4 vergunning die voor de tijd van vijf jaar wordt verleend. Er wordt hier dus eigenlijk ge sproken over een andere zaak dan die welke in de oorspronkelijke aanvraag stond. Naar ons idee gaat het nu over een zaak die gemakkelijker met een vergunning te regelen valt - het gaat namelijk om een tijdelijk iets - dan aanvankelijk het geval was. De feitelijke situatie op het industrieterrein is op dit ogenblik naar wij zijn ingelicht zo dat er tal van nissenhutten staan. De heer Ten Hoeve heeft daar ook over gesproken. Som mige nissenhutten staan er met vergunning, andere nissenhutten staan er zonder vergun ning. Ons is niets gebleken van maatregelen van b. en w. om de nissenhutten die er zonder vergunning staan te laten verwijderen. Wij zijn dan ook tot het standpunt gekomen dat het uit een oogpunt van gelijke behandeling van de verschillende gevallen wel wat moeilijk is om nu iemand, die fatsoenlijk een vergunning aanvraagt, met een kluitje in het riet te sturen en tegen hem te zeggen dat hij geen vergunning krijgt. De aanvrager ziet toch ook dat er tal van andere nissenhutten staan? Hij zal zich afvragen waarom hij, terwijl hij fatsoenlijk een aanvraag indient, geen vergunning krijgt. Wij kunnen hem daarin niet ongelijk geven. Het is een beginsel van administratief recht dat vergelijkbare gevallen op dezelfde wijze be handeld horen te worden. De heer Ten Hoeve heeft ook een opmerking gemaakt over ons oordeel over de estheti sche kant van de zaak. Hij vindt het te ver gaan dat de commissie zich daarin mengt. Ik geef de heer Ten Hoeve wat dat betreft volledig gelijk, want dat is niet onze taak. Wij zijn ter zake niet deskundig. In onze ijver om deze zaak zo aannemelijk mogelijk voor te stellen zijn wij daarin iets te ver gegaan. Ik hoop dat wij in dat opzicht niet weer zullen zondigen. B. en w. hebben een soepeler beleid geformuleerd en zijn dus ook afgeweken van een bepaald standpunt. Het college doet dat, voor zover wij zijn ingelicht, alleen voor de kleine re nissenhutten. Wij menen dat dit soepelere beleid, gezien de economische situatie en de si tuatie op het industrieterrein waar ik net over sprak, niet anders dan voortgezet kan wor den. Wij zijn dan ook van oordeel dat de vergunning, een tijdelijke vergunning, aan deze man behoort te worden verleend. De heer Ten Hoeve heeft ook nog een paar vragen aan b. en w. gesteld. Is er al iets ge daan aan bepaalde toezeggingen? Ik kan mij onthouden van het geven van antwoord op die vraag. De heer Ten Hoeve heeft ook gevraagd of het gelijkheidsbeginsel is aangetast en of er iets aan de verwijdering van nissenhutten is gedaan. Voor zover ons bekend is daar niets aan gedaan, maar ik denk dat b. en w. daar het hunne wel over willen zeggen. Tot slot heeft de heer Ten Hoeve nog gezegd dat de versoepelingscriteria zijn fractie ver genoeg gaan. Wel, dat is een kwestie van ja en nee. Wij vinden dat tijdelijke vergunnin gen, ook als het grotere objecten betreft, verleend behoren te worden, daar men anders de nijverheid op de industrieterreinen te zeer frustreert. De heer Ten Hoeve: Het is voor onze standpuntbepaling toch van belang te weten of het gelijkheidsbeginsel nu wel of niet is aangetast. Ik vind het van essentieel belang dat het college daar antwoord op geeft. De Voorzitter: Dat vind ik niet. Het college heeft een beslissing genomen, die door de betrokkene is bestreden. Dan komt de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar schriften in de baan, die adviseert om wel of niet tot gegrondverklaring te besluiten. Als er een besluit ligt in beroep, dan zal het college zich daarop moeten beraden en moeten kijken in hoeverre dat aanleiding geeft om wellicht het beleid bij te stellen. Op dat moment is de commissie het aangewezen forum om daarover na te praten. Het is principieel onjuist dat het college als partij in de baan komt, terwijl de andere partij niet de gelegenheid heeft om nog een keer het woord te voeren in de raad. Op het moment dat er een beroep- of bezwaar schrift wordt ingediend is er sprake van het ter discussie stellen van de beslissing die het college heeft genomen. Dan worden beide partijen, het college en degene die bezwaar in