10 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 18 (bijlage nr. 361). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Herinrichting van de wijk Heechterp tot verkeers luw gebied. De heer Sterk: Deze zaak is besproken in de Commissie voor Openbare Werken. Er kwam toen al gauw op tafel dat hier ook rioleringswerkzaamheden uitgevoerd zullen moeten wor den. De vraag is in hoeverre deze werkzaamheden gecombineerd kunnen worden uitgevoerd. Tot welke datum blijft het subsidiebedrag beschikbaar? Daar hangt volgens mij namelijk erg veel van af. De heer Timmermans (weth.): De heer Sterk heeft gelijk. In de commissie is geconsta teerd dat wij het risico lopen dat eerst de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting zal plaatsvinden en dat een halfjaar later de buurt weer op zijn kop zou moeten vanwege het feit dat daar slechte rioleringen moeten worden vervangen en ver nieuwd. Wij hebben in de commissie toegezegd dat wij in overleg zullen treden met de subsi- diënt om uitstel te krijgen, zodat deze zaken gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. De eer ste indruk bestaat dat wij, bij doorschouwen van wat er nog aan werkzaamheden ten aanzien van de riolering moet worden gedaan - planvorming en dergelijke -, in feite de zaak dan een halfjaar zouden moeten uitstellen. Op dit moment ligt er een verzoek bij de subsidiënt om ons die ruimte te geven. Wij streven er naar deze zaak zo enigszins mogelijk gelijk te ont wikkelen Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 19 (bijlage nr. 360). De Voorzitter: Dit punt luidt: Garanderen van een geldlening voor de financiering van de bouw van 18 wooneenheden voor studenten aan de Weaze/Zwitserswaltje door de Stichting Studentenhuisvesting Groningen. In de raadsbrief en het besluit staat dat de geldlening zal worden verstrekt door de Algemene Bank Nederland NV te Amsterdam, maar dat moet zijn: Nieuw Rotterdam Leven NV te Rotterdam. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voor stel van b. en w. Punt 20 (bijlage nr. 356). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 21 (bijlage nr. 359). De Voorzitter: Dit punt luidt: Aardgasprijzen. De heer Visser: Voor ons ligt het voorstel tot verhoging van de gasprijzen per één ja nuari a.s. Deze zaak is vorig jaar ook uitvoerig aan de orde geweest toen sprake was van een verhoging van drie cent per m3. Nu gaat het om een verhoging van twee cent per m3, die aanvankelijk hoger was gepland. Ik wil met betrekking tot deze materie even verwijzen naar de Wet aardgasprijzen 1974. In de considerans van deze wet staat dat de Staat streeft naar vergroting van het aandeel van de gasopbrengsten. De vraag kan worden gesteld of die beweegreden nog voldoende kracht heeft in 1985. De tijd van toen - 1974 - waarin nog sprake was van een zekere wel vaart, valt toch helemaal niet meer te vergelijken met de huidige tijd met zijn verslechterde sociaal-economische situatie? In de raadsbrief legt het college de vinger bij twee elementen zoals die vorig jaar hebben gespeeld. In de eerste plaats de marktwaarde van het aardgas en in de tweede plaats - volgens ons is dat een terecht element - de stijging van de woon lasten. Wij vinden dat er wat dat betreft een duidelijke relatie bestaat. Met betrekking tot de Wet aardgasprijzen 1974 zou je misschien formeel de stelling kunnen verdedigen dat daar in niet van een relatie sprake is. Wij zijn echter van mening dat dat wel het geval is. Daar om vinden wij ook dat het college met een goed voorstel is gekomen. Wij kunnen ons volledig verenigen met de overwegingen die aan het voorstel ten grondslag liggen en die staan ver meld in het daarbij behorende besluit. Tot slot wil ik nog wijzen op het streven van de Vereniging van Exploitanten van Gas bedrijven in Nederland (VEGIN) om de huisbrandolie-component te doen vervangen door de stookolie-component. Als het juist is dat uit wijziging van de component een verschil van 11 tien cent per m3 voortvloeit, dan is dat wel in schrille tegenstelling met wat de overheid thans gedaan heeft. Zij heeft namelijk de gasprijs voor grootverbruikers verlaagd met acht cent per m3 en wil de gasprijs voor kleinverbruikers verhogen met twee cent per m3, althans de inkoopprijs van het gas die de Gasunie de distributiebedrijven in rekening brengt. Voor de rest kunnen wij ons met het collegevoorstel verenigen. De heer Bijkersma: De heer Visser heeft in zijn betoog de Wet aardgasprijzen 1974 aan gehaald. Ik heb hem daarvan zojuist een kopie gegeven, dus ik denk dat hij de zaak even vlug heeft bestudeerd. Maar dat even terzijde. Wij willen het woord voeren over deze zaak, omdat wij mede-eigenaar zijn van de NV Frigas die ook te maken heeft met de hoge aardgasprijzen en het hier en daar