47 politieke partijen het geval is. Wat dat betreft hebben de discussies in het college de afgelo pen jaren ook lang niet altijd gelopen volgens de strikte scheidslijn van aan de ene kant het CDA en aan de andere kant de PvdA. Dan de reactie van mevrouw Van Dijk. Ik ben reeds ingegaan op de algemene opmerking dat uitvoering van het emancipatiebeleid te lang duurt en dat er te weinig gebeurt. Zij heeft ook een aantal specifieke opmerkingen gemaakt. Mevrouw Van Dijk vindt het nodig dat er een actiever beleid wordt gevoerd ten aanzien van de positieve discriminatie. Ik ben het daarmee eens. Overigens ben ik van mening dat wij ook al een dergelijk beleid voeren. Ik heb al gememoreerd aan het feit dat wij 50% van het aantal op te roepen sollicitanten uit vrouwen laten bestaan. Ook heb ik al gememoreerd aan het feit dat wij bezig zijn na te gaan in hoeverre wij de deelname van vrouwen aan hoge re functies kunnen bevorderen. Dit is overigens een uitspraak die je gemakkelijker kunt doen dan realiseren, omdat het aantal vrouwen dat naar hogere functies solliciteert nu een maal beperkt is. Mevrouw Van Dijk heeft een vraag gesteld over de functiewaardering. Dit project wordt eind 1986 afgerond. Wij zijn van plan daarna het project te evalueren, waarbij expliciet de vraag zal worden meegenomen in hoeverre vrouwen ondergewaardeerd uit de functiewaarde ring naar voren zijn gekomen. Ik heb er kennis van genomen dat mevrouw Van Dijk van mening is dat mannen en vrou wen wat betreft het beleid ten aanzien van studiefaciliteiten gelijk behandeld moeten worden. Voorstellen ter zake zullen de raad nog bereiken, maar ik kan nu reeds verklappen dat het college van mening is dat extra aandacht voor vrouwen in dit verband op zijn plaats is. Ik kom dan nu bij de tweede stroming in de raad, die vindt dat het emancipatiebeleid te veel doorslaat. Mevrouw Willemsma heeft in dit verband het een en ander naar voren ge bracht. Het college deelt haar opvattingen niet dat het emancipatiebeleid te veel zou zijn doorgeslagen. Ik verbaas mij overigens ook wat over de reactie van mevrouw Willemsma. Aan de ene kant zegt zij het emancipatiebeleid positief te waarderen, maar aan de andere kant merk ik uit haar betoog een soort emotionele weerstand tegen de dingen waar het college mee bezig is. Volgens mij kloppen die twee zaken niet met elkaar. Ik vind in ieder geval dat de toonzetting van het verhaal van mevrouw Willemsma haaks staat op hetgeen in het collegeprogramma staat vermeld. Daarin wordt namelijk heel duidelijk bepleit dat vrouwen zich meer dan tot nu toe naar eigen aanleg zouden moeten kunnen ont wikkelen. Bovendien wordt erin vermeld dat wij proberen om bestaande rolpatronen te door breken. Binnen deze uitgangspunten, die natuurlijk heel algemeen zijn, proberen wij het emancipatiebeleid uit te werken. Het is volgens mij dan ook heel logisch dat je discussies krijgt over kinderopvang, continu-rooster en beïnvloeding van de uitstroom van werkneem sters. Het ontgaat mij eerlijk gezegd ook een beetje waarom in dit verband het etiket "te ge wilde emancipatiedrang" opgeplakt zou moeten worden. Het college probeert het collegepro gramma zo goed mogelijk uit te voeren en ik denk - dat heb ik al gezegd - dat wij daar in redelijke mate in slagen. Bij de komende onderhandelingen over de college vorming zal even wel de vraag moeten worden gesteld of het emancipatiebeleid niet nog een hogere prioriteit dient te krijgen, hetgeen tot uiting zal moeten komen door er nog meer tijd aan te besteden. Mevrouw Willemsma heeft ook een aantal specifieke opmerkingen gemaakt. Zij zegt ten aanzien van de kinderopvang dat er geen aandacht is voor de nadelige effecten die die op vang zou kunnen