oo
yJ L
De heer Buurman: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie zou een ultra-korte beschouwing
kunnen leveren. En wel als volgt:
1. Politieke bronsttijd aangebroken. Handen af van zachte sector. Lief zijn voor kiezer.
2. Collegeprogram heilig. Emancipatie troef.
3. Efficiency toegepast. Lucht uitgeperst. Dor hout afgekapt. Onderuitputting uitgeput
Reserves op.
Zo zou het kunnen. Voor wie weet te verstaan zijn weinig woorden voldoende,
Nu ik, wat eerder dan gepland, aan het einde ben gekomen van het begin van mijn be
toog, besef ik dat het ook anders kan. Er blijft nu wellicht wat tijd over voor het maken van
enkele opmerkingen in breder verband.
1.2 Noodzaak tot nadere ombuigingen.
Achteraf kan gesteld worden dat ombuigingen - lees bezuinigingen - ook goede kanten heb
ben. Immers, wanneer geen bezuinigingen hadden moeten plaatsvinden, zou waarschijnlijk
niet veel in het dorre hout zijn gekapt. Dat zou geldverspilling hebben betekend. Zo lang
zamerhand moest ook in het groene loof worden gesnoeid. Om wildgroei te voorkomen is dit
ook heel normaal. Ook dat kan goede kanten hebben. Tijdens de groei van uitgaven dient
terdege in de gaten te worden gehouden of het wel de goede kant op gaat. Een effectieve
budgetbewaking is van grote betekenis. Geld kan nu eenmaal maar één keer besteed worden.
Het regeringsbeleid begint zijn vruchten af te werpen. Maar al te vaak wordt daartegen
op onredelijke wijze geageerd. Het geld dat de overheid uitgeeft brengen wij met elkaar op
in de vorm van belastingen en premies. Kennelijk lopen nog steeds lieden met het idee rond
dat er ergens op het Binnenhof een onuitputtelijke geldbron staatmaar dat die engerd van
een minister van Financiën het alleen maar vertikt het putemmertje op te halen. Analyses
van bestaand beleid zullen noodzakelijk zijn, analyses die informatie verschaffen omtrent de
effectiviteit van talrijke activiteiten. Deze analyses worden verschoven naar de toekomst.
Daarentegen worden de reserves - uiteraard exclusief de bestemmingsreserves - tot het bot
uitgebeend. Op politieke moed wordt bezuinigd. De verkiezingen van 1986 staan voor de deur.
13 De verwachte demografische ontwikkelingen.
In mei van dit jaar is het jaarlijks congres van de VNG gewijd geweest aan de ouder wordende
samenleving onder het motto: "De toekomst wordt steeds ouder". Het beleidsplan bespreekt
deze ontwikkelingen aan de hand van de VNG-publikatie deel 1 Maatschappelijke verkenning
april 1985. De vergrijzing - of zo u wilt verzilvering - neemt toe. Zelfs de vergrijzing van de
vergrijzing is waar te nemen, ook onder de minderheden. Daarover is nog maar weinig be
kend, terwijl nu al duidelijk is dat de overheid zal worden geconfronteerd met vragen uit
deze groeperingen. Weliswaar heeft de jeugd de toekomst, maar in de toekomst is er minder
jeugd. Ontgroening en vergrijzing.
In relatie met het basisjaar 1981 zal de sector onderwijs in 1990 met 15% zijn gedaald, ten
zij het tegendeel blijkt; ik denk hierbij aan recente uitspraken van minister Deetman. Daaren
tegen zullen in dezelfde periode de collectieve uitgaven aan sociale zekerheid en gezondheids
zorg met 11% zijn gestegen en de sector dienstverlening met 4%. Ook het PvdA-Tweede
Kamerlid en oud-staatssecretaris van Sociale Zaken, mevrouw drs. C.I. Dales, heeft over
deze demografische ontwikkeling recentelijk een nota gepubliceerd. Mevrouw Dales consta
teert dat, wil het vergrijzingsprobleem zonder al te grote schokken in de komende decennia
worden opgelost, er in de kabinetsformatie 1986 op dit terrein knopen moeten worden door
gehakt. Gezien het feit dat wij nu het beleidsplan 1986-1990 behandelen en in 1990 circa
25% van de Leeuwarder bevolking 55 jaar en ouder zal zijn, is er alle reden om er bij het
college op aan te dringen hierin diligent te zijn en beleidsvoornemens integraal te ontwikke
len
Overigens terloops nog een opmerking: het college vestigt onder meer de aandacht op
de verwachte toename van het percentage niet-meer gehuwden in de leeftijdscategorie van
55 jaar en ouder. Het zal, behalve op de huisvesting (woningbouw), van invloed zijn op de
vraag naar professionele hulpverlening als gevolg van het ontbreken van een levenspartner.
Ja, daar zit je dan als individu. Men heeft daarvoor toch bewust gekozen? En nu moet de
overheid er weer aan te pas komen! Een overheid, die uitgaat van individuen en niet meer
van het huwelijk, het huwelijk als instelling Gods.
