26 de nota uit te stellen tot na de periode van tervisieiegging en nu alleen een besluit te nemen over de voorgestelde basisvoorziening. Onze fractie heeft uiteindelijk gemeend hiervoor niet te kiezen, omdat het voor het verkrijgen van de subsidie voor de basisvoorziening kennelijk noodzakelijk is een totaal visie mee te sturen naar het Ministerie van Welzijn, Volksgezond heid en Cultuur. Hoe hard dit is is voor ons niet na te gaan en wij nemen daarom maar aan dat het zo is en dat het college dit juist heeft ingeschat. Dat betekent dus dat wij nu wel, zij het met een aantal opmerkingen maar daar kom ik nog op terug, de nota voorlopig willen vaststellen, met daarbij het accent op "voorlopig", omdat wij in onze uiteindelijke stand puntbepaling de reacties uit het veld heel nadrukkelijk willen betrekken. Bovendien gaan wij er van uit dat in het vervolg de Commissie voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienstverlening eerder en nadrukkelijker wordt ingeschakeld. Dan kom ik op de inhoud, waarover ik een aantal opmerkingen wil maken. De eerste is dat wij ons in grote lijnen kunnen vinden in de uitgangspunten zoals die in de nota zijn ge formuleerd. Verslaving aan harddrugs is ongewenst, zo staat er in de nota, en moet zoveel mogelijk worden tegengegaan. Wij zijn het daarmee eens. Wij hebben het dan niet zozeer over gebruik als wel over problematisch gebruik. In de commissie hebben wij ook heel na drukkelijk dat onderscheid gemaakt. Het gaat dan om problematisch gebruik voor de gebrui ker en/of zijn of haar omgeving. Problematisch druggebruik moet worden voorkomen, terug gedrongen of gestabiliseerd; een en ander afhankelijk van en aansluitend bij de versla vingsfase waarin de gebruiker verkeert. Een belangrijke vraag daarbij is op welke wijze dat moet gebeuren. Daarvoor zijn een aantal mogelijkheden. Het kan worden gedaan met de har de hand, waarvoor sommige mensen pleiten, óf vanuit de acceptatie van het gegeven dat problematisch druggebruik bestaat zonder daaraan meteen een morele veroordeling van de gebruiker te koppelen en zonder daaraan stringente behandelingsvoorwaarden te verbinden op het moment dat mensen om hulp vragen. Deze laatste benadering, werken vanuit een ac ceptatiemodel, heeft onze sterke voorkeur en wij zijn blij dat dat ook de benadering is waar van in de nota wordt uitgegaan. Niet alleen het terugdringen van het gebruik van hard drugs is belangrijk, net zo belangrijk is het verbeteren van de leefomstandigheden van de druggebruiker. Beide moeten in het beleid worden nagestreefd. Met name de toelichting die de wethouder wat dit betreft in de commissievergadering heeft gegeven was voor ons heel bevredigend; in de nota staat een en ander wat meer tussen de regels door. Een tweede punt is dat in de inleiding van deze nota de omvang van het druggebruik wordt afgezet tegen de omvang van het alcoholgebruik. Wij vinden dat terecht, omdat daar mee de zaak tot de juiste proporties wordt teruggebracht. Niet om het probleem te bagatelli seren, maar wel om de lading die het vaak heeft er wat af te halen. Uit de cijfers blijkt na melijk dat het alcoholprobleem veel omvangrijker is en misschien - ik weet het niet, daar zou je over moeten nadenken - wel veel meer onze aandacht zou moeten hebben. In de nota wordt overigens ook aangekondigd dat daarop nog zal worden teruggekomen door het colle ge. Dan een aantal opmerkingen over de uitwerking van de doelstelling. Het onderscheid in groepen gebruikers en de daarop aansluitende benaderingswijze vinden wij helder en heeft onze instemming. Op één punt vinden wij de benadering van het college te simpel; dat is op bladzijde 38, waar het gaat over de benadering van gebruikers afkomstig uit andere, etni sche groepen. Daar staat; "Wij achten het op zijn plaats om nu reeds uit te spreken dat wij