36
permitteren over het belang van een steunfunctie. Er zijn daarover een heleboel argumenten
pro en contra op een rij te zetten. Ook in de commissie zou heel goed kunnen worden gedis
cussieerd over het feit dat de denkwijze over steunfuncties samenhangt met de hoeveelheid
geld die overblijft voor het lokale werk. Met andere woorden, de commissie zou heel goed in
staat zijn om de onderhandelingspositie van Leeuwarden en andere gemeenten zelf in kaart
te brengen. Daarom vinden wij het niet nodig dat b. en w. ons wat dat betreft overslaan.
Juist een discussie over de functie van het bovenlokale werk is op dit moment niet gevoerd
en die hebben wij dan ook gemist.
Mijn derde constatering is dat b. en w. geen goed voorbereide discussie in de commissie
mogelijk hebben gemaakt. Het gaat daarbij over twee zaken; mevrouw De Haan heeft dat te
recht naar voren gehaald. Het gaat niet alleen over bovenlokaal werk voor Surinamers en
Antillianenmaar ook over dat werk voor buitenlanders, met name Turken en Marokkanen.
Achteraf is gebleken dat b. en w. zelf ten onrechte een koppeling hebben aangebracht tus
sen de bovenlokale functie voor buitenlanders aan de ene kant en voor Surinamers en Antil
lianen aan de andere kant. Het is namelijk gebleken dat het helemaal niet zeker is dat beide
bovenlokale steunfuncties bij dezelfde organisatie worden ondergebracht. De wethouder
heeft gezegd dat het niet nodig was dat de commissie praatte over de steunfunctie voor het
bovenlokale werk voor buitenlanders, want die zou immers toch bij dezelfde organisatie ko
men als die voor het bovenlokale werk voor Surinamers en Antillianen. Met andere woorden,
b. en w. hebben ons over dit punt überhaupt niet gehoord.
Dank zij de inzet van PvdA en PAL is deze kwestie in de commissie aan de orde geweest.
Wij hebben echter nog nooit met elkaar in het openbaar over deze zaak gesproken. Ook dat
nemen wij de wethouder kwalijk.
Mij is ter ore gekomen dat er inmiddels een soort overeenkomst is gesloten tussen het
BOF, het COL en het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Met andere woor
den, het heeft geen zin om een motie in te dienen over de vraag of de bovenlokale steun
functies zouden moeten worden ondergebracht bij het BOF of het COL. Ik zal het daar dan
ook niet verder over hebben en ook niet over onze relatieve voorkeur voor het COL. Dat er
nu een afspraak ter zake is gemaakt, doet echter niets af aan het feit dat de wethouder ons
en de betrokken organisaties ten onrechte heeft gepasseerd. Naar de mening van PAL voer
je op die manier geen minderhedenbeleid en ga je op die manier ook niet om met gemeente
raadsleden. Ik zou graag willen dat de wethouder dat eindelijk een keer in het openbaar zou
onderkennen.
Tot slot het volgende. In de raadsbrief wordt gesproken over mensen van niet-Neder-
landse origine. Wij hebben ons afgevraagd welke mensen daarmee worden bedoeld. Is dat wel
een juiste omschrijving in deze decentralisatie-opzet, waarbij het gaat om mensen van Suri
naamse en Antilliaanse afkomst? Met andere woorden, is het taalgebruik "mensen van niet-
Nederlandse origine" wel juist?
De heer Heere (weth.Wij hebben in de commissie uren gesproken - dat is nu opnieuw
bevestigd - over de procedure. Een aantal leden van de raad is niet gelukkig met de ge
volgde procedure; ik kan mij dat voorstellen. Ik heb in de commissie uitermate uitvoerig be
toogd dat ik in een wat ingewikkelde onderhandelingspositie zat. Ik onderhandelde namelijk
als voorzitter van het Kerngemeentenoverleg samen met tien andere gemeenten, waarbij ik
de belangen van het uitvoerend lokale werk zo goed mogelijk moest proberen te behartigen
tegen de bezuinigingsdrift van het ministerie in. Het is u bekend dat de onderhandelingen
met het ministerie in het algemeen niet zo eenvoudig zijn. Wij konden op die manier als kern
gemeenten op één lijn komen. Alleen dat feit zou enige garantie kunnen zijn voor een posi
tief resultaat.
Als nu achteraf wordt geconstateerd dat ik standpunten heb ingenomen, dan schaam ik
mij daar in het geheel niet voor. In de eerste plaats ben ik daar naar mijn mening voor inge
huurd en in de tweede plaats kan ik, ook achteraf, door de raad tot de orde worden geroe
pen als blijkt dat ik verkeerde standpunten heb ingenomen. Tot mijn verrassing moet ik
constateren dat dat nauwelijks het geval is. Ik geef toe dat het beter ware geweest de com
missie in een wat eerder stadium bij het geheel te betrekken. Ik ontken dat ik de betrokken
organisaties niet om hun mening zou hebben gevraagd althans hun mening niet zou kennen.
Ik heb dat ook in de commissie gezegd. Er waren wel degelijk schriftelijke stukken, die me
ningen van diverse organisaties weergaven op het rapport van het Centraal Orgaan Leeu
warden (COL). Volgens mij mag je daarmee ook werken, vooral in een situatie waarin het
niet geheel duidelijk is wie nou wat vertegenwoordigt. Kortom, de zaak was wat ingewikkeld,
maar dit is wellicht een verklaring voor de wijze waarop een en ander is verlopen.
Nu naar de toekomst. Er is gevraagd of ik de commissie voortaan bij dit soort zaken wil
betrekken. Wanneer iets dergelijks weer aan de orde is, dan zal ik dat uiteraard doen.