De veranderende opbouw en samenstelling van de bevolking noopt ertoe meer te doen dan
alleen de demografische ontwikkelingen goed te volgen en de consequenties in het oog te
houden.
1.6 Werkgelegenheidsbeleid.
"Een gezonde economie vormt de beste sociale zekerheid, die men zich kan indenken", aldus
de Leidse econoom prof. Eizenga. Afgezien van enige twijfel aan de absolute juistheid van
33
deze stelling moet gezegd worden dat zij zeker enige aanvulling behoeft. Een gezonde econo
mie kan nooit op zichzelf het antwoord zijn op alle sociaal-economische vragen. De overheid
zal hier, ook in onze visie, een woordje moeten meespreken. Zo heeft de overheid naast de
zorg voor een evenwichtige economie ook de zorg voor voldoende werkgelegenheid. Wij staan
op het standpunt dat, indien enigszins mogelijk, niet bezuinigd wordt op gemeentelijke in
vesteringen, maar dat deze juist worden opgevoerd. Het jaarverslag over 1984 van de Bank
van Nederlandse Gemeenten geeft wat dat betreft hoopvolle cijfers, al zijn er ook tegenge
stelde geluiden. Gemeentelijke investeringen vormen de helft van het totaal van overheids
investeringen en dienen dan ook tenminste gelijk te blijven. Iedereen in de gemeentelijke
wereld ziet dat er genoeg te doen valtonderhoud van wegen en gebouwenrioleringen
stadsvernieuwing etc. Wij benadrukken dus goed een werkgelegenheidsbeleid in de gemeentelijke
sfeer. Niet om daarmee zo veel mogelijk kiezers te winnen, maar gewoon omdat wij dit vanuit
ons christelijk standpunt tegenover het grote aantal werklozen verplicht zijnmet name wat
de jeugd betreft. Wij willen gaarne de betrokken instanties daartoe opwekken. Ik heb hier
aan vorm gegeven door het indienen van een motie. Deze luidt als volgt:
Motie IV.
"De raad van de gemeente Leeuwardenin vergadering bijeen op
16 december 1985,
constaterende dat
- de overheidsinvesteringen in ons land op een welhaast historisch
dieptepunt liggen;
- de investeringen in de marktsector achterblijven bij de verwach
tingen
- de werkloosheidscijfers aanhoudend zeer hoog zijn
overwegende dat
- de werkgelegenheid gebaat is bij een aanmerkelijk hoger investe
ringsniveau
- veel gemeenten op korte termijn investeringsprojecten kunnen
indienen
dringt er bij de regering en de Tweede Kamer op aan het niveau
van overheidsinvesteringen bij de lagere overheden structureel
te verhogen
De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Jong en de heer Meijerhof.
Ik mag als bekend veronderstellen dat de regering op aandrang van de Tweede Kamer
tijdens de algemene beschouwingen f. 50.000.000,ter beschikking heeft gesteld voor investe
ringen ter versterking van de werkgelegeheid in de grotere gemeenten. Welke die gemeenten
zijn is niet bekend - ik heb er dezer dagen nog naar geïnformeerd -maar wij zouden er van
uit kunnen gaan dat Leeuwarden daar ook onder valt. Wij achten het ook van groot belang
dat gemeenten van de omvang van Leeuwarden mee delen in deze investeringsimpuls en dat
dit geld niet alleen ten goede komt van de vier grote gemeenten. Gemeenten die zo groot zijn
nemen vaak een centrumpositie in en deze positie stelt extra eisen. Inmiddels heeft de Raad
voor de Gemeentefinanciën op verzoek van de regering een verdelingsvoorstel, een advies,
gedaan op basis van het aantal woningen. Hierbij wordt uitgegaan van een minimumgrens van
10.000 woningen. Dit verdelingsvoorstel houdt daadwerkelijk rekening met gemeenten van
onze omvang en wij stellen u dan ook voor de regering en de Tweede Kamer via een beleids
ondersteunende motie te laten blijken dat het voorstel van de Raad voor de Gemeentefinan
ciën steun verdient. De motie luidt als volgt:
Motie V.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op
16 december 1985,
constaterende dat
- van rijkswege f. 50.000.000,beschikbaar komt voor investeringen
ten behoeve van grotere gemeenten;
- nog niet definitief beslist is welke criteria bij de verdeling
hiervan gehanteerd gaan worden;
- het advies van de Raad voor de Gemeentefinanciën gemeenten van
de omvang van Leeuwarden daadwerkelijk bij de verdeling betrekt
- dit van belang is omdat gemeenten met de omvang van Leeuwarden
veelal een belangrijke centrumfunctie uitoefenen welke positie
extra investeringseisen stelt,
dringt er bij de regering en de Tweede Kamer op aan om bij de toe
deling van het beschikbare bedrag van f. 50.000.000,het advies
van de Raad voor de Gemeentefinanciën ongewijzigd over te nemen."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Jong en de heren Bijkersma, Meijerhof en
Sijbesma.