48
Het vervullen van vacatures gaat zeer traag, wij moeten in de sfeer van salariëring
soms noodgrepen toepassen en wij zien onze goede mensen vertrekken. De vraag is op welke
wijze wij daar wat aan zouden kunnen doen. In het verleden hebben wij vrij rigoureus ge
sneden in de onkostenvergoedingen, terwijl Leeuwarden toen zeker geen koploper was. Ik
acht het echter toch geen goede zaak om het hele beleid ten aanzien van onkostenvergoe
dingen nog een keer te herzien. Wel zullen wij, daar zijn wij ook mee bezig, meer aandacht
moeten besteden aan het beloningsbeleid. Het beloningsbeleid beloont niet alleen het niveau
van de functie, maar houdt ook rekening met de wijze van functievervulling: zwaar werk,
onaangenaam werk, werktijden, overwerk en dergelijke.
Het CDA heeft ook het ziekteverzuim aan de orde gesteld. Gesteld kan worden dat dat
vrijwel geen systematische aandacht heeft van het college. Wij komen daar, gelet op alle
andere werkzaamheden, op dit moment in ieder geval niet aan toe. In de marge komt dat punt
natuurlijk altijd wel een keer ter sprake, maar echt als beleidsitem is het er niet uitgepikt.
Misschien kunnen wij met de automatisering van de afdeling Personeelszaken beleidsmatig
wat meer grip krijgen op deze zaak - maar dat is afwachten, want het hangt er een beetje
vanaf hoe het allemaal gaat lopen -omdat wij dan ook veel duidelijker dan nu gegevens
boven water kunnen halen hoe het bij de verschillende afdelingen/diensten zit met het ziekte
verzuim.
De PAL-fractie heeft op het gebied van het personeelsbeleid de vraag gesteld in hoeverre
wij in de afgelopen jaren de zeggenschap en de mede-verantwoordelijkheid van de ambtenaren
hebben bevorderd. Het antwoord daarop is dat wij dat inderdaad gedaan hebben en wel op
een aantal manieren. Het lijkt mij goed een en ander even in het kort te memoreren. In 1984
is het medezeggenschapsreglement ingrijpend gewijzigd. Op een groot aantal terreinen heb
ben de medezeggenschapscommissies op dit moment instemmingsrecht gekregen, dat wil zeg
gen dat het diensthoofd bij een aantal zaken zijn plannen alleen tot uitvoering kan brengen
als de medezeggenschapscommissie ermee instemt. Het gaat dan bijvoorbeeld om zaken als de
wijze waarop arbeidsvoorwaarden, dienstvoorwaarden en het algemene personeelsbeleid bij
de tak van dienst worden uitgevoerd, aangelegenheden op het gebied van gezondheid, tech
nische aangelegenheden in een bepaalde dienst en dergelijke. Ik kan in dit verband ook noe
men het feit dat wij een regeling hebben geïntroduceerd die de inspraak voor ambtenaren bij
de benoeming van leidinggevenden regelt. Daarnaast is er een leidraad voor organisatiever
anderingen opgesteld, die ook specifieker dan tot dan toe de plaats en functie van de mede
zeggenschapscommissie in het geheel van reorganisatie-processen heeft vastgesteld. Met
andere woorden, de positie van het ambtelijk apparaat in het hele interne besluitvormings
proces is mijns inziens de afgelopen Jaren wel degelijk verbeterd.
Naast de problemen rond functiewaardering, pakketvergelijking en ziekteverzuim is er
ook nog het punt van de werkdruk. Heel simpel gezegd: wij willen teveel met te weinig men
sen. Ook daar hebben enkele fracties op gewezen. De PvdA is hierin het meest duidelijk,
want die stelt dat er een prioriteitenvolgorde moet komen in het takenpakketIk ben op zich
verheugd dat dit probleem door de raad wordt opgepakt en gesignaleerd. Wij worden daar
mee namelijk ondersteund in ons voornemen - dat is ook in het beleidsplan aangegeven - om
tot een betere afstemming van takenpakket en ambtelijke capaciteit te komen. Ik weet op dit
moment nog niet precies hoe wij een en ander moeten aanpakken, maar het is wel duidelijk
dat wij daarmee aan de gang moeten.
