punt omschrijving bijlage blz. 10. Verkoop van een in deelgebied V van het bestemmingsplan Cammin- ghaburen gelegen perceel bouwterrein aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, gevestigd te Heerlen. 370 7 11. Verkoop van een in het ontwerp-uitwerkingsplan Camminghaburen- deelgebied VlIIb gelegen perceel bouwterrein aan Bouwonderneming Keuning BV, gevestigd te Drachten. 364 7 12. Uitgifte in erfpacht van een in het bestemmingsplan Industriegebied Schenkenschans gelegen perceel grond van de Stichting Werkplaats De Opstap, gevestigd te Leeuwarden. 372 7 13. Aangaan met de provincie Friesland van een overeenkomst tot vesti ging van een zakelijk recht ten behoeve van de aanleg van een pers leiding van het TOP-terrein naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. 355 7 14. Herziening van twee erfpachtscanons. 365 7 15. Vaststelling van het bestemmingsplan Rengerspark. 366 8 16. Voorbereiding ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor het perceel Fioringras 26 te Leeuwarden. 368 9 17. Herverdeling stadsvernieuwingsmiddelen 1985. 367 9 18. Herinrichting van de wijk Heechterp tot verkeersluw gebied. 361 10 19. Garanderen van een geldlening voor de financiering van de bouw van 18 wooneenheden voor studenten aan de Weaze/Zwitserswaltje door de Stichting Studentenhuisvesting Groningen. 360 10 20. Nader onderzoek en saneringsonderzoek bodemverontreiniging ter rein voormalige rijwielfabriek Phoenix aan de Zuidergrachtswal te Leeuwarden. 356 10 21. Gasprijzen. 359 10 22. Wijzigen Bijdrageregeling Gemeentelijk Muziekinstituut Leeuwarden. 373 15 23. Verzoeken om medewerking ingevolge artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs en artikel E31 van de Overgangswet Interim wet op het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. 354 16 24. Overeenkomst van samenwerking ten aanzien van beheer en exploita tie van het onderwijsgebouw Bouhof te Leeuwarden. 375 16 25. Evaluatie kwijtscheldingsbeleid 1984/1985. 376 16 26. Bijstelling begroting 1985. 377 19 26a. Aangaan van diverse overeenkomsten met de Aegon. 379 27 27. Wijzigen van de gemeentebegroting en van de begroting van de Dienst Stadsontwikkeling voor het dienstjaar 1985. 378 42 De Voorzitter: Ik open de vergadering. Punt 1. De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststellen van de notulen van de vergaderingen van de raad van 19 augustus 1985 en 9 september 1985. Mevrouw De Jong: Ik heb in de raadsvergadering van 9 september 1985 met betrekking tot het tussenrapport evaluatie woonruimteverdeling een vraag gesteld over de huisvesting van lichamelijk gehandicapten. Op dat moment kon daar geen antwoord op worden gegeven. 3 De inmiddels vertrokken wethouder heeft mij toegezegd dat ik de betreffende gegevens als nog zou krijgen, maar dat is tot op heden niet gebeurd. Ik hoop dat ik de gegevens alsnog krijg toegestuurd. De Voorzitter: Een en ander staat wel correct genotuleerd, mevrouw De Jong? (Mevrouw De JongJa, mijnheer de voorzitter.) De continuïteit in het openbaar bestuur verzekert dat datgene wat de ene wethouder toezegt prompt door zijn opvolger zal worden nagekomen. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 2 (bijlage nr. 374) De Voorzitter: Dit punt luidt: Beslissing op het beroepschrift ingevolge de Woningwet van mevrouw mr. J.F. Rouwé-Danes inzake Uranusweg 6 te Leeuwarden. De heer Ten Hoeve: Ik wil naar aanleiding van het voorliggende voorstel van de Raads- adviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften een aantal kanttekeningen plaatsen. Het is mij bekend dat deze commissie niet alleen nagaat of de wet of de verordeningen op de juiste manier zijn toegepast, maar dat ook het beleid van het college opnieuw wordt bekeken. Er