tie-aangelegenheden zal kunnen adviseren over het gehele terrein van het emancipatiebeleid,
inclusief de verdeling van de middelen. In het verleden waren wij er bang voor dat dan het
brede emancipatiebeleid misschien niet meer aan de orde zou komen. Maar ik denk dat dat
intussen niet meer zo'n zorg hoeft te zijn. In die zin zou ik er voor zijn om ook de Commissie
voor Emancipatie-aangelegenheden te laten adviseren over de gelden in het kader van de
Rijksbijdrageregeling emancipatiewerk.
Dit was mijn reactie in de richting van de wethouder. Ik ben blij dat hij mijn verzoeken
overneemt.
Ik wil tot slot nog een reactie geven in de richting van mevrouw Willemsma. Zij vertelt
dat zij in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden samen met mevrouw Van Dijk - ik
vraag mij af of die zich daardoor aangesproken voelt; ik kan mij dat nauwelijks voorstellen-
nogal gematigd reageert. Je zou daaruit kunnen afleiden dat zij vindt dat de rest van de
commissieleden onmatig reageert. Ik ben dat niet met mevrouw Willemsma eens. Het valt mij
overigens op dat mevrouw Willemsma in tweede instantie aanmerkelijk minder normerend en
veroordelend optreedt dan in eerste instantie. Het roept bij mij wel de vraag op of zij in
eerste instantie namens haar fractie heeft gesproken of dat zij vooral een eigen verhaal
heeft gehouden. Als mevrouw Willemsma nu zegt dat haar fractie voor kinderopvang is, dan
kan ik daar haar uitspraken in eerste instantie absoluut niet in plaatsen. Vandaar dat bij mij
die vraag wordt opgeroepen.
De heer Duijvendak: Gelet op wat mevrouw Vlietstra heeft gezegd zal ik het nalaten om
alle concrete punten langs te lopen. Ik ben het met haar beoordeling daarvan eens. Ik zal
daarbij nog een aantal andere kanttekeningen maken.
Ik vind dat de wethouder een te defensieve reactie geeft en doet alsof wij gezegd heb
ben dat er niets goed zou zijn. Nou, dat is natuurlijk niet waar. Wij hebben gezegd dat er
wel degelijk een aantal goede dingen gebeurd is, maar dat het te weinig is. Ik denk dat dat
oordeel vanavond relevant is. Wat dat betreft vind ik dat de bijdrage van de wethouder daar
een illustratie van is als je ziet welke terreinen hij behandelt. Het is duidelijk dat het daar
bij louter gaat om interne maatregelen bij de gemeente. Voor het werkgelegenheidsbeleid wil
ik graag een uitzondering maken, want ik vind dat een terrein waar wel wat is gebeurd.
Voor het overige zijn alle andere terreinen, die nog zouden worden aangepakt, de afgelopen
vijf jaar niet aan de orde geweest. Er is alleen sprake van interne maatregelen, hetgeen ook
blijkt uit het feit - dat heb ik in eerste instantie al gezegd - dat er over deze nota niet eens
een externe inspraakronde nodig is, omdat vrouwengroepen in de stad er de afgelopen vijf
jaar niet bij betrokken zijn geweest.
Wat er gebeurd is is niet allemaal slecht geweest; er is echter alleen te weinig gebeurd,
Daarnaast is een aantal dingen niet in die mate gebeurd zoals wij dat wilden. Mevrouw Vliet
stra heeft er op gewezen dat een aantal maatregelen geen effect heeft gehad.
Ik denk dat je er ook op moet wijzen dat er daarnaast verschil van mening bestaat over
het karakter van een aantal maatregelen. Bijvoorbeeld de discussie over de vraag wanneer
je positief discrimineert: doe je dat bij gelijke geschiktheid of bij voldoende geschiktheid. Er
zijn wat dat betreft duidelijk politieke meningsverschillen, waarbij blijkt dat de meerderheid
van de raad het tot nu toe niet met de PAL-fractie eens is om positief te discrimineren bij
voldoende geschiktheid.
