45 Over het werkgelegenheidsbeleid is een aparte nota verschenen. Wij hebben bovendien in het kader van de prioriteitsstelling voor alle projecten voor mensen zonder werk een heel duidelijke prioriteit gegeven aan vrouwenprojecten. Ik kan noemen: de Wonderlamp - ook wel EVA (Etnische Vrouwen Arbeid) geheten - het lhno-project (lager huishoud- en nijver heidsonderwijs) dat door de gemeente zelf is geïnitieerd, het stimuleren en professionalise ren van de Stichting Vrouw en Werkwinkel en het administratieproject voor herintredende vrouwen. Bovendien krijgt de raad binnenkort voorstellen over het opzetten van een ge meentelijk vrouwenwerkplan. Tot slot proberen wij ook in het beleid van het Gewestelijk Ar beidsbureau onze invloed aan te wenden om de deelname van vrouwen zo groot mogelijk te laten zijn. Het onderwijsbeleid. Er zijn discussies gevoerd over de benoeming van de directies van de basisscholen. Een en ander heeft geleid tot de benoeming van twee vrouwelijke school hoofden. In vier gevallen hebben wij besloten tot benoeming van een meerhoofdige schoollei ding. Daarmee stijgt Leeuwarden boven het landelijke gemiddelde. Landelijk gezien liggen wat dit punt betreft de resultaten aanzienlijk lager. Wij hebben geld vrijgemaakt, f. 25.000,voor tussenschoolse opvang. De ombudsfunctie is van start gegaan. Hoewel de ombudsfunctie nog niet zo lang func tioneert, verwachten wij er goede resultaten van. Op het gebied van de bevolkingsadministratie hebben wij reeds in het kader van de eer ste emancipatienota een aantal maatregelen genomen. Tot slot hebben wij in de afweging nieuw beleid bijna 40% van de middelen bestemd voor activiteiten, die op de een of andere manier met emancipatie hebben te maken: peuterspeel- zaalwerk, kinderopvang en de tussenschoolse opvang. Als ik alle resultaten en datgene wat nog in de maak is moet beoordelen, dan vind ik dat het college niet ontevreden hoeft te zijn. Wij hoeven ons in ieder geval niet op het beklaag denbankje te laten drukken. Ik moet ook zeggen dat ik er geen zin aan heb om mij op dat beklaagdenbankje te laten zettenwant ik vind dat ik en de andere leden van het college daar niet op thuishoren. Zeker niet als ik het beleid dat wij voeren vergelijk met dat wat vele andere gemeenten in Nederland voeren. Ik denk - ik heb dat al eens eerder gezegd- dat wij het dan nog lang niet zo slecht doen. Blijft over de, essentiële, vraag: hadden sommige dingen niet sneller gekund en hadden wij niet meer kunnen doen? Het antwoord daarop is ja. Waarom is dat dan niet gebeurd? Is er wat dat betreft sprake, zoals is gesuggereerd, van ambtelijke of politieke weerstanden? Het antwoord van het college daarop is nee. Het is natuurlijk zo dat er verschillend wordt gedacht over emancipatie, zowel bij de politiek als bij het ambtelijk apparaat. Dat geldt ove rigens niet alleen voor emancipatie, maar voor heel veel andere beleidsterreinen. De zaak ligt bij emancipatie - ik denk dat het goed is om dat te constateren - in die zin wat gevoeli ger, omdat het een onderwerp is waarover verschillend wordt gedacht en de meningen scherp uit elkaar liggen. De animo om eraan te werken verschilt van persoon tot persoon. Ik denk dat dat duidelijk is. Maar ik vind niet dat gesteld mag worden dat het emancipatiebe leid de afgelopen jaren onvoldoende is ontwikkeld, omdat er botweg ontwikkelingen zijn te gengehouden. Uiteindelijk beslist nog altijd de politiek wat er gebeurt. Wat is het antwoord dan wel? Het beleidsterrein emancipatie is een van de prioriteiten in het collegeprogramma en moet concurreren met alle andere daarin voorkomende prioriteiten en die welke de raad be langrijk vindt. Afgezien van de prioriteiten waarover je vrij kunt beschikken, zijn er ook heel veel andere dingen die op het college/de raad