Een andere reden waarom ik het belangrijk vind dat op dit probleem wordt ingegaan en
dat wij daar meer aandacht aan moeten besteden is dat wij op die manier naar ik hoop wat af
zullen raken van wat ik zou willen noemen de zogenaamde tempo-discussies. Heel vaak - het
gebeurt de laatste tijd naar mijn idee steeds meer - worden collegevoorstellen niet zozeer op
hun inhoudelijkheid bekritiseerd en becommentarieerdmaar veel meer op zaken die met tempo
hebben te maken: er gebeurt te weinig, het gaat te langzaam, waarom is er nog geen nota op
dit terrein want die had er al lang moeten zijn. Vorige week hebben wij een en ander in volle
omvang kunnen zien bij de behandeling van de evaluatienota emancipatiebeleid. Ook nu komt
dit soort geluiden weer naar voren. Het CDA vindt dat het jeugdwerkplan te langzaam gaat
en PAL vindt dat wij te weinig aandacht besteden aan nieuwe ontwikkelingen en koppelt
daaraan meteen een hele lijst van dingen die nog allemaal moeten gebeuren.
Ik vind dit type tempo-discussies in wezen onbevredigend. In de eerste plaats leiden die
naar mijn smaak de aandacht teveel af van de werkelijke inhoudelijke discussies die gevoerd
moeten worden. In de tweede plaats wordt er vaak ten onrechte een verband gelegd tussen
tempo-discussies en inhoudelijke discussies. Onvoldoende tempo wordt dan in verband ge
bracht met het inhoudelijke belang dat het college aan een bepaalde beleidssector zou toeken
nen. Daarbij vergeet men maar even voor het gemak dat het college met meer zaken bezig is
dan met het ene onderwerp waar het toevallig op dat moment over gaat
De conclusie zal duidelijk zijn. Wij zullen niet alleen bij de verdeling van het geld moeten
kiezen waaraan wij dat besteden. Ook de verdeling van de tijd - wat doen wij wel en niet -
zal steeds meer aandacht moeten krijgen. Daarbij zal steeds meer gekozen moeten worden,
hetgeen op zich zelf nog uiterst boeiende discussies kan opleveren. Want, zoals u weet, geld
49
is tijd en je kunt meer tijd inzetten door er meer geld aan te besteden, maar dan houd je
weer minder geld over om allerlei andere leuke dingen te doen.
Ik kom dan aan het eind van het onderdeel middelen. Als ik alles op mij laat inwerken,
dan constateer ik dat de situatie rond het gehele middelenbeheer op zich toch vrij zorgelijk
is. Niet zozeer omdat wij niet zouden weten wat wij allemaal moeten doen, maar wel omdat
voor het realiseren van al die wensen het ambtelijk apparaat onvoldoende is toegerustOok
hier geldt dat wij teveel willen met te weinig mensen. Er is een waslijst van op zich zelf alle
maal prima ideeënvariërend van bedrijfsanalyseshet vergroten van de flexibiliteit tot aan
prioriteitsstelling van taken. Maar als ik dan bedenk wie dat allemaal zouden moeten uitvoe
ren, dan zal dat heel moeilijk lukken. Al die mensen zitten nu ook al tot over hun oren in
het werk, laat staan dat zij genoemde werkzaamheden er ook nog allemaal bij zouden kunnen
doen. Dit betekent dat ook hier keuzen moeten worden gemaakt - wat doen wij wel en niet -
en dat wij ons beperken tot hoofdlijnen. Er moet dus niet te gedetailleerd en te ingewikkeld
op de zaken worden ingegaan. Wie weet moet er meer ambtelijke capaciteit komen, maar die
zaak kan mogelijkerwijs in een komend collegeprogramma aan de orde komen.
Ik kom dan bij het derde onderdeel van mijn verhaal, het werkgelegenheidsbeleid. Ook
dit jaar zijn vrijwel alle fracties ingegaan op de hoge werkloosheid en het werkgelegenheids
beleid van de gemeente. Gelet op de nog steeds hoge werkloosheid in Leeuwarden is dat vol
komen voor de hand liggend. Zoals de PAL-fractie terecht heeft opgemerkt is het geheel van
werkgelegenheidsbevorderende maatregelen vrij marginaal in relatie tot de omvang van de
werkloosheidsproblematiekGemeenten kunnen niet meer doen dan het leggen van een paar
druppeltjes op een gloeiende plaat. Het lijkt mij wel verstandig dat dat als realiteit wordt
onderkend en dat wij niet al te hoge gespannen verwachtingen hebben van het eigen gemeen
telijk werkgelegenheidsbeleid. Uiteindelijke oplossingen zullen op nationaal en zelfs op inter
nationaal niveau gevonden moeten worden. Op nationaal niveau, maar dat is ook een zaak van
hoe je er politiek over denktzijn er toch ook wel vraagtekens te plaatsen bij het gevoerde
economische beleid. Ik zal daar niet verder op ingaan, want dat zal deze discussie op het
niveau van de gemeentepolitiek overstijgen. Maar toch baart één ding mij zorgen - ik kom
daar straks nog op terug - namelijk het punt betreffende de mensen die langdurig werkloos
zijn. Het gaat hier zo langzamerhand om een aantal van 400.000 personen in heel Nederland.