dient, gehoord. De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften geeft een advies aan de raad, die dat kan aanvaarden of verwerpen. Het college moet zich echter be raden op de beleidsmatige verwerking voor de toekomst. Maar als je het college opnieuw in de raad gaat horen, dan zal je evenzeer de andere partij in de raad moeten horen. Hier gaat het nu toevallig de ene kant uit, maar het kan net zo goed de andere kant uit gaan. De heer Ten Hoeve: Dan reageer ik nu op wat de heer Rommerts in eerste instantie heeft gezegd. Naar mijn gevoel kunnen voor de raad niets anders gelden dan de Bouwveror dening en de daarna vastgestelde versoepelingscriteria. Deze criteria zijn behandeld in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en alle vertegenwoordigers van de verschillende fracties, met uitzondering van de heer Timmermans, zijn daarmee akkoord gegaan. Dat is het uitgangspunt voor de raad. De bouwaanvraag moet daaraan getoetst worden. Onze fractie - ik verwacht dat de andere fracties dat ook zullen doen - zal tegen het advies stemmen. De heer Rommerts: Ik wil nog opmerken dat de versoepeling die b. en w. toepassen al een zekere inbreuk is op het gevestigde beleid. Nu het hier om een tijdelijke vergunning 5 gaat, dachten wij dat deze versoepeling iets verder zou mogen gaan en dus ook dit geval zou mogen omvatten. Mijn aandacht wordt nog gevestigd op het feit dat de raad in beroepszaken als deze niet beperkt is in zijn toetsing. Het beroep wordt hier in volle omvang behandeld. Ook de welstandsaspecten vallen daar onder. Dat houdt in dat ook de commissie, die de raad in vol le omvang adviseert, zich over deze welstandsaspecten mag uitspreken. Ik ben dus wat te vlug geweest met mijn peccavi. Ik had vol moeten houden dat wij wel degelijk over de wel standsaspecten mogen adviseren. Wat dat betreft kom ik dus terug op mijn woorden in eer ste instantie De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. Het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften wordt verworpen met 20 tegen 15 stemmen. (Voor het advies stemmen van de fractie van het CDA mevrouw Willemsma-de Jong en de heren Boelens, Jansma, De Jong, Sterk, Sijbesma en Visser, alsmede de leden van de frac ties van VVD, D'66 en GPV/RPF/SGP De heer Rommerts verlaat hierna de vergadering. De zojuist op de publieke tribune plaats genomen hebbende leden van de Brandweer Leeuwarden heffen het volgende lied aan "Elf november is de dag dat de brandweer, dat de brandweer Elf november is de dag dat het zo niet langer mag. Weinig centen krijgen wij voor 60 uren, voor 60 uren Weinig centen krijgen wij voor 60 uren van u erbij. Elf november is de dag dat wij eisen, dat wij eisen Elf november is de dag dat wij vechten voor onze toeslag. De Voorzitter: Ik dank het knapenkoor. Ik weet niet of er een zak sinaasappelen be schikbaar is, om iedereen een sinaasappel te geven. Wij gaan verder met de raadsvergade ring. (Inspreker: Mijnheer de voorzitter,...) Nee, dat is er niet bij. Wij praten in de raadsvergadering als gemeenteraad. Wij gaan niet de orde verstoren door toespraken aan te horen. Wij doen dat bij niemand, ook niet bij ons eigen personeel. Ik wil niet kinderachtig zijn, maar het blijft hierbij. U moet uw recht op een andere andere manier geldend doen ma ken. Ik ben niet van plan om daar de ruimte voor te geven. Nogmaals, wat wij u toestaan kunnen wij een ander niet meer weigeren. Dan is het hek van de dam. De handhaving van de orde van de vergadering is aan mij opgedragen. Ik accepteer dit niet. Ik heb u al meer vrijheid gegeven dan u elders wellicht zou krijgen. Daar laten wij het bij en ik ga nu over tot afhandeling van de agenda. De heer Niemeijer is inmiddels ter vergadering gekomen. Punt 3. Rondgezonden mededelingen. Sub A, B en C. De berichten en de rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub D. Besluten wurdt neffens it ütstel fan b. en w. Sub E t.e.m. H. De brieven, het besluit en de mededeling worden voor kennisgeving aangenomen. Sub I. De verzoeken worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub J. Besluten wurdt neffens it ütstel fan b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 3