afkomen en waar je simpelweg aan moet voldoen. Ik wil daarvan een aantal voorbeelden geven. De sector onderwijs. Wij hebben wat dat betreft de afgelopen jaren met een aantal be langrijke dingen te maken gehad: introductie basisonderwijs en vredesonderwijs, opzetten onderwijsvoorrangsbeleid en bestuursacademie voor overheidsmanagement, clustering binnen het hoger beroepsonderwijs (hbo), begeleiding democratisering medezeggenschapsradenen vaststelling Raamnota onderwijsbeleid. Ook in andere sectoren zijn heel duidelijk voorbeelden te geven hoe binnen de betref fende afdelingen hard gewerkt moet worden aan allerlei dingen die wij met elkaar belangrijk vinden. Ik noem bijvoorbeeld de functiewaardering, die op dit moment 5% van de personele capaciteit van de afdeling Personeelszaken opslokt. Allemaal voorbeelden waaruit ik eigenlijk één algemene conclusie trek: wij willen te veel met te weinig mensen. Met andere woorden, wij willen te veel maar hebben niet genoeg men sen om dat allemaal uit te voeren. De rek is er zo langzamerhand uit. Wij hebben tijdenlang als college en raad kunnen zeggen: dit moet er nog bij en dat moet er nog bij. Maar wij kun nen op dit moment constateren dat de rek er binnen het ambtelijk apparaat uit is en dat wij aan het maximum zitten wat er op dit moment kan worden gedaan. Mijn conclusie is dat, ge geven de prioriteiten die er zijn - het lijkt mij goed te vermelden dat emancipatie geen hoofdprioriteit is in het collegeprogramma - en de ambtelijke capaciteit, datgene wat er nu voor ligt aan resultaten en voorstellen die op een oor na zijn gevild het maximum haalbare is. Ik denk dat dit ook een resultaat is waar veel mensen hard voor hebben gewerkt en waai wij ons niet voor hoeven te schamen. 46 Hiermee kom ik bij een aantal opmerkingen over de toekomst. Wij moeten proberen - deze opmerking heeft in feite een wijdere strekking dan het emancipatiebeleid, alhoewel dat door de opmerkingen van de raad nog nadrukkelijker op het bordje van het college komt te lig gen - een systematiek te ontwikkelen waarbij wij duidelijker prioriteiten kunnen stellen en ook methodieken kunnen aanreiken om die prioriteiten te stellen. Met andere woorden, hoe actief willen wij zijn op de verschillende beleidsterreinen. Het valt mij op, mede naar aanleiding van wat er gezegd is, dat er in feite een heel sterke discrepantie bestaat tussen de manier waarop wij het geld verdelen en de manier waarop wij de hoeveelheid aanwezige tijd verdelen. Voor wat betreft de verdeling van het geld hebben wij een uitgekiende procedure. In dat verband denk ik aan het opstellen van de begrotingen. Wij besteden per jaar ongeveer een ton aan nieuw beleid. Een redelijk afgewo gen mechanisme dus, op grond waarvan besluiten kunnen worden genomen. Wat betreft de hoeveelheid tijd - ook een schaars goed - vind ik dat wij daar veel en veel te gemakkelijk mee omgaan. Ik vind dat wij ons serieus moeten gaan beraden - ik ben van plan dat punt eens in het college aan de orde te stellen; in het beleidsplan staan hier over trouwens ook een aantal opmerkingen - over de vraag hoe wij de hoeveelheid tijd goed kunnen inplannen. Als wij dat namelijk niet doen, dan denk ik dat wij het ambtelijk apparaat over de kop jagen. Ik wil dan nu een aantal opmerkingen maken over het emancipatiebeleid zelf. Mevrouw Vlietstra heeft gevraagd of het mogelijk is om binnen een periode van twee jaar een nieuwe integrale emancipatienota te laten verschijnen. Ik wil daar wel ja op zeggen, want ik kan mij namelijk goed voorstellen dat het nuttig is om in het midden van de komende beleidsperiode de balans op te maken. Het verhaal over het onderwijs - ik kom daar straks nog op terug - is dan afgerond, wat waarschijnlijk ook het geval zal zijn met het verhaal over