Mijn idee is dat wij zonder echt ingrijpende maatregelen dit probleem niet kunnen oplossen.
Een van de weinige mogelijkheden die in dit verband soelaas kan bieden is het produktief
maken van de uitkeringsgelden die de langdurig werklozen op dit moment krijgen. Wat dat
betreft vind ik het jammer dat minister De Koning niet is ingegaan op een voorstel van het
Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) te Leeuwarden om op dit terrein ervaring op te doen en
in de sfeer van terugploegen toch een klein beetje te proberen iets aan het probleem van
de langdurige werkloosheid te doen
Ik kom hiermee tegelijkertijd terecht - dat is een mooi overstapje naar het concrete ge
meentelijke beleid - bij het uitvoeren van het jeugdwerkplan. De CDA-fractie is daarop inge
gaan en zij is duidelijk ontevreden over de snelheid waarmee dat gebeurt. Ook ten aanzien
hiervan kan in feite gesteld worden dat er sprake is van een tempo-discussie. Van mijn kant
hetzelfde antwoord dat ik al eerder heb gegeven: wij hebben maar een beperkte hoeveelheid
mensen om de zaken aan te pakken. Het introduceren van werkoriëntatieplaatsen en leer
werkplaatsen is geen routine-procedure. Je loopt tegen allerlei problemen op. Een van de
problemen waar wij tegen aangelopen zijn was dat er een niveauverschil bestond tussen de
vraag en het aanbod van de verschillende werkoriëntatieplaatsen. Diensten vroegen in het
algemeen hoogwaardiger plaatsen dan wij uit de kaartenbak van het GAB toegewezen hadden
gekregen. Dat betekent weer allerlei extra overleg en dat je weer terug moet naar diensten.
Een ander punt is dat het overleg met het GAB ook veel tijd vraagt. Je wordt het niet direct
op voorhand met elkaar eens over wat er moet gebeuren. Het kost gewoon tijd om daar met de
mensen over te praten. Nog weer een ander punt is dat niet alle dienstonderdelen staan te
springen om dit type maatregelen. Vaak beschouwt men deze maatregelen - dat is waarschijn
lijk niet helemaal ten onrechte - eerder als lastig dan als produktief. Dat betekent dat je ook
daar tijd en energie in moeten stoppen om mensen ervan te overtuigen dat dit soort maatrege
len in ieder geval, gezien vanuit de werkloosheid en de werkloosheidsbestrijding, nodig is.
De heer Buurman doet in dit verband de suggestie om 32-uursbanen voor jongeren in
het leven te roepen. Zoals u misschien weet hebben wij deze discussie al eens eerder gevoerd,
namelijk bij de discussie over de vraag of wij wel of niet naar 36-uursbanen gaan. Toen is
geconstateerd dat in veel gevallen, met uitzondering van de hoogst geschoolden, het aan
bieden van 32-uursbanen zal betekenen dat men beneden het bijstandsniveau zakt en dat een
aanvullende bijstandsuitkering noodzakelijk blijft. Het college en de raad vonden dat niet
acceptabel. Vandaar dat wij destijds hebben gekozen voor 36-uursbanen. Die redenatie doet
volgens mij nog steeds opgeld. (De heer Buurman: Ik heb gezegd dat de rijksoverheid jeug
digen voor maximaal 32 uur per week werft, gekoppeld aan een opleidingsprogramma.) Dat
betekent dus dat u stelt dat de mensen wel voor 36 uur betaald krijgen. (De heer Buurman:
Ja, inderdaad.) Dat punt zal bij het verder ontwikkelen van de leerwerkplaatsen aan de orde