14 voor aanpassing daarvan te doen. Daarnaast is het heel duidelijk dat, wanneer de gespreks partners in het landelijk overleg niet tot overeenstemming kunnen komen, er iemand moet zijn die wel tot besluitvorming komt. In het geval dat geen overeenstemming wordt bereikt, is de minister aangewezen om zo nodig de prijzen vast te stellen. Ik heb daar geen moeite mee. Waar ik wel moeite mee heb is de wijze waarop de minister ingrijpt. Dat is ook de reden waarom wij opnieuw dit voorstel aan de raad doen. Wat is er namelijk aan de hand? Door de geweldige verschuivingen van de energieprijs op de oliemarkt heeft de minister vastgesteld dat de aardgasprijs voor grootverbruikers per één januari 1986 met acht cent per m3 zal dalen - gezien de bewegingen van de laatste weken zal de prijs vermoedelijk nog iets naar beneden gaan -, terwijl het aardgastarief voor kleinverbruikers twee cent perm3 omhoog gaat. Het college meent - wij volgen daarin volledig het hoofdbestuur van de VEGIN - dat hier gebruik wordt gemaakt van een wet en van in het verleden aangenomen bereke ningswijzen die nu erg slecht sporen met wat wij allemaal willen. In grote lijnen gaat de aardgasprijs voor kleinverbruikers omhoog, terwijl daar met name de minima zijn te vinden. Het dagelijks bestuur van de VEGIN heeft in het kader van de totale onderhandelingen een uitgebreide discussie gevoerd met de vaste Kamercommissie voor economische zaken. Alle fracties van de Tweede Kamer waren daar bijeen. Er is anderhalf uur gediscussieerd. Wij hebben de commissieleden trachten duidelijk te maken wat de gevolgen zullen zijn van het gevoerde beleid en dat het naar onze mening volstrekt onverantwoord is om tot deze vast stelling van de gasprijzen over te gaan. Niettegenstaande dat heeft de minister vastgesteld dat de aardgasprijs voor kleinverbruikers per één januari a.s. twee cent omhoog gaat en die voor de grootverbruikers zeer aanmerkelijk daalt. Als je praat over de gasmarkt dan praat je over de ruimteverwarmingsmarktRuimteverwarming wordt zowel bij het bedrijfsleven als bij de gezinnen toegepast. Het college is van mening dat, als je hetzelfde artikel voor het zelfde doel gebruiktmaar de een gaat acht cent naar beneden en de ander twee cent om hoog, dat volstrekt onverantwoord is. Nu alle overleg zowel met de vaste Kamercommissie als met de minister heeft gefaald en de prijsverlaging/prijsverhoging werkelijkheid wordt, me nen wij dat de raden in Nederland de mogelijkheid moeten hebben om hierover aan de bel te trekken. Op 21 november a.s. is er in Den Haag een landelijke vergadering van gasbedrij ven, waarin deze zaak opnieuw aan de orde komt. Dat is de reden waarom wij gemeend heb ben de raad vanavond de gelegenheid te moeten geven deze zaak aan de orde te stellen. De heer Visser heeft het verschil van twee en acht cent duidelijk begrepen en ver woord. Hij heeft gelijk wanneer hij stelt dat het verschil tussen groot- en kleinverbruik erg schrijnend wordt. Met name veel middenstandsbedrijven die tot de groep van kleinverbrui kers horen - de grens is 170.000 m3 -, moeten de hoge prijs betalen. De grootverbruikers hebben het naar onze mening toch wat gemakkelijker. Wij vinden dat er geen goede beslis sing is genomen. Tot slot de heer Buurman. Hij zegt dat wij ons als gemeente niet moeten richten tot de minister van Economische Zaken en de Tweede Kamer, maar dat wij ons moeten wenden tot de eigen partijen. Ik ben dat niet met hem eens en dan refereer ik aan wat ik vorig