vrouw Willemsma weet meteen wat kinderen denken, namelijk dat moeders bij kinderen horen
te zijn. Dit zijn de kenmerken van het moralistische deel van het betoog van mevrouw Wil
lemsma. Ik zou een en ander wat verder willen uitwerken.
Het is onjuist wanneer de CDA-fractie zou suggereren dat zij de keuzevrijheid van
vrouwen zou willen vergroten en dat PAL en PvdA die zouden willen beperken. Volgens mij
is het juist andersom. In ieder geval wil de PAL-fractie juist de keuzevrijheid van mensen
zoveel mogelijk vergroten. Wij onderkennen evenwel dat individuele keuzes beperkt kunnen
worden door structurele belemmeringen. Daarbij kun je je bijvoorbeeld afvragen of het toe
vallig is dat vrouwen altijd in lagere functies zitten en lager betaald worden, dat er een ho
gere werkloosheid onder vrouwen is, enz. Zijn dat soort zaken allemaal veroorzaakt door in
dividuele keuzes van vrouwen? Het antwoord daarop lijkt mij duidelijk: nee.
Naast het verhaal van mevrouw Willemsma over de "vrije keuzes", staat haar normatieve
verhaal waarin juist de vrije keuzes worden weggedrukt. Er wordt namelijk gezegd dat het
gezin centraal zou moeten staan en dat dat bijzondere aandacht zou moeten hebben, dat het
kind door de moeder opgevoed behoort te worden en dat kinderopvang eigenlijk iets minder
waardigs zou zijn. Mevrouw Willemsma heeft zojuist bij de stemming over het Programma So
ciaal-cultureel Werk 1986 getoond dat zij weinig sympathie heeft voor vrouwen die met ande
re vrouwen samenleven. Met andere woorden, mevrouw Willemsma en ook de andere leden
van de CDA-fractie zijn uiterst normatief en keuzebeperkend. Wanneer mevrouw Willemsma
met een betoog komt over de individuele keuzevrijheid van vrouwen dan krabben wij ons
daarbij nog wel eens achter het oor.
Een ander element dat mevrouw Willemsma in haar betoog heeft genoemd is dat Vadertje
Staat nu door ons gebruikt zou worden om de emancipatie aan vrouwen op te leggen. Dat
suggereert alsof de Staat zich tot nu toe buiten de verhoudingen tussen mannen en vrou
wen, buiten de sekseverhoudingen, zou hebben opgesteld. Ik vind dat een naïeve opvat
ting. Ik constateer dat de Staat tot nu toe systematisch een aantal maatregelen ten nadele
van vrouwen heeft genomen, waarbij ik het kostwinnersbeginsel wil noemen, het ontbreKen
van opvangvoorzieningen voor kinderen en het niet optreden tegen seksueel geweld binnen
het huwelijk. Als de Staat zich afzijdig houdt in onderdrukkingsverhoudingen dan werkt dat
volgens mij in het nadeel van de groep die wordt onderdrukt. Als je constateert dat de Staat
tot nu toe niet neutraal is geweest, dan zal hij maatregelen moeten nemen om de onderdruk
king tegen te gaan. De Staat zal dat proces niet langer mogen stimuleren, maar moeten om
keren. Wij constateren dat het CDA, op het moment dat je probeert via de lokale overheid
daar wat aan te doen, begint te steigeren en blijkbaar - dat komt in ieder geval niet uit de
bijdrage van mevrouw Willemsma naar voren - niet onderkent dat tot nu toe de lokale over
heid en de andere overheden de onderdrukking juist in stand hebben gehouden. Ik vind het
jammer dat mevrouw Willemsma nu wel protesteert, maar dat zij niet is ingegaan op de onder
drukking waarin de Staat tot nu toe ook een rol heeft gespeeld.
Conclusie. Het lijkt mij duidelijk dat de CDA-fractie, wanneer die over vrije keuzes
praat, moet kijken naar de onderdrukking die tot nu toe ook door de overheid is gesanctio
neerd en naar de eigen uitermate normatieve betogenbijvoorbeeld over de vraag of vrou
wen wel of niet mogen werken. Dit is de achtergrond van onze opmerking dat een partij met
dergelijke opvattingen in het college schadelijk is voor een goed emancipatiebeleid.
Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: Nu het al zo laat is voel ik mij niet meer in staat om
een lang en moeilijk betoog over emancipatiebeleid te houden. Ik heb hier een artikel voor
mij liggen met als titel: Lokaal emancipatiebeleid moet handen en voeten krijgen. Daarin
wordt gezegd dat de landelijke overheid al jaren een gericht emancipatiebeleid voert om de
ongelijkheid van mannen en vrouwen op te heffen. Het zal u bekend zijn dat een VVD-
staatssecretaris zich hiermee bezig houdt. Uit dit artikel blijkt dat heel wat lokale overheden
nog onvoldoende met een eigen beleid op deze materie inhaken. In 82,5% van de Nederlandse
gemeenten wordt emancipatie nog niet gezien als een afzonderlijk beleidsterrein. Ik wil deze
gegevens gebruiken om te demonstreren dat onze gemeente wat dat betreft een goed figuur
slaat, want wij hebben een emancipatiecommissie en een wethouder die zich ermee bezig
houdt, terwijl emancipatie een van de prioriteiten is in het collegeprogramma. De wethouder
heeft heel wat zaken opgesomd waar men mee bezig is en waarover wij binnenkort nota's of
notities krijgen. Wij wachten een en ander graag af. Ik vind niet dat ik al die zaken nu nog
een keer moet nalopen. Ik wil nog op een paar punten ingaan.
Positieve discriminatie. Ik heb in eerste instantie vooral gesproken over de achterstand
van vrouwen in de wat hogere functies. Ook mevrouw Vlietstra is daar in tweede instantie
op ingegaan. Het kan wel zo zijn dat 50% van het aantal op te roepen sollicitanten uit vrou
wen bestaat, maar als er steeds niemand van wordt benoemd, terwijl de raad en het college
dat wel willen, dan zijn er blijkbaar nog andere motieven om die vrouwen toch niet te benoe
men. Die motieven hoeven niet betrekking te hebben op hun deskundigheid, maar er kunnen
ook, vooral voor de leidinggevende functies, andere motieven zijn. Mannen vinden het vaak
moeilijk om onder leiding van een vrouw te werken. Als er een inspraakmogelijkheid is, dan
zal men de zaak soms zo plooien dat er toch weer een man wordt benoemd. Wij vragen het
54
college hier attent op te zijn en ook voor de hogere functies een actief beleid te voeren. De
wethouder heeft toegezegd dat hierover een notitie zal verschijnen. Ik wacht die af.
De wethouder heeft gezegd dat de gemeente mede door de voorstellen van de emancipa
tiecommissie een aantal vrouwen in de directie van basisscholen heeft benoemd. Leeuwarden
zit wat dat betreft boven het landelijke gemiddelde. Wij nemen daar kennis van.
De wethouder zegt vervolgens dat emancipatie wel een prioriteit is in het collegepro
gramma, maar geen hoofdprioriteit. Hij geeft aan dat met het aantal ambtenaren het maximaal
haalbare is gedaan.
Ik heb begrepen dat er in 1986 nog acht uren meer werkkracht komt voor emancipatie.
Ik vind dat een vrij belangrijke uitbreiding.
Ik wacht de nota af die de wethouder heeft toegezegd over extra studiefaciliteiten voor
mannen en vrouwen. De wethouder heeft al iets uit de nota verklapt, maar wij discussiëren
daar pas over als de nota verschijnt.
Ik heb ook over het continu-rooster gesproken en daarvan gezegd dat deze zaak vooral
binnen het onderwijs geregeld moet worden. Wij kunnen pas tot een dergelijk rooster over
gaan, nadat de ouders een goede inspraakmogelijkheid hebben gehad. De wethouder heeft
toegezegd dat dienaangaande de gebruikelijke democratische procedures binnen het onder
wijs zullen worden toegepast. Ik neem daar nota van, want ik vind dat een belangrijk punt.
Tot slot wil ik nog reageren op het betoog van mevrouw Willemsma. Zij heeft in eerste en
tweede instantie gezegd dat zij en ik in de Commissie voor Emancipatie-aangelegenheden
vaak één lijn trekken. Ik geloof niet dat dat helemaal zo is. Misschien zitten wij soms wel op
één lijn, maar ik kan dat niet precies nagaan. De reactie op voorstellen waar wij het nu over
hebben zijn volgens mij ook afhankelijk van je leeftijd. Daarom stellen wij ons misschien ook
wel eens iets afstandelijker op tegenover voorstellen van de andere zijde.
