18
reageerd op de nota's.) Ja, maar toen was ik nog geen wethouder! Dat zal hefprobleem wel
geweest zijn. (Gelach) Ik wil opnoemen wat er aan veranderingen, financieel uitgedrukt,
heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van de etnische groepen wordt vanaf 1982 tot 1986 een
bedrag van een half miljoen uitgegeven, met een netto gemeentelijke bijdrage van één ton.
Er is een uitzetting geweest voor vormings- en ontwikkelingswerk van ongeveer
f. 160.000,Voor buurtactiviteiten is f. 270.000,-- meer uitgegeven dan in 1982. Het bedrag
ten behoeve van de projecten voor mensen zonder werk bedraagt op dit moment ongeveer
één miljoen gulden, met een netto gemeentelijke bijdrage van f. 180.000,— De ondersteunen
de instellingen hebben intussen f. 250.000,— meer gekregen in vier jaar tijd, ondanks de zo
gehekelde bezuiniging. De kinderdagverblijven - over prioriteiten gesproken - krijgen
f. 185.000,— meer en de peuterspeelzalen f. 106.000,— Een en ander betekent dat er een
netto-uitzetting is geweest van een miljoen gulden in die periode. Ik vind dat je dan niet
kunt zeggen dat je op een of andere manier toch niets nieuws hebt gedaan.
De heer Duijvendak heeft ook geprobeerd de discussie tussen wethouder Kessler en mij
aan te wakkeren als het gaat over de emancipatie. Hij spreekt in dit verband over de huidi
ge wethouder. Ik weet niet hoe ik dat begrip moet duiden, maar ik neem aan dat de heer
Kessler daar het zijne wel van zal zeggen. Als het gaat om de bedragen die uitgegeven zijn
voor emancipatiewerk, wel ik heb zojuist gezegd wat een en ander voor mijn portefeuille
heeft betekend.
Ik ga nu over naar de concrete door de heer Duijvendak genoemde punten.
De vacaturestop COL/SSKWL. De heer Duijvendak is van mening dat de vacaturestop
niet mag worden doorgevoerd, omdat dat een verkeerde prioriteitsstelling betekent. Volgens
de heer Duijvendak wordt de vacaturestop alleen maar doorgevoerd, omdat het college zegt
dat een dergelijke stop niet bij een aantal instituten moet worden doorgevoerd vanwege de
eigen inkomsten die dan ook verloren gaan. Ik wijs er op dat de heer Duijvendak vergeet te
vermelden dat wij bij het Gemeentelijk Muziekinstituut en het Kreativiteitscentrum en op het
vrijwillige jeugd- en jongerenwerk nogal fors hebben bezuinigd in de afgelopen tijd en dat
de grens van het haalbare en bereikbare nu is bereikt. Er komt dus teveel druk op deze in
stituten, met name op de medewerkers. Ik vind dat wij de bezuinigingen nu ergens anders
moeten zoeken. De instellingen waar het nu om gaat hebben zelf verklaard dat er niet meer
bezuinigd kan worden op de materiële kosten. Er blijft dan maar één mogelijkheid over, na
melijk de ook door mij niet toegejuichte maar noodzakelijk toegepaste vacaturestop. Ik wil
daarbij overigens opmerken dat daar tot nu toe op een uiterst bescheiden wijze gebruik van
is gemaakt.
De sportieve recreatie. De heer Duijvendak zegt dat daarover te weinig is gepraat in de
sportcommissie en dat de Dienst voor Sport en Recreatie vindt dat er sprake is van onbe
hoorlijk bestuur. Wethouder De Vries heeft daar bij interruptie al een opmerking over ge
maakt, hetgeen illustreert dat wij het met die opvatting in het geheel niet eens zijn. Wij
hebben wat betreft dit punt een uitvoerige argumentatie in het programma opgebouwd, zowel
inhoudelijk als naar de noodzakelijke bezuiniging toe. Ik denk dat ik hiermee het betoog van
de heer Duijvendak op dit punt voldoende heb beantwoord.