jaar heb gezegd. De minister stelt de prijs vast; hij heeft ook een prijzenbeschikking uitgevaardigd. Bij de behandeling in de Tweede Kamer zal deze zijn fiat geven aan de besluitvorming van de minister. Ik denk dat wij vanuit de basis, waar wij dag in dag uit duidelijk de problemen merken, bij minister en Kamer moeten aandringen op herziening van dit beleid. Wij sturen een afschrift aan de betreffende instellingen. Dat laat echter onverlet dat ieder van ons binnen zijn eigen kring pogingen moet aanwenden om wat aan deze zaak te doen. De heer Bijkersma: Ik wil eerst ingaan op uw woorden, mijnheer de voorzitter. U zegt dat de minister de minimumprijzen kan vaststellen. Ik ben daar in mijn betoog ook op inge gaan. Daarbij heb ik gezegd dat de geschiedenis heeft geleerd dat de minister steeds heeft ingegrepen. Hij heeft dat gedaan omdat hij wellicht vanuit het kabinet de begroting sluitend moest maken. Of dat nu de werkelijke reden is, weet ik natuurlijk niet. Maar uit de geschie denis blijkt wel dat de minister de laatste jaren heeft ingegrepen. Ik heb in eerste instantie ook gezegd dat ik denk dat iedere regering, van welke signatuur dan ook, de Wet aardgas- prijzen 1974 als schild zal gebruiken om haar begroting sluitend te houden. Dat is mijn denkwijze. Ik heb dus niet gezegd dat de minister geen mogelijkheid zou hebben om een verhoging achterwege te laten, want die zie ik ook wel. Maar de praktijk leert dat de minis ters achtereenvolgens hebben ingegrepen. De heer Van der Wal zegt dat ik de Wet aardgasprijzen 1974 wil veranderen en dat ik de baten uit het aardgas niet meer aan de Staat wil doen toekomen. Zo heb ik het niet gezegd, mijnheer Van der Wal. Ik heb gezegd dat ik een aanpassing van deze wet wil en dat ik er een overweging bij wil plaatsen. Ik wil in de overwegingen van de wet tevens opnemen dat het gebruik van aardgas zo langzamerhand tot een van de eerste levensbehoeften is gaan beho ren. Als je een dergelijke overweging opneemt, dan moet die ook meetellen. Volgens mij kun je dan structureel iets aan de prijzen gaan doen, want de minister kijkt dan niet alleen naar een goede energievoorziening en het sluitend maken van de begroting, maar hij neemt het door mij genoemde argument ook mee. Daarom zou ik graag bedoelde overweging vermeld 15 zien in de briefwisseling, omdat - ik noemde dat het kwaad bij de wortel bestrijden - er dan iets kan gebeuren. Ik heb ook gezegd dat in de Wet aardgasprijzen 1974 tot uiting komt dat er een vergelij king wordt gemaakt met andere energiesoorten. De heer Meijerhof is daar ook op ingegaan. Ik denk dat wij elkaar daar wel in kunnen vinden. Ik vind zo langzamerhand dat aardgas niet meer vergeleken moet worden met olie. Aardgas heeft zo'n grote omzet gekregen dat je dat best een eigen prijs kunt geven. Tenslotte breng je de prijs van aardappelen ook niet in verband met die van rijst. Dat zijn twee grootheden die apart van elkaar staan. Ik vind dat aardgas in Nederland een eigen prijs moet hebben. Om deze reden heb ik in eerste instantie de argumenten naar voren gebracht, waarvan ik graag zou zien dat het college die in de brief verwoord. Ik heb begrepen van de wethouder - hij heeft echter niet nee gezegd - dat hij zich niet kan vinden in een aantal argumenten mijnerzijds, omdat hij denkt dat hetgeen ik voorstel niets zal uithalen. Ik denk dat hetgeen nu gaat gebeuren niets uithaalt. Het zal mij niets verwonderen dat wij volgend jaar weer voor hetzelfde probleem staan. Wij