zowel de overdekte zwembaden als de openluchtbaden. Ik zat in die tijd nog niet in de gemeenteraad, maar ik heb de betreffende stukken eens nage lezen. Tot mijn verbazing kon ik alleen een voorstel vinden om te besluiten tot beperking van de openstelling van overdekte zwembaden en niet van de openluchtbaden. Het is dus niet helemaal correct dat naar het besluit in het kader van genoemde herwaardering wordt verwezen. Hebben wij in feite het besluit als raad wel genomen tot beperking van de open stelling van het openluchtzwembad De Kleine Wielen? De heer De Vries (weth.): Het voorgestelde antwoord is volledig in overeenstemming met datgene wat wij hier hebben afgesproken bij de begrotingsbehandeling. Aan het antwoord mankeert op zich zelf niets. Wij hebben destijds aangegeven waar de bezuiniging, die aan de sector sport was toebedeeld, gezocht moest worden. Wij konden een bezuinigingsbedrag in vullen door de systematiek van beperking van de openstelling van de overdekte zwembaden en de openluchtbaden. Ik kan mij niet voorstellen dat hier sprake zou zijn van enige afwij king van de gemaakte afspraken. Ik weet niet of de heer Duijvendak de brief van 30 augustus 1985 van een aantal gebrui kers van het openluchtzwembad De Kleine Wielen heeft gelezen. Als hij die wel gelezen heeft, dan zal het hem zijn opgevallen dat het gaat om inwoners van de gemeente Tietjerk- steradeel die klagen over de situatie. Zij hebben echter niet te maken met het vervelende feit dat zij mee de bezuinigingen moeten dragen. De heer Duijvendak: Ik ben toch benieuwd naar welk raadsbesluit wethouder De Vries verwijst. Als je kijkt naar de herwaardering 1984-1988 en naar de herwaardering 1983-1987 dan blijkt het volgende. Bij de herwaardering 1984-1988 wordt alleen gesproken over een minder lange openstelling van de overdekte zwembaden. Bij de herwaardering 1983-1987 hebben b. en w. in eerste instantie het voorstel gedaan om het zwembad De Kleine Wielen niet meer open te stellen tot 15 september, maar tot één september. Maar bij de behandeling in april - de concretisering van die herwaardering - is dat voorstel door b. en w. weer te ruggetrokken. Ik vraag mij af in hoeverre de suggestie van de wethouder juist is dat de raad over deze zaak een besluit heeft genomen. Zolang dat niet duidelijk is en de wethouder dat ook niet duidelijk kan maken, stel ik voor dat dit antwoord in ieder geval niet voortijdig en voorbarig gegeven wordt. De heer De Vries (weth.): Ik kan op dit moment de details niet overzien. Morgenavond is er een vergadering van de Commissie voor Sport en Recreatie. Ik zal ervoor zorgen dat de gegevens die hierop betrekking hebben morgen nog even worden nageplozen. Maar ik kan mij niet voorstellen dat wij afwijken van de afgesproken techniek rondom deze bezuini ging. De Voorzitter: Wat doen wij nou? De heer Duijvendak: Het gaat niet om de techniek van bezuiniging, maar er is naar mijn weten ter zake geen besluit genomen. Ik vind dat de wethouder moet toezeggen dat dit ant woord niet de deur uitgaat en dat b. en w. opnieuw kijken of de raad überhaupt een besluit over deze zaak heeft genomen. Zo ja, dan kan het antwoord alsnog uit en tekenen wij daar als PAL-fractie bezwaar tegen aan omdat een dergelijk besluit volgens ons niet juist is. Zo nee, dan moet het antwoord sowieso van tafel en moeten b. en w. kijken in hoeverre er iets wordt uitgevoerd wat niet door de raad is gesanctioneerd. Ik denk dat deze hele zaak dan terug moet komen bij de begrotingsbehandeling. De Voorzitter: Wij kunnen een aantal dingen doen. Ik kan voorstellen om conform het gestelde onder punt J te besluiten. Wij gaan de zaak na en mocht blijken dat er sprake is van een onjuiste benadering, dan moet een en ander als niet gedaan zijnde worden be schouwd. Wij kunnen deze kwestie ook aanhouden en daar de volgende keer op terugkomen. Ik kijk naar de wethouder. (De heer De Vries (weth.): Ik wil dit punt graag nog even in de commissie aan de orde stellen.) Ik stel voor dit punt aan te houden. Wij komen er op terug. Sub K. Het beroepschrift is in handen gesteld van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften om advies. Sub L, M en N. De brief, het besluit en de mededeling worden voor kennisgeving aangenomen. 