Ik zal niet alle voorbeelden noemen waar wij het niet eens zijn met de evaluatienota. Wij
hebben reeds twee kanttekeningen geplaatst: er is te weinig gebeurd en voor een deel zijn
er ook niet juiste dingen gedaan.
Een volgende kanttekening die van belang is - mevrouw Vlietstra is daar ook op inge
gaan - is dat b. en w. nu een lijstje voorlezen van allerlei dingen die gebeurd zijn en doen
alsof aie door hen geëntameerd zouden zijn. Ik denk dat de eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat heel veel zaken op initiatief van raadsleden de afgelopen jaren naar voren zijn gebracht.
Ik wil in dat verband het vrouwenwerkplan noemen dat wij met name door heel veel duwen
en door voortdurend de wethouder aan zijn jasje trekken voor elkaar hebben gekregen. Het
vrouwenwerkplan is bepaald geen initiatief van het college geweest.
Natuurlijk hebben wij niet willen zeggen dat ambtelijke en politieke weerstanden in zijn
algemeenheid de belangrijkste oorzaken zouden zijn geweest van het feit dat er op het ter
rein van het emancipatiebeleid te weinig is gebeurd. Je moet er bij emancipatie voor oppas
sen om naar één oorzaak te gaan zoeken. Genoemde weerstand is wel één van de factoren
geweest en wij denken dat die factor enigszins door het college en de wethouder onderschat
is.
Vervolgens noemt de wethouder de oorzaak waarom er op het gebied van het emancipa
tiebeleid onvoldoende is gebeurdemancipatie is één van de prioriteiten en het is een kwes
tie van afwegen. Ik vind dat een te gemakkelijke relativering. Er is volgens mij geen com
missie die zo vaak gepasseerd is in haar advisering en waarvan de vergaderingen zo vaak
zijn geannuleerd, omdat er de afgelopen jaren geen punten waren te bespreken, als de Com
missie voor Emancipatie-aangelegenheden. Er is bovendien geen commissie waar de onder
werpen zo lang zijn blijven liggen en die zo weinig contact heeft gehad met de groepen voor
52
wie beleid gemaakt zou moeten worden als de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden.
Dit zijn vier tamelijk zware constateringen, maar die illustreren volgens mij dat er wel dege
lijk sprake is van een te geringe prioriteit voor het emancipatiebeleid.
Mevrouw Vlietstra zegt dat de wethouder misschien enigszins naïef is en dat hij wat eer
lijker moet zijn. Ik vind dat een wat psychologiserende karakteristiek van het beleid: de
wethouder moet wat eerlijker zijn, hij moet er voor uitkomen. Je kunt je afvragen of deze
wethouder zelf voldoende het belang van emancipatie onderkent. Als je dan even naar de
weerstanden kijkt kun je je afvragen of hij voldoende onderkent wat de ambtelijke en politie
ke weerstanden zijn. Ik denk dat het niet alleen een kwestie is van naïviteit, maar ook een
kwestie van hoeveel gewicht je toekent aan emancipatiebeleid. Dit laatste heeft net zo goed
betrekking op deze wethouder.
Onze conclusie is dat er inderdaad te weinig is gebeurd. Wij willen daarmee expliciet
geen kritiek op de ambtenaren uitoefenen. Wij hebben niet gezegd dat door de betrokken
ambtenaren te weinig zou zijn gedaan, integendeel. Het is een kwestie van politieke priori
teit geweest. Wij hopen dan ook dat er de komende twee jaar - wij hebben het dan over de
termijn van totstandkoming van de integrale emancipatienota - meer gebeurt dan in de afge
lopen vijf jaar het geval is geweest.
Welke conclusie moet je hieruit trekken naar de toekomst toe? Ten eerste moet je conclu
deren dat emancipatie een hoofdprioriteit van het beleid zou moeten worden. Ten tweede zal
er de komende jaren meer ambtelijke capaciteit moeten komen. Ten derde - ik kom dan bij de
hoofdlijn van mijn eerste instantie - moet er wat veranderen aan de politieke samenstelling
van het college. Ik ga daar zo meteen op door, maar eerst nog even twee andere punten.