hebben hier al drie, vier jaar mee te maken en er verandert niets, dames en heren. Als de Wet aardgasprij zen 1974 zodanig verandert dat er structureel iets kan gebeuren, dan pas kan het aardgas een prijs krijgen die acceptabel is voor de Nederlandse gemeenschap. Dit is het signaal dat de VVD-fractie via de raad, eigenaar van de NV Frigas, aan de instituten wil geven die hiermede activiteiten kunnen ontwikkelen. Wij denken dat datgene wat het college nu voor stelt niets zal veranderen. De heer Visser: Ik heb van de heer Bijkersma begrepen dat hij eigenlijk nog een aan dachtsstreepje wil toevoegen aan de overwegingen die genoemd staan in het ontwerp-besluit. Ik twijfel daar erg aan, want volgens mij haalt een solistisch optreden van de gemeente Leeuwarden helemaal niets uit. Wij hebben daar toch het overkoepelend orgaan, de Vereni ging van Exploitanten van Gasbedrijven in Nederland (VEGIN), voor? (De heer Bijkersma: Maar wij richten de brief ook aan de VEGIN! Je kunt ergens beginnen!Ja, maar ik heb meer vertrouwen in een strijdvaardige opstelling van de VEGIN dan in een solistisch optre den van de raad van de gemeente Leeuwarden. De heer Buurman: De wethouder heeft een uitstekend betoog gehouden. Ik zou met na me de aandacht willen vestigen op de laatste zin die hij uitsprak, namelijk dat een en ander onverlet laat om gelijkgezinde partijen in de Tweede Kamer te benaderen. Als ik die opmer king leg naast het betoog van de heer Bijkersma, dan zou ik bijna zeggen dat hij toch wel hard toe is aan een gesprek met minister van Aardenne. De Voorzitter: Ik wil een korte reactie geven in de richting van de heer Bijkersma. Als in de Kamer de politieke wil aanwezig is om deze wet te wijzigen, dan ontgaat het mij waarom de politieke wil er dan niet is om tegen de minister te zeggen: u maakt lichtvaardig gebruik van de mogelijkheden die de wet u geeft. De heer Miedema (weth.): De heer Bijkersma zegt dat iedere regering, van welke signa tuur dan ook, de gasprijs laat stijgen. (De heer Bijkersma: Ik heb gezegd dat iedere rege ring de Wet aardgasprijzen 1974 als schild gebruikt.) Hij heeft wat dat betreft gelijk. Waar wij echter de grootste moeite mee hebben is dat, als op de rijksbegroting de opbrengsten uit aardgas met miljarden teruglopen, er een prijsverlaging voor de grootverbruikers wordt doorgevoerd, terwijl de kleinverbruikers de grootste problemen hebben - met name de mini ma- wat de lasten betreft. Wij weten dat de begroting voor onze eigen winkel moet sluiten. Als men zegt dat er iets moet gebeuren, dan kunnen wij ons daarin vinden. Maar als men deze verdeling maakt en, met een wet in de hand, deze richtlijnen aanhoudt, dan is het col lege van mening dat er alle reden voor is om vanuit de basis het kabinet door middel van dit besluit op de vingers te tikken. (De heer Bijkersma: Deze koppeling veroorzaakt die verde ling juist. Ik wil die koppeling loslaten, maar daar wil de wethouder niet in meegaan. Dat is zijn goed recht, maar ik ben het daar niet mee eens.) De Voorzitter: Aan de orde is de stemming. De heer Buurman: Ik heb om de aantekening gevraagd dat ik wel meega met het voor stel, maar een beperking aanbreng in de te benaderen instanties. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de heer Buurman gewenste aantekening. Punt 22 (bijlage nr. 373). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Wijzigen Bijdrageregeling Gemeentelijk Muziekinsti tuut Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 8