42 lijk is dat de partijen in het college wat verschillend gewicht toekennen aan het belang van emancipatie. Gelet op de zojuist gedane uitlatingen is het eerlijker om deze uitspraak wat scherper te formuleren. Zolang het CDA in het college zit is een voortvarend emancipatiebe leid moeilijk zo niet onmogelijk. Dit zijn twee nuchtere constateringen. Het CDA profileert zich eerder, zowel landelijk als lokaal, als een anti-emancipatiepartij dan als de hoedster van de gezinsideologie. Mevrouw Willemsma heeft daar zojuist ook nog een fraai staaltje van weg gegeven. De bijdrage van het CDA in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden is nihil en als er al iets inhoudelijks wordt gezegd dan is het remmend c.q. relativerend. Maar dat is niet het enige, want ik wil ook verwijzen naar hetgeen zich in de raad heeft afgespeeld. Ik denk daarbij dan aan het opzetje van de heer Pruiksma om bij de werkgelegenheidsplannen vooral aandacht te geven aan jonge mannelijke werklozen en aan de opmerking van de heer Jansma dat het CDA geen behoefte heeft aan een vrouwenwerkplan. (De heer Pruiksma: Die inbreng was dus niet nihil!Nee, alleen maar negatief. Het woord "nihil" sloeg op de bij drage van het CDA in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden. Het is voor de politieke duidelijkheid alleen maar goed dat het CDA klip en klaar uit spreekt dat emancipatie niet zo nodig hoeft. Dat betekent voor de toekomst dat er, mocht het CDA onverhoopt weer in het college komen, veel hardere afspraken gemaakt moeten wor den of dat dit een onderwerp is dat wij als een vrije kwestie zouden moeten bestempelen. Dat wil zeggen dat er op dit terrein beleid kan worden gemaakt door die partijen die zich wel sterk maken voor emancipatie en daarbij reken ik niet alleen PvdA, PAL en D'66, maar ook de meer liberale stroming in de VVD. Het CDA reken ik daar in ieder geval niet bij. Maar goed, de onderhandelingen over de collegevorming liggen nog een aantal maanden voor ons. In de tussentijd kan iedereen nog eens rustig nagaan welke schadelijke effecten de aanwezigheid van het CDA in het college voor het emancipatiebeleid gehad heeft. Tot slot. Wij zijn het eens met het merendeel van de aanbevelingen. Mevrouw Vlietstra heeft al opgemerkt dat het grootste deel daarvan al aansluit op de reeds door ons genomen besluiten. Veel nieuws staat er dus niet in de evaluatienota. Ik zal de besluiten waar wij het niet mee eens zijn niet herhalen. Voor een deel worden de voorstellen gebaseerd op uitspra ken die al eerder in deze raad gedaan zijn. Het spreekt voor zich dat wij ons dan nu ook niet bij die voorstellen kunnen aansluiten. Wel willen wij ons aansluiten bij de opmerking van mevrouw Vlietstra dat de verbete ringsvoorstellen niet alleen onderzocht zouden moeten worden, maar dat er, gefaseerd in de tijd, een concreet plan op tafel moet komen. Ik sluit mij graag aan bij haar suggestie dat wij een fasering moeten maken in de tijd - ik heb dat ook in de commissie gezegd - en dat in ie der geval binnen twee jaar alle vervolg-hoofdstukken op tafel liggen. De PAL-fractie kan het pleidooi wat dat betreft van mevrouw Vlietstra wel onderstrepen. Wij zullen er met el kaar voor moeten zorgen dat de planning wordt gehaald. Daarvoor is het noodzakelijk om eens na te denken over de politieke samenstelling van een college. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: De VVD heeft zich altijd positief opgesteld ten opzich te van het emancipatiebeleid van alle burgers, dus van vrouwen en mannen, en heeft hun ontplooiing op veel maatschappelijke terreinen gestimuleerd. Bovendien komt dit punt voor in ons landelijk verkiezingsprogramma. Op grond hiervan kan de VVD-fractie instemmen met de intentie van het college om een actief emancipatiebeleid te voeren. Wij constateren dat zo'n beleid noodzakelijk is, omdat in onze maatschappij vrouwen nog altijd ongelijke kansen hebben. Wij stemmen in met een tijdelijke voorkeursbehandeling van vrouwen bij het vervullen van functies, met name bij een gelijkwaardige geschiktheid voor de functie. Wij zijn tegen