De emancipatie-activiteiten. De heer Duijvendak is het eens met het structureel maken
van subsidies binnen emancipatie. Hij vraagt verder of er in de toekomst voor emancipatie
activiteiten ook uit andere potjes kan worden geput. Volgens mij kan dat wel. Ik denk dat
wij daar best wat ruimhartig in kunnen zijn en dat dat niet per se tot deze sector beperkt
behoeft te blijven.
De huisvesting van het Lesbisch Archief. De heer Duijvendak vraagt hoe deze zaak ge
regeld wordt voor 1986, als wij aannemen dat de provincie een en ander voor 1987 regelt. Ik
kan daar op dit moment geen concreet antwoord op geven. Maar als het Lesbisch Archief in
moeilijkheden komt, dan zullen wij daarover ongetwijfeld het nodige horen en daar eventueel
onze conclusies aan verbinden.
Het Leger des Heils. De heer Duijvendak heeft aangekondigd in het kader van de alge
mene beschouwingen te zullen komen met een interventie van zijn kant als het gaat om de
anti-discriminatiebepaling voor de ASV. Het lijkt mij verstandig om een en ander af te wach
ten. De heer Duijvendak heeft een motie ingediend, waaruit blijkt dat het Leger des Heils
naar de opvatting van zijn fractie niet moet worden gesubsidieerd vanwege het behoren tot
groepen die discrimineren. Ik laat die opvatting voor rekening van PAL; het college is het
daar in het geheel niet mee eens.
Ik kom dan nu bij het betoog van de heer IJestra. Hij heeft gezegd dat er een goede
controle op het financiële beleid van de gesubsidieerde instellingen moet plaatsvinden. Ik
ben dat met de heer IJestra eens, waarmee ik overigens niet de suggestie wil wekken - ik
neem aan dat hij dat ook niet heeft bedoeld - dat dat op dit moment niet het geval is. Het
gaat inderdaad om veel geld en om aanzienlijke bedragen bij afzonderlijke instellingen. Ik
zeg de heer IJestra namens het college toe dat wij de controle op het financieel beheer zo
goed als dat maar enigszins mogelijk is zullen uitvoeren.
Vervolgens zegt de heer IJestra in dit verband dat de afdeling Welzijn, doordat zij zo
soepel is, gemakzucht creëert bij de instellingen. Volgens mij is dat niet zo. Wij zitten in
19
een periode van gewenning aan een ASV met wat krappe termijnen, nieuwe methodieken en
allerlei ingewikkelde bepalingen. Ook vrijwilligers moeten daar nu eenmaal aan wennen. Daar
pasteen soepele houding bij. Ik denk dat dat geen gemakzucht oplevert, maar wij zullen wel
merken of dat het geval is.
De heer IJestra heeft verder geen andere opvattingen dan wij in onze voorstellen heb
ben gedaan.
Ik wil nog even ingaan op de studentenvoorzieningen, waarover de heren IJestra en
Boelens hebben gesproken. Zij hebben aangedrongen op spoed. Leeuwarden is een hoger
beroepsonderwijs (hbo)-stad. De heer IJestra vraagt zich af of wij al niet te laat zijn. Het
onderzoek is reeds gaande, maar wellicht wil wethouder De Vries hier nog nader op ingaan.
De heer IJestra zegt dat wij moeten waken voor concurrentievervalsing. Hij noemt daar
bij de Stichting Inktwerk en de hout werkplaats. Het karakter van deze beide instellingen is
duidelijk niet concurrentievervalsend bedoeld; het zal daar ook wel niet toe leiden. Inktwerk
is een werkgelegenheidsproject dat probeert mensen zo ver te brengen dat zij in de regulie
re werksfeer een plaats kunnen vinden. Tot mijn grote genoegen is dat met een niet onaan
zienlijk deel van het aantal mensen dat ooit bij Inktwerk heeft gewerkt gelukt. Het moge zo
zijn dat dit project produkten levert die ook elders worden aangetroffen, maar ik denk dat
de voorwaarden waaronder dat gebeurt concurrentievervalsing zo goed mogelijk tegengaan.