achterblijven van de betalingen. Een en ander geeft duidelijk aan dat de hoge aardgastarieven voor veel mensen een probleem zijn. Wij kunnen ons dan ook wel voor een groot deel vinden in het geen het college in de raadsbrief schrijft. Maar toch hebben wij wat twijfels en willen wij wat vraagtekens plaatsen. Mijn fractie onderschrijft voor het grootste deel de door het college aangevoerde argumenten Wat ons tot het plaatsen van vraagtekens noopt is het volgende. De laatste jaren werd de gasprijs steeds maar weer verhoogd. De mensen kwamen daartegen in verweer; dat was begrijpelijk. Ook wij vinden dat de Nederlander meer direct profijt van het aardgas zou moeten krijgen. Tot nu toe echter - dat kunnen wij niet verdoezelen - hebben alle acties van verzet tegen die prijsverhoging weinig resultaat gehad. Hoe komt dat, kun je je afvragen. Naar ons gevoel - ik wil daar iets dieper op ingaan - is het protest dat wij destijds hebben gevoerd niet juist gericht. Wij zouden daarom in het kader van deze raadsbrief willen voor stellen toch naar andere wegen te zoeken. Wij denken dat je het kwaad - laat ik het zo maar noemen - meer bij de wortel moet bestrijden. Waarom grijpt de minister in in het gasprijzenbeleid? Hij doet dat op grond van de in 1974 door de Tweede Kamer aangenomen Wet aardgasprijzen, waarvan ik zojuist alle fractie voorzitters en ook u, mijnheer de voorzitter, een kopie heb gegeven. (De Voorzitter: Wij mogen wel lezen wat daarin staat?) (De heer Heere (weth.): Net als mijnheer Visser!) Ja, natuurlijk, want dan weet u waarover ik het heb. Deze wet beoogt, naast de bevordering vaneen goede energievoorziening, de opbrengst uit aardgas voor de Staat te vergroten. Met andere woorden, door deze wet kreeg de regering de mogelijkheid haar begroting in evenwicht te houden met geld afkomstig uit de opbrengst van het aardgas. Sommigen spre ken in dit verband over een versluierde belastingheffing. Ik vind dat iedereen zelf maar moet oordelen hoe hij of zij dat ziet. Zolang een meerderheid in ons parlement deze destijds aangenomen wet op bepaalde punten niet wijzigt, zal iedere regering - van welke signatuur dan ook - die gebruiken als schild tegen de aanvallen op de hoge aardgasprijzen. Dat is de afgelopen jaren wel gebleken. Immers, wanneer de minister ingrijpt in de aardgasprijzen, dan doet hij niets anders dan het uitvoeren van de Wet aardgasprijzen 1974. Laten wij dat goed beseffen. De minister verdoezelt echter het ingrijpen door te stellen dat de koppeling aaneen of andere oliesoort hoofdzaak is. Ik betwijfel dat. Scherper gezegd, sinds het in voeren van de Wet aardgasprijzen in 1974 is het schatkistbeleid het energiebeleid gaan domi neren; dat kunnen wij duidelijk waarnemen. Onze gedachten gaan uit naar aanpassing van bedoelde wet. Wij zeggen niet dat wetten in zijn algemeenheid steeds maar weer moeten worden aangepast, want dat mag naar ons ge voelen alleen als er zich ingrijpende wijzigingen voordoen in de algemene situatie. Naar het gevoel van de VVD-fractie is dat op het gebied van de energievoorziening zeer zeker ge beurd. Wat is er sinds 1974 onder anderen veranderd? De olieprijzen, waar de prijs van het aardgas aan is gekoppeld, stegen fors; die waren niet meer beheersbaar. Grote fluctuaties inde dollarkoers veroorzaakten extra prijsstijgingen. De economische toestand en crisis hebben de inkomens van bijna iedereen aangetast. Dit zijn slechts enkele argumenten in de zen. Ik ben ervan overtuigd dat destijds de Wet aardgasprijzen 1974 met de beste bedoelin gen is aangenomen. Maar niets let ons met even goede bedoelingen op grond van de sterk veranderde omstandigheden activiteiten te ontwikkelen, waardoor de wet wordt aangepast. Wij moeten naar onze mening bij het instituut dat bedoelde wet heeft gemaakt en aangeno men, het parlement, op aanpassing daarvan aandringen. Daarom zal naar het gevoel van de VVD-fractie, naast de nu door het college aangevoerde argumenten in de overwegingen, ook aangevoerd moeten worden - dat moet dan in de wet worden opgenomen - dat het gebruik van aardgas tot de eerste levensbehoeften moet worden gerekend. Bovendien - dat zouden wij ook graag opgenomen willen zien, want wij denken dat dat belangrijk is - zijn wij er voorstanders van dat de binnenlandse prijs van het aardgas niet meer gekoppeld blijft aan aan oliesoortHet gebruik van aardgas is zo algemeen dat hiervoor best een eigen prijs op zijn plaats is. Als de Wet aardgasprijzen 1974 in deze geest wordt aangepast, dan zal de prijs van het aardgas voor binnenlands gebruik voor iedereen meer acceptabel worden. Immers, het feit dat het aardgas een eigen prijs zal krijgen zal ons behoeden voor zulke sterke prijsstijgin gen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 6