de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Met andere woorden, tegen die tijd zijn er in alle sectoren zodanige ontwikkelingen op het gebied van het emancipatiebeleid in gang ge zet dat er op dat moment met een integraal verhaal kan worden gekomen. Een dergelijk ver haal zal beknopt moeten zijn en zoveel mogelijk de hoofdlijnen moeten bevatten. Het is name lijk heel gemakkelijk om allerlei voorstellen te bedenken, maar de moeilijkheid is dat de tijd die besteed moet worden aan de uitvoering daarvan vele malen groter is dan de tijd die no dig is om dingen te bedenken. Alle tijd die wij extra besteden aan het opstellen van een in tegrale emancipatienota, gaat in feite af van de tijd die beschikbaar is om het emancipatiebe leid concreet tot uitvoering te brengen. Wat mij betreft wordt er een integrale emancipatie nota gemaakt, maar dan wel beknopt en op hoofdlijnen. Een andere vraag van mevrouw Vlietstra is wanneer het hoofdstuk over onderwijs en emancipatie verschijnt. Het is de bedoeling dat dit hoofdstuk nog door dit college in overleg met de emancipatiecommissie wordt vastgesteld, vervolgens de inspraak ingaat en tot slot definitief door de volgende raad wordt bekrachtigd. Mevrouw Vlietstra heeft ook nog gevraagd of het huidige aantal uren van de emancipa tiewerksters een vast gegeven is. Zij vindt dat dat niet het geval moet zijn; ik ben dat met haar eens. Het college heeft onlangs besloten om de tijd, die een van de emancipatiemede werksters tot haar beschikking heeft, voor 1986 uit te breiden met acht uur. Voorstellen dienaangaande zullen de raad in het begin van het nieuwe jaar bereiken. Mevrouw Vlietstra en de heer Duijvendak zijn ingegaan op het functioneren van de Com missie voor Emancipatie-aangelegenheden. Zij vragen zich af of het niet beter is een schei ding aan te brengen tussen de bestuurlijke advisering en de advisering door deskundigen. Het lijkt mij goed deze suggestie mee te nemen bij het bepalen van het definitieve standpunt van het college met betrekking tot het rapport Commissies: nu en dan. Wij zullen serieus op deze suggestie in moeten gaan, omdat de geluiden uit de huidige emancipatiecommissie er op wijzen dat men niet onverdeeld gelukkig is met de situatie. De heer Duijvendak heeft ge vraagd in hoeverre het wenselijk is om de scheiding tussen de verdeling van het geld en de beleidsontwikkeling op het gebied van emancipatie te laten voortbestaan. Hij stelt voor beide zaken in één commissie onder te brengen en onder verantwoordelijkheid van één wethouder. Ik heb daar wat twijfels over, want je moet ervoor waken dat je de taken van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden niet teveel uitholt. Maar ook deze suggestie moet worden be keken bij het standpunt van het college ten aanzien van het rapport Commissies: nu en dan. Het zou inderdaad het mooiste zijn als bedoelde zaken onder verantwoordelijkheid van één wethouder zouden komen, maar die zaak dient natuurlijk bij de onderhandelingen over de collegevorming geregeld te worden. De heer Duijvendak heeft ook een politiek-inhoudelijk probleem aangesneden. Hij stelt dat emancipatiebeleid onmogelijk is zolang het CDA in het college zit. Het is niet mijn taak °ra daarop in te gaan. De CD A-fractie kan dat het beste zelf doen. Deze materie zal overi gens in de komende verkiezingscampagne ook nog wel naar voren komen. Ik wil in dit ver end toch twee algemene opmerkingen maken. Het lijkt mij goed te onderstrepen dat de voorstellen die het college de afgelopen vier jaar heeft gedaan, voorstellen zijn geweest van een college waarin zowel de PvdA als het CDA zitting hebben. Een andere constatering is dat opvattingen over emancipatie sterk uiteenlopenhetgeen ook binnen de verschillende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 24