hebben op kinderen. Het antwoord van het college daarop is dat wij met de kinderopvang een algemene voorziening aanbieden, waarvan burgers van onze stad gebruik kunnen maken. Het is een individuele verantwoordelijkheid van de ouders om af te wegen in hoeverre hun kind baat bij dan wel schade van kinderopvang zou ondervinden. Ik denk niet dat je daar als college een oordeel over moet vellen, want dat kunnen wij simpelweg niet doen. Toch wil ik hierbij twee kanttekeningen plaatsen. In de eerste plaats valt het volgens mij met de schadelijke effectenvoor zover die er zijn, wel mee. Op het moment dat kinderen in het opvoedings-/opgroeiproces voldoende steun van hun ouders krijgen, zullen zij heel wat situaties, zeker ook wat betreft de kin deropvang, aankunnen. In de tweede plaats gaan, voor zover mijn informatie strekt, de be geleidsters van de kinderopvangvoorzieningen heel zorgvuldig om met de kinderen. In de derde plaats wil ik nog opmerken dat wij niet alleen moeten nagaan wat voor schadelijke ef fecten iets mogelijkerwijs bij kinderen zou kunnen oproepen, maar ook bij ouders. Er kun nen moeders zijn die tegen hun zin in niet aan het arbeidsproces kunnen deelnemen, omdat bijvoorbeeld hun kinderen niet kunnen worden opgevangen. Dit soort schadelijke effecten op de ouders zal volgens mij ook het opvoedings-/opgroeiproces van kinderen niet bevorde- ren. Mevrouw Willemsma heeft ook iets gezegd over het continu-roosterHet college vindt het relevant hierover een discussie te voeren, die overigens ook al is gevoerd. Het is duidelijk dat je natuurlijk van bovenaf geen dictaat kunt opleggen dat vanaf heden een continu-roos- ter wordt ingevoerd. Er is daarover altijd overleg nodig. Indien het college - dat zal uiter aard niet dit college zijn - met een voorstel voor een continu-rooster komt, dan zal wat dat betreft de gebruikelijke democratische procedure worden gevolgd. Sterker nog, wij zullen 48 ook binnen het onderwijsveld aftasten in hoeverre men wat voor een dergelijk rooster voelt. Een laatste opmerking van mevrouw Willemsma gaat over het ongewenst verloop. Zij ver telt dat vrouwen zo langzamerhand niet meer zouden mogen stoppen met werken als zij een kind krijgen. Ik vind dat een vertekening van de situatie. Wij doen ons best om meer vrou wen binnen het gemeentelijk apparaat te laten werken. Dat lukt ook in redelijke mate. Niet iedereen is daar even tevreden over, maar goed, er komen zo langzamerhand meer vrouwen in het ambtelijk apparaat. Tegelijkertijd kan echter worden geconstateerd dat er aan de in stroomkant vrouwen bij komen, maar dat die er aan de uitstroomkant weer even hard uit gaan. Dat is de reden geweest waarom het college eens na wil gaan in hoeverre de gemeente vrouwen een handvat kan geven om de beslissing om op te houden met werken - er is na tuurlijk sprake van een individuele beslissing; wij zullen wat dat betreft nooit iemand dwin gen - wat beter voor te bereiden. Ik denk dat wij best een poging kunnen doen om vrou wen, die voor de vraag gesteld zijn of zij moeten ophouden met werken of dat zij het hebben van een kind kunnen combineren met werken, in de vorm van een cursus met die problema tiek te confronteren, zodat zij daarover een beter afgewogen beslissing kunnen nemen. Dat is het enige wat wij van plan zijn te doen. Wij hebben trouwens ook geen mogelijkheden om vrouwen te dwingen bij de gemeente te blijven werken. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Willemsma-de Jong: Wanneer je over emancipatie praat, dan wekt dat heel vaak emoties op. De wethouder zegt dat het college niet op de beklaagdenbank gezet wil worden. Wel, dat is ook hoegenaamd mijn bedoeling niet geweest. Ik ben het met de wethouder eens dat er wat het emancipatiebeleid betreft twee stromingen zijn. De ene stroming vindt dat er te weinig gebeurt, de andere stroming vindt dat men teveel wil. Het juiste midden is meestal het beste; misschien heb ik dat te veel benadrukt. Ik ben namelijk in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden de enige, met mevrouw Van Dijk misschien, die wat gematigd reageert. Je gaat wat meer op de rem staan dan anderen en dat geeft dan zo'n effect. Het is juist dat de wethouder concludeert dat het CDA het eens is met de beleidsbeslissingen die hier zijn genomen. Ik heb in de commissie ook meestal met bepaalde voorstellen ingestemd. Met sommige zaken ben ik het echter niet eens. In de evaluatienota staat aangegeven wan neer de commissie op een bepaald punt niet unaniem was. De wethouder heeft gelijk - dat heb ik ook zo aangevoeld - dat wij soms te veel willen met te weinig mensen. Vandaar ook dat ik wel eens op de rem ga staan. Wij zijn hier bestu rend bezig en dan vind ik dat wij, net als het college, de verantwoordelijkheid hebben voor het ambtelijk apparaat en dat wij dat niet kunnen opjagen. Wij hebben destijds moeilijkheden gehad met de emancipatiemedewerkster. Inmiddels hebben wij nieuwe mensen aangetrokken. Er moet begrip voor zijn dat niet alles kan. Er is een hele avond besteed aan het aanhoren van ambtenaren van de afdeling Onder wijs, die zeiden dat er niet genoeg belangstelling is voor tussenschoolse opvang, enz. Moet dat dan toch worden opgelegd? Ik hoor gelukkig van de wethouder dat hij dat geenszins van plan is. Ik vind de tekst op pagina 31 van de evaluatienota over het continu-rooster niet zo concreet. In de commissie werd er erg op aangedrongen om het continu-rooster, ook als men dat niet wilde, toch maar in te voeren, want dat zou wel wennen. Woorden van die strekking vielen in de commissie. Wij zijn erg voor inspraak. Er zijn ten aanzien van alle voorstellen die hier gedaan worden inspraakrondes geweest. De burgers hebben de mogelijkheid gehad hun mening kenbaar te maken, want het gaat soms om voor hen ingrijpende beslissingen. Onze fractie is voor kinderopvang. Vanavond zijn alle mogelijkheden, die in de afgelo pen beleidsperiode op het gebied van de emancipatie zijn geschapen, nog eens opgesomd. Ik hoop dat mevrouw Vlietstra niet denkt dat het CDA wat deze zaken betreft niet loyaal is. Wij kunnen echter niet het onmogelijke vragen. De PAL-fractie reageerde ook wat argwanend, wat naar mijn mening ook niet terecht is. Mijn kritische opmerkingen sloten soms zelf hier en daar aan bij hetgeen anderen hebben gezegd, vooral wanneer het gaat om de externe kant van de beleidsbeslissingen, dus de effecten daarvan op de burgers. Wij moeten daar erg mee oppassen. Mevrouw Van Dijk zegt dat er gelijke rechten moeten zijn voor mannen en vrouwen, enz. Ook moeten er volgens haar inhaalmogelijkheden zijn voor achterstandsituaties. Akkoord. Ik ben gevallen over de formulering wat betreft het personeelsbeleid. De wethouder heeft een en ander gemotiveerd en de bedoeling daarvan weergegeven. In die zin hebben wij er dan ook helemaal geen moeite mee. Wij stellen voor om de evaluatienota het karakter van een voorlopige nota te geven. Iets dergelijks is de vorige week ook gevraagd toen de drugsnota aan de orde was. De heer Ten Hoeve stelde die avond ook nog een punt aan de orde, waarbij werd aange drongen op inspraak van burgers. Wij staan ook inspraak voor, zodat niemand voor verras singen komt te staan, bijvoorbeeld het bij wijze van proef invoeren van een continu-rooster. vertrouw er echter op dat dat, na hetgeen de wethouder heeft gezegd, in gene delen het geval zal zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 25