in principe geen voorstander zijn van het oprichten van aparte categoriale voorzieningen voor druggebruikers van niet-nederlandse origine." Zo ver zijn wij nog niet, wij vinden dat voorop moet staan dat er ook voor deze groep een adequaat en op deze groep toegespitste vorm van hulpverlening moet komen, zo mogelijk in of vanuit een algemene voorziening, als dat kan. Een van de ervaringen vanuit het project straathoekwerk is nu juist dat deze jon geren heel moeilijk of zelfs niet te bereiken zijn door Nederlandse werkers en ik denk dat dat een gegeven is waarmee rekening moet worden gehouden op het moment dat wordt nage dacht over een goede wijze van hulpverlening aan deze groep. Een volgend punt is dat wij het ermee eens zijn dat er een samenhangend hulpverle- nings- en preventieaanbod moet komen. De nota doet daarover een aantal voorstellen, maar die vinden wij eigenlijk nog te weinig concreet uitgewerkt waardoor het moeilijk is om er een duidelijk beeld bij te vormen. Wat ons wèl duidelijk wordt is dat er nogal wat wordt ge vraagd, zowel van de specifieke drughulpverleninginstellingen als van de eerste lijnsvoor zieningen. Wij vinden het dan ook belangrijk dat b. en w. nauw betrokken blijven bij de ver dere invulling en uitwerking van het beleid en dat zij meedenken over de voorwaarden die hiervoor nodig zijn. Datzelfde geldt voor de problematiek van de resocialisatie. In de nota wordt terecht gesteld dat het kunnen beschikken over woonruimte en werk daarbij essentiële voorwaarden zijn. In de nota van de stuurgroep drugsbeleid zijn ook enkele voorwaarden uitgewerkt met betrekking tot wonen en werken. In de b. en w.-nota komen die voorstellen helaas niet meer terug, maar wordt gezegd dat het CAD plannen van aanpak dient te ont wikkelen op deze terreinen. Op zich kunnen wij daarmee wel instemmen, als dat maar niet betekent dat deze zaken op de lange baan worden geschoven. Als namelijk alles wat het CAD moet doen eens op een rij wordt gezet - in de nota wordt diverse keren verwezen naar het 27 CAD -, dan vraag je je af of deze instelling daartoe in staat is. Een en ander moet er onzes inziens zeker niet toe leiden dat een aantal zaken niet gebeurt. Wij zouden graag zien dat daarover bij de definitieve vaststelling van de nota concrete informatie wordt gegeven, zo dat wij weten waar wij aan toe zijn en op welke termijn wij bepaalde dingen kunnen verwach ten. Dan een opmerking over de basisvoorziening. Wij onderschrijven het belang van een dergelijke voorziening en daarom ga ik daarop nu verder niet in. De voorstellen zijn duide lijk. Wel wil ik iets zeggen over de onderbrenging bij het CAD. Op zich lijkt dit een goede zaak. Als argument wordt genoemd dat het belangrijk is de basisvoorziening af te stemmen op andere activiteiten. Dat vinden wij ook. Een voorwaarde is echter wel dat het project een zelfstandig beleid kan voeren en dat daarover voordat het project echt van start gaat over eenstemming wordt bereikt met het bestuur van het CAD. Wij vinden dat die duidelijkheid er op het moment dat wij de nota definitief vaststellen moet zijn, zodat wij ons dan definitief kunnen uitspreken over de aanhaking. Tenslotte nog een opmerking over de relatie politie/justitie/hulpverlening; de heer Jan- sma is hierop ook ingegaan. In de nota is dit het meest vage gedeelte; er blijven nogal wat vragen liggen, hetgeen in de commissie ook is geconstateerd. Op een en ander is in de com missie echter niet uitvoerig ingegaan, omdat deze vragen meer liggen op het terrein dat de burgemeester bestrijkt. In dat verband is er dan ook verwezen naar de Commissie voor Openbare Orde. Ik zou graag de toezegging van de burgemeester willen hebben dat, voor dat wij de nota definitief vaststellen in het voorjaar, met name dit hoofdstuk wordt bespro ken in de Commissie voor Openbare