Mevrouw Willemsma heeft gevraagd om deze evaluatienota voorlopig vast te stellen. Onze
fractie gaat daar niet mee akkoord. Het gaat hier om een evaluatie van wat er gebeurd is,
met daarbij voorstellen voor wat er verder nog moet gebeuren. Wij zien geen reden om deze
nota voorlopig vast te stellen.
De heer Kessler (weth.): Ik ben blij dat mevrouw Willemsma haar betoog in eerste in
stantie nu toch wat heeft genuanceerd en stelt dat zij het eens is met de beleidsbeslissingen
die in de afgelopen jaren hier zijn genomen.
In de richting van mevrouw Vlietstra en de heer Duijvendak wil ik het volgende zeggen,
ik ben blij dat zij in tweede instantie zeggen dat hetgeen er gebeurd is op het terrein van
het emancipatiebeleid - zij vinden dat weliswaar te weinig - niet allemaal even slecht is. Wat
dat betreft hoef ik nu ook niet zo defensief te reageren, alhoewel ik af en toe het gevoel
krijg dat ik dat toch moet doen.
Er is opgemerkt dat de resultaten van het personeelsbeleid niet zo groot zijn. Ik ben er
steeds meer van overtuigd dat dat uiteindelijk te maken heeft met de uitstroom uit het appa
raat. Je kunt nog zo hard proberen om er vrouwelijke ambtenaren bij te krijgen, maar als
die na een x-aantal jaren de dienst weer verlaten - dus als de doorstroomsnelheid van vrou
wen veel hoger is dan van mannen - dan kun je aan de gang blijven, want dan helpt er heel
weinig. Ik denk dat wij met name iets aan de uitstroom moeten doen.
Er is gevraagd of het wel nodig is de beleidsvoornemens die praktisch zijn afgerond bij
de voornemens te zetten. Het was volgens mij ook beter geweest om een en ander afzonder
lijk op te nemen.
Er is op het werkgelegenheidsbeleid ingegaan en vervolgens op de andere dingen die
gebeurd zijn. Wat betreft dat laatste wordt de kwalificatie "heel weinig" gebruikt. Ik vraag
mij af of het aantal voorstellen dat is gedaan werkelijk zo weinig is. Voor nieuw beleid is
twee ton, van de vijf ton die wij hadden, uitgetrokken. Ik vind dat zelf niet zo weinig. De
hoeveelheid geld die wij per jaar voor nieuw beleid hebben te verdelen is beperkt. Wij moe
ten wat dat betreft elk jaar weer scherp kiezen.
Dan de opmerking dat er op dit gebied meer moet gebeuren. Ik vind dat deze opmerking
niet op het bordje van dit college behoort te liggen. Wij hebben, gegeven de prioriteit die
emancipatiebeleid heeft gekregen, de ambtelijke capaciteit die wij hebben ingezet en de
raadsbeslissingen, gedaan wat wij konden doen. Wat mij betreft is het maximaal haalbare ge
beurd. Een en ander laat onverlet dat elk nieuw college allerlei nieuwe afspraken hierover
kan maken. Maar dat is dus geen zaak van dit college. Over een en ander zal bij de komende
onderhandelingen over de college vorming gesproken moeten worden.
Ik wil nu ingaan op het punt van de weerstanden en wil daarbij gelijk de opmerking van
de heer Duijvendak meenemen op welke manier wij hier met elkaar bezig zijn. De heer Duij
vendak zegt dat er wat de emancipatiegevoeligheid betreft bij de CDA-wethouders sprake is
van een positieve afwijking en bij sommige PvdA-wethouders van een negatieve afwijking. Ik
vind dat een bij uitstek normerende opmerking, alsof er een norm/een meetlat is waar je alles
aan kunt aflezen! Is die meetlat bepalend voor de vraag of er weerstanden zijn bij ambtena
ren en politici? Wat mij betreft niet. Emancipatiebeleid is een beleid dat gaat over politieke
mtgangspunten en keuzes die je wilt maken. Je kunt daarover van mening verschillen, zo