een voorkeursbehandeling bij voldoende geschiktheid. In de evaluatienota staat daarover ook iets vermeld. Overigens vinden wij de resultaten van de positieve discriminatie, zoals die vermeld staan op de pagina's 7 en 8 van de evaluatienota, zeer pover. Vooral in 1982 en 1984 zijner vrijwel geen gevallen van positieve discriminatie voorgekomen. Wat betreft de hogere func ties is er in de vier opgegeven jaren door 38 vrouwen gesolliciteerd. Een zeer klein aantal van hen, namelijk zes, is uitgenodigd voor een gesprek, maar er is niemand benoemd. In de hogere functies is dus sprake van een grote achterstand van vrouwen. De conclusie van het college is dat er onderzoek zal worden verricht naar de wijze waarop meer vrouwen in het ambtelijk kader kunnen worden opgenomen. Wij gaan daar wel mee akkoord, maar vinden dat er ook een actiever, een meer wervend beleid zal moeten worden gevoerd. Op pagina 38 van de evaluatienota staat dat bij het voeren van een emancipatiebeleid in de toekomst een afweging zal moeten worden gemaakt tussen de doeleinden van het emanci patiebeleid - het opheffen van de achterstanden van vrouwen - en andere beleidsprioritei ten. Er zuilen keuzes gemaakt moeten worden. Wij willen wat dit punt betreft een zeer posi tieve opstelling bepleiten voor het verder opruimen van belemmeringen voor maatschappelijk gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Wij gaan akkoord met het besluit van het college tot instelling van afzonderlijke werk 43 groepen voor het opstellen van beleidsnota's inzake het facet emancipatie op verschillende beleidsterreinen en met de volgorde die bepaald is, namelijk onderwijs en ruimtelijke orde ning en volkshuisvesting. Ook willen wij aandringen op versnelling van al dit werk. Wij vin den ook dat er in de afgelopen jaren betrekkelijk weinig tot stand is gekomen. Het college geeft daar in de evaluatienota wel een paar redenen voor aan, maar toch willen wij graag dat er sneller aan gewerkt wordt De knelpunten in de diverse sectoren van het gemeentelijk beleid zullen vooral door ei gen beleidsmedewerkers mede opgelost moeten worden. Zij zullen deze wijzigingen moeten accepteren en dragen. De betreffende ambtenaren dienen dus nauw bij deze materie te wor den betrokken. Wij willen dus graag een actiever beleid. Op pagina 42 van de evaluatienota staat onder Samenvatting van de conclusies en aanbe velingen dat de functiewaardering naar verwachting in 1986 zal zijn afgerond. Daarna zal de vraag worden onderzocht of en zo ja welke functies eventueel zijn ondergewaardeerd ten op zichte van andere en vervolgens of deze functies dan vooral door vrouwen worden vervuld. Is het zeker dat de functiewaardering in 1986 wordt afgerond en dat genoemde vraag in be handeling wordt genomen? Over de studiefaciliteiten het volgende. Wij zijn voor een onderzoek naar de behoefte aan studiefaciliteiten. Studiefaciliteiten zullen moeten aansluiten bij de behoefte van vrou wen. Wij spreken echter onze voorkeur uit voor een onderzoek naar de behoefte aan studie faciliteiten bij zowel mannen als vrouwen. Wij vinden dat wij die behoefte niet alleen bij vrouwen moeten nagaan. Op pagina 31 van de evaluatienota wordt met betrekking tot de tussenschoolse opvang terloops opgemerkt dat overwogen zou moeten worden een continu-rooster in te voeren. Wij staan op het standpunt dat de keuzevrijheid en de eigen verantwoordelijkheid voor het gezin voorop moeten staan. Dat is iets wat bij een continu-rooster niet goed mogelijk is en wel bij tussenschoolse opvang, want daar kan men wel of niet aan meedoen. Wanneer er echter sprake is van een continu-rooster dan zal men daaraan mee moeten doen. Wij willen graag eerst meer informatie hebben over het aantal ouders dat voor een continu-rooster voelt. Dit is een beleid dat niet zo even tussen neus en lippen kan worden vastgesteld, want dat vraagt een grondig onderzoek. De Voorzitter: De wethouder antwoordt op 10 december a.s. De Voorzitter schorst, om 00.05 uur, de vergadering tot dinsdag, 10 december 1985.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 22