Dan nog een opmerking over de koppeling. De heer Duijvendak zegt dat b. en w. de
steunfuncties voor buitenlanders en Antillianen en Surinamers hebben gekoppeld. Ik heb in
de commissie medegedeeld dat het ministerie dat heeft gedaan. In een brief van 24 oktober
van het ministerie aan het college van b. en w. staat dat ten behoeve van de duidelijkheid
37
ernaar wordt gestreefd ten behoeve van buitenlanders, Antillianen en Surinamers één lijn te
volgen bij het realiseren van het steunpunt in de provincie Friesland. Dit is dus geen uit
vinding van het college van b. en w., maar een toenmalig standpunt van het ministerie. In
middels heb ik voorlopige berichten gehoord dat het ministerie op dit moment toch denkt aan
een iets andere benadering. Wij zuilen daarover op 11 december met het ministerie praten.
Mevrouw De Haan heeft in dit verband gezegd dat de voorkeur van haar fractie uitgaat naar
onderbrenging van het steunpunt bij het Begeleidingsorgaan Friesland (BOF) en dat de er
varing bij het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL) niet verloren mag gaan, maar mee zou
moeten gaan naar het BOF. Ik denk dat dat aspect nadrukkelijk is opgenomen in de voorlo
pige beslissing die het ministerie aan ons zal voorleggen. Naar mijn mening zal dat dus vol
doende worden gehonoreerd.
Ik constateer dat de raad akkoord gaat met de voorgestelde decentralisatie, maar dat
dat - mevrouw Willemsma en de heer Duijvendak hebben dat opgemerkt - met enige pijn ge
beurt, omdat wij nogal wat minder geld krijgen dan het rijk aanvankelijk zelf meende te moe
ten uitgeven voor dezelfde soort activiteiten. Een dergelijke gang van zaken is natuurlijk
uitermate vervelend. Ik constateer bovendien dat het bedrag van de subsidie-aanvragen on
geveer het dubbele is van het bedrag dat wij ter beschikking krijgen. Een en ander bete
kent dat wij de nodige prioriteiten zullen moeten stellen bij de toekenning van subsidies.
Dat is ook de hoofdreden waarom ik nogal geknokt heb met het departement om er zoveel mo
gelijk geld uit te slepen. Ik vind dat een legitieme zaak, maar als die gang van zaken de
schoonheidsprijs niet verdient, dan heb ik wellicht toch in elk geval een andere prijs ge
haald, namelijk een zo gering mogelijke korting.
Het is mij gebleken uit de verschillende reacties dat akkoord wordt gegaan met het
voorstel; dat verheugt mij.
Mevrouw De Haan-Laagland: Ik heb niet veel toe te voegen aan hetgeen ik in eerste in
stantie heb gezegd. Uiteraard ben ik blij met de toezegging van de wethouder. Ik ben in
houdelijk niet ingegaan op de discussie over de vraag hoe een eventueel steunpunt eruit zou
moeten zien: heel stevig of juist klein, zodat je geld voor plaatselijke activiteiten overhoudt.
De reden dat ik niet op dit punt ben ingegaan is dat ik dat verloren tijd vind, omdat de
discussie inmiddels is achterhaald. Een en ander betekent echter niet dat wij het achteraf
wat dit punt betreft eens zijn met de wethouder. De wethouder constateerde dat achteraf
blijkt dat iedereen in de raad het met hem eens is, maar dat heb ik dus niet beweerd.
De heer Duijvendak: In aansluiting op de opmerking van mevrouw De Haan het volgen
de. Ook onze fractie is het niet eens, daar waar het gaat over het bovenlokale werk, met de
stellingname van b. en w. zoals die verwoord is in de brief van het Kerngemeentenoverleg.
Bovendien zijn wij het niet eens met de voorkeur die daarin wordt uitgesproken voor het
Begeleidingsorgaan Friesland (BOF). Wat dat betreft vind ik het een beetje te gemakkelijk
om te zeggen dat wij alleen maar procedurele bezwaren zouden hebben en geen inhoudelijke
bezwaren.
Dan de koppeling van het bovenlokale werk voor buitenlanders en voor Surinamers en
Antillianen. Het was mij wel bekend dat het ministerie in eerste instantie die koppeling heeft
gemaakt. Maar het gaat mij erom dat de wethouder dat feit heeft aangegrepen om te zeggen
dat er in de commissie niet meer hoeft te worden gepraat over bovenlokaal werk voor buiten
landers, omdat datgene wat wij beslissen voor Surinamers en Antillianen automatisch geldt
voor buitenlanders. Ik vind dat een onvoldoende argument, want je moet naar mijn idee per
groep bekijken wat de voor's en tegen's zijn voor onderbrenging bij het BOF of het Centraal
Orgaan Leeuwarden (COL). Op grond van die totale afweging zou je kunnen kijken in hoe
verre één van beide instellingen het meest geschikt is.
Mijn bezwaar is nu dat wij überhaupt niet door de wethouder zijn geraadpleegd daar
waar het gaat over het bovenlokale werk voor buitenlanders, maar dat hij wel gemeend heeft
om namens de gemeente Leeuwarden daarin een stellingname in te moeten nemen en een brief
te moeten sturen aan de minister. Deze kwestie is nooit in het openbaar door de raad be
sproken en dat vind ik een kwalijke aangelegenheid.
De Voorzitter: Heeft de heer Heere nog behoefte om te reageren? (De heer Heere
(weth.): Nee, mijnheer de voorzitter.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De heer De Beer heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Punten 27 t.e.m. 31 (bijlagen nrs. 409, 410, 384, 383 en 413).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.