kunnen ook bepaalde adviezen worden gegeven. Toch gaat dit voorstel onze fractie te ver. Wij vallen met name over twee zinsneden in de raadsbrief. In de eerste plaats de zinsnede op bladzijde 2 onder punt 5. Overwegingen en advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften, dat de welstandsnormen niet al te zeer geweld zullen worden aangedaan, nu de nissenhut achter het reeds aanwezige permanente gebouw zal worden geplaatst en een geringere hoogte zal krijgen dan het laatst bedoelde gebouw. Wij hebben voor het welstandstoezicht een aparte commissie. Wat dat be treft zijn de taken duidelijk afgebakend. Naar ons gevoel hoort het niet zo te zijn dat de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften ook op de stoel van de wel standsadviescommissie gaat zitten. In de tweede plaats hebben wij moeite met de onder punt 5 opgenomen zin - er is al ge zegd dat het college terecht artikel 14 van de Woningwet niet heeft toegepast -"Slechts be zien kan worden of binnen het bestaande wettelijke kader de mogelijkheid aanwezig is mede werking aan het bouwplan te verlenen." Je kunt dat lezen als: Het college kan de aanvraag om vergunning afwijzen, maar er moet toch naar mogelijkheden worden gezocht om de ver gunning wel af te geven. Een en ander is in ieder geval in tegenspraak met hetgeen de raad heeft afgesproken en ook in een besloten vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is afgesproken. Wij hebben duidelijk een aantal criteria vastgesteld. Het college heeft die toegepast; wij willen ook niet verder gaan. Wij zijn van mening dat wij met deze versoepelingscriteria al een stap gezet hebben; dat is voor ons genoeg. Het college heeft ons inziens terecht gezegd dat deze bouwvergunning niet moet worden verleend. Er zijn wat dat betreft nog wel een paar vragen. Op zich mag natuurlijk het gelijkheids beginsel niet worden aangetast. Ik wil graag van het college weten of het gelijkheidsbeginsel is aangetast, want dat wordt uit de stukken namelijk niet duidelijk. Is het zo dat er, nadat de versoepelingscriteria zijn vastgesteld, toch nog vergunningen zijn verleend die voorbij gaan aan die criteria? Een andere vraag die op basis van dat gelijkheidsbeginsel dan gesteld moet worden is de volgende. In 1984 stonden er op het industrieterrein ongeveer 48 nissen- hutten die, vanwege het ontbreken van een deugdelijke vergunning, niet meer waren toege staan. Daar zou tegen worden opgetreden en er zouden bepaalde maatregelen worden geno men. Is daar inmiddels al wat aan gedaan? Zijn er bepaalde vaste vergunningen verleend of is er aangeschreven tot afbraak? Ik wil het hierbij laten in eerste instantie. Mevrouw De Haan-Laagland is inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter: Ik zou onderscheid willen maken tussen het beleid van het college - wat mij en ik heb begrepen ook wat de wethouder betreft kan dat in de commissie aan de orde worden gesteld - en hetgeen nu aan de orde is, namelijk de bestreden beslissing waarover de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften een advies heeft uitgebracht. Ziet de heer Rommerts nog aanleiding om te reageren? De heer Rommerts: Ik wil graag een reactie geven, mijnheer de voorzitter. In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat in deze beroepszaak een nieuw punt naar voren is gekomen. De aanvraag die tot het college van b. en w. werd gericht betrof een gewone permanente bouwvergunning. Tijdens onze zitting is de aanvrager daarop teruggekomen, niet zonder een zekere aandrang onzerzijds, en is hij bij monde van zijn raadsvrouw overgegaan op een lijdelijke vergunning. Daarbij heeft hij ons duidelijk gemaakt dat hij voldoende heeft aan een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 2