Wat de houtwerkplaats betreft zullen wij moeten afwachten of dat project doorgaat, want als
dat niet het geval is dan is daarmee het probleem opgelost. Maar ik ga er vanuit dat het
project wel wordt voortgezet.
De heer IJestra heeft tot slot waardering uitgesproken in de richting van de ambtena
ren. Het college wil die waardering graag onderschrijven en ook doorgeven aan de betrok
kenen.
De heer Boelens heeft gezegd dat de post Onvoorzien wel erg klein is en dat dat aan
toont dat de bestedingen tot het uiterste zijn gedaan. Er is inderdaad sprake van een ui
terst schraal postje, met name als je bedenkt dat er ook nog eventueel nagekomen verzoeken
kunnen komen. Wij zullen het er echter voorlopig mee moeten doen.
De heer Boelens heeft voor het overige geen onderwerpen genoemd waar ik nog op in
zou moeten gaan
Ik ga dan nu even naar de moties. Ik heb van de motie van de heer Schade al gezegd
dat het college daar geen bezwaren tegen heeft. Integendeel, wij zien die als een ondersteu
ning van het beleid om de Danswerkplaats bij het Kreativiteitscentrum onder te brengen.
Het zal duidelijk zijn dat het college de motie van PAL met betrekking tot de sportieve
recreatie ontraadt. Ten aanzien van het Lesbisch Archief handhaaft het college het voorstel
zoals het dat heeft gedaan. Wij ontraden dan ook de motie van PAL op dit punt. Een en an
der geldt ook voor de motie van PAL betreffende de huisvestingssubsidie ten behoeve van
het Lesbisch Archief. Ten aanzien van de PAL-motie over het Leger des Heils heb ik duide
lijk gezegd dat wij het daar niet mee eens kunnen zijn.
Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter.
De heer Meerdink is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer De Vries (weth.): Ik wil een opmerking maken over twee probleemvelden.
In de eerste plaats wil ik iets zeggen over de sportieve recreatie. Wethouder Heere is
daar ook op ingegaan. De heer Duijvendak zegt dat de spelregels en de toepassing van de
verordening niet helemaal met elkaar in overeenstemming zijn. Ik zou het graag anders zeg
gen: ze zijn helemaal niet met elkaar in overeenstemming. De bedoeling van het rijk was in
dertijd om bepaalde activiteiten op te starten, de mensen in beweging te brengen en hen
eventueel in de richting te voeren van de georganiseerde sport. Wel, die bedoeling heeft op
zich zelf wel resultaten gehad, want de activiteiten zijn goed opgepakt. Momenteel is het
echter zo dat door deze subsidieregeling normale sportactiviteiten binnen de buurtorganisa
ties en instellingen plaatsvinden, hetgeen nooit de intentie is geweest. De georganiseerde
sport is daar overigens ook niet zo gelukkig mee. Vandaar dat het college, gelet op de ver
antwoordelijkheid voor de georganiseerde sport, met de voorgestelde maatregel volledig kan
instemmen.
In de tweede plaats wil ik ingaan op de activiteiten van de studenten. Wij gaan er in
principe vanuit dat jonge mensen die in Leeuwarden studeren ook zoveel mogelijk aansluiting
proberen te vinden bij de maatschappelijke organisaties die in onze stad functioneren. Ik
doel daarbij zowel op de sociaal-culturele instellingen als op de sportorganisaties. Daarnaast
hebben de studenten voor zich zelf natuurlijk behoefte aan categoriale activiteiten. In dat
verband moet ik opmerken dat die niet passen binnen de spelregels van onze subsidieveror
dening voor sociaal-cultureel werk. Wij zullen ons nader moeten buigen over de vraag wat er
aan activiteiten moet worden opgepakt voor de komende jaren en hoe die in het kader van
een herschikking van middelen ingepast zouden moeten worden. Daarover zal ook de notitie
gaan, maar natuurlijk niet alleen daarover. Wij zullen ook proberen allerlei andere aspecten
die aan het studeren in Leeuwarden vastzitten in deze notitie te betrekken.