Orde. Voor de rest stemmen wij in met het raadsbesluit. De heer Duijvendak: Ook wij willen beginnen met een opmerking over de gevolgde pro cedure. Ondanks het feit dat de nota vijf jaar onderweg is geweest, is er nu geen tijd voor een fatsoenlijke behandeling in deze raad en geen tijd voor een fatsoenlijke behandeling in de commissie, laat staan voor discussie binnen onze fractie en overleg en voorbereiding met betrokken organisaties. B. en w. hebben daarvoor nu naar onze mening wel één steekhou dend argument: er moet voorlopig beleid worden geformuleerd ter onderbouwing van de aan vraag voor de rijksbijdrage van de basisvoorziening. Vooral omdat wij die aanvraag geen enkel gevaar willen laten lopen, moeten wij wel meedoen aan dit debat. Maar - ik sluit mij wat dit betreft aan bij een vraag van mevrouw Vlietstra - waarom hebben b. en w. de rap portage van de stuurgroep, de coördinatiecommissie, niet eerder aan de orde gesteld in de Commissie voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Dienstverlening, zodat wij daar een goede, uitgebreide en tijdige discussie hadden kunnen voeren over de hoofdlijnen van het beleid? Veel tijd is nu gaan zitten in het zelf schrijven van de gemeentelijke nota, terwijl er volgens ons wel voldoende materiaal op tafel lag. Daar waar de gemeentelijke nota afwijkt van de rapporten en de voorstellen van de stuurgroep zijn wij juist niet zo enthousiast over deze nota. In principe vindt PAL de voorgestelde procedure waarin iets twee keer in de gemeenteraad aan de orde komt onnodig tijdrovend en democratisch gezien ook onjuistwan neer verondersteld wordt dat pas na de eerste vaststelling in deze raad betrokken groepen naar hun mening wordt gevraagd. Ook bij onze eerste standpuntbepaling vinden wij het al van belang dat die groepen worden gehoord. Voorzover het binnen onze mogelijkheden lag hebben wij dat in de afgelopen week dan ook alsnog gedaan. Gelet op hetgeen door de vorige sprekers naar voren is gebracht zal ik mij beperken tot vier hoofdzaken. De punten met betrekking tot de politie en etnische groepen zal ik nu laten rusten, omdat daarover door de andere fracties al vragen zijn gesteld. Ik ga op de volgende vier punten in: de geformuleerde doelstellingen, de aanhaking van de basisvoorziening bij het CAD, woon- en werkprojecten en de methadonverstrekking. De doelstellingen. Ik heb in de commissie de doelstellingen, zoals die nu zijn geformu leerd in deze nota, eenzijdig en niet altijd even helder en consequent geformuleerd genoemd. Daar waar in de doelstellingen wordt gesproken over het ongewenst zijn van harddrugge- bruik stel ik voor om steeds te lezen: het ongewenst zijn van het problematische harddrug- gebruik. Dat moet zoveel mogelijk worden tegengegaan. Dus niet ieder harddruggebruik en ook niet het harddruggebruik in het algemeen. Ook al niet - in de nota wordt het ook ge constateerd op bladzijde 29 - omdat dat zou betekenen dat je je bij je hulpaanbod alleen zou beperken tot mensen die gemotiveerd zijn om af te kicken. En dat willen wij juist niet. Het gaat dus om problematisch harddruggebruik, zoals bovenaan op bladzijde 27 is geformu leerd. In hoeverre is problematisch harddruggebruik nu weer gelijk te stellen aan verslaving aan harddrugs, zoals dat in de nota wordt gedaan? Die vraag laat ik graag aan meer des kundige mensen over. Ik wil er wel op wijzen dat de directeur van het CAD er op heeft ge wezen dat "verslaving" een moeilijk hanteerbaar begrip in dit kader is. Belangrijker nog dan deze verduidelijking van het soort harddruggebruik dat wij ongewenst vinden, is het ontbreken van een tweede centrale doelstelling, waarin de aandacht uitgaat naar het verbe teren van het maatschappelijk en lichamelijk functioneren van die problematisch verslaafde.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 14