7 De Voorzitter: Op uw tafels is neergelegd het boek Leeuwarden 700, de handel en wan del in 7 eeuwen. Het is een bijzonder fraaie uitgave van de Postgiro/Rijkspostspaarbank waar ik uw bijzondere aandacht voor vraag. Punt 6. De Voorzitter: Dit punt luidt: Onderzoek geloofsbrief van het nieuw benoemde lid van de raad mevrouw G. Vollema-Doevendans. Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: "Onderzoek geloofsbrief van mevrouw G. Vollema- Doevendans. Aan de gemeenteraad. Krachtens aanwijzing van de voorzitter van uw vergade ring hebben ondergetekenden: P.J. Sijbesma, J.R. Bijkersma en E. Brandenburg-Sjoerdsma de geloofsbrief onderzocht van het nieuw benoemde raadslid mevrouw G. Vollema-Doeven dans. Mevrouw G. Vollema is bij besluit van 17 september 1985 van de voorzitter van het centraal stembureau ter verkiezing van de leden van de gemeenteraad benoemd verklaard tot lid van de raad. De geloofsbrief met bijbehorende stukken is door de benoemdverklaarde binnen de door de wet gestelde termijn ingezonden. Uit de ingezonden verklaring of op an dere wijze is ons niet gebleken, dat de benoemdverklaarde op het tijdstip, waarop over de toelating moet worden beslist, een met het raadslidmaatschap onverenigbare betrekking be kleedt. Voorts heeft de burgemeester aan uw raad een uittreksel uit het bevolkingsregister overgelegd, waaruit blijkt, dat de benoemdverklaarde haar werkelijke woonplaats in de ge meente heeft. Wij kunnen uw vergadering derhalve rapporteren, dat wij de geloofsbrief met bijbehorende stukken in orde hebben bevonden. Daar overigens geen omstandigheden be kend zijn, op grond waarvan de benoemde niet zou kunnen worden toegelaten, mogen wij u adviseren, mevrouw G. Vollema-Doevendans toe te laten als lid van de raad van de gemeente Leeuwarden Aldus gerapporteerd in de vergadering van de raad van de gemeente Leeuwarden op 30 september 1985 en ondertekend door de heren Sijbesma en Bijkersma en mevrouw Branden burg-Sjoerdsma. De Voorzitter: Ik stel de raad voor dienovereenkomstig te besluiten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van de Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Punt 8 (bijlage nr. 297). Herbenoeming leden bestuurscommissie Akademie voor Beeldend Kunstonderwijs Vredeman de Vries. Aanbeveling van burgemeester en wethouders: - de heer ir. P.A. Timans; - de heer mr. A.Y. Wieberdink. Benoemd worden de aanbevolenen met algemene stemmen. De heren Meijerhof en Sterk vormden met de voorzitter het stembureau. Punten 9 t.e.m. 12 (bijlagen nrs. 298, 302, 314 en 300). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 13 (bijlage nr. 299). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Verkoop van een te Wirdum gelegen perceel grond. Mevrouw Jongedijk-WellesAllereerst wil ik zeggen dat het bijzonder jammer is dat, na dat er op alle fronten overeenstemming was bereikt over het feit dat er gezocht moest wor den naar een alternatief voor het bedrijf waar het nu over gaat, het vinden van een aan vaardbaar alternatief niet gelukt is. Wij zijn ervan overtuigd dat alle mogelijke alternatieven onderzocht zijn en dat er geen andere conclusie mogelijk is dan de grond alsnog te verkopen aan de heer Van der Werff. Het plan is in overeenstemming met het bestemmingsplan. Dus, hoe spijtig ook, de betrokkene heeft recht op dit stukje grond. Toch is het uitstel niet voor niets geweest. De betrokken koper heeft door het verlenen van medewerking aan uitstel in ieder geval zijn goede wil getoond, ook aan de omwonenden. Verder heeft een en ander ons weer eens duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is een ver ouderd of achterhaald bestemmingsplan in een zo vroeg mogelijk stadium bij te stellen. Uit

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 4