In de eerste plaats de integrale emancipatienota. De PAL-fractie vindt niet dat er twee
jaar niets moet gebeuren en dat er dan een nota op tafel ligt. Onze bedoeling is dat er gefa
seerd gedurende twee jaar, bijvoorbeeld een keer in zoveel maanden, een hoofdstuk op tafel
komt. Alle hoofdstukken vormen dan met elkaar een integrale nota. Het lijkt mij geen goede
zaak te wachten op de integrale nota. In de tussentijd moet er systematisch een aantal be
leidsvelden worden afgewerkt. Het lijkt mij inderdaad wel goed om daarbij een termijn te
stellen.
In de tweede plaats mijn suggestie om emancipatiezaken - met name de verdeling van
subsidies - zowel in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden als in de Commissie voor
Emancipatie-aangelegenheden aan de orde te stellen. De wethouder heeft mijn suggestie wat
verkeerd opgevat door te denken dat ik ervoor pleit om beide commissies samen te voegen.
Dat is niet mijn bedoeling, want ik wil beide commissies uitdrukkelijk laten bestaan, van bei
de commissies een raadsadviescommissie maken en subsidie-aanvragen eventueel in beide
commissies aan de orde stellen. Een en ander zou, wanneer beide beleidsterreinen onder één
wethouder zouden vallen, gecoördineerd kunnen gebeuren.
Dan onze kwalificatie dat er geen goed emancipatiebeleid met het CDA te voeren zou
zijn. Ik ben het met de wethouder eens dat het te gemakkelijk is om alleen in de richting
van het CDA te wijzen. Ik denk dat er met name op het gebied van emancipatie bij alle frac
ties verschillende ideeën zijn. Bovendien is er sprake van een nieuw beleidsterrein waar ge
nuanceerd over gedacht kan worden en waarover de standpunten in ontwikkeling zijn. Ook
de standpunten van onze fractie ten aanzien van bijvoorbeeld het criterium "voldoende ge
schiktheid" hebben zich in de afgelopen jaren gevormd naar aanleiding van het feit dat je
ziet hoe effectief maatregelen wel of niet zijn.
Wat ook geconstateerd kan worden is dat - de wethouder heeft het gehad over twee
stromingen - in hoofdlijnen de bijdragen van PvdA, PAL en soms ook van de VVD duidelijk
een ander karakter hebben dan de inbreng van het CDA. (Mevrouw Willemsma-de Jong: Op
welke manier dan?) Ik zal direct wat concreter op uw reactie in eerste instantie ingaan. Je
kunt je daarbij afvragen of je over de CDA-fractie in zijn algemeenheid moet praten of dat je
onderscheid moet maken tussen de CDA-fractie zonder wethouders en de CDA-wethouders.
Ik ben het eens met wethouder Kessler dat de CDA-wethouders ook met een aantal voorstel
len op dit gebied zijn meegegaan. Je zou kunnen zeggen dat er bij de CDA-wethouders een
positieve afwijking en bij een aantal PvdA-wethouders een negatieve afwijking ten aanzien
van de eigen fractie is in emancipatiegevoeligheid. Ik denk dat dit een genuanceerder beeld
is dan wat ik in eerste instantie heb gezegd.
Ik wil niet verder ingaan op de bijdrage van mevrouw Vlietstra, omdat ik het daar in
hoofdlijnen mee eens ben.
Ik wil nog wel even reageren op het betoog van mevrouw Willemsma. Wat mij opviel is dat
haar tweede instantie iets gematigder was dan haar bijdrage in eerste instantie.
Ik ben het met de wethouder eens dat er globaal gezien twee benaderingswijzen van
emancipatie zijn. Wij vinden het van belang dat er een discussie tussen beide stromingen
ontstaat. Ik moet zeggen dat onze fractie het betoog van mevrouw Willemsma in eerste in
stantie met belangstelling heeft gevolgd, omdat dat een aardige mengeling was van aan de
ene kant een liberale gedachte - vrouwen moeten zelf keuzes kunnen maken - en aan de an-
ere kant uiterst moralistische en normatieve gedachten over zaken als: het gezin moet ex
tra aandacht krijgen, vrouwen die werken denken aan zich zelf en niet aan kinderen. Me-