50
komen. Ik weet niet of het dan om 32, 26 of 20 uur gaat, dat zullen wij nog nader moeten be
kijken, maar dit is in ieder geval een vorm waarin het feitelijk in de gemeente werken ge
combineerd wordt met het bieden van een stuk opleiding.
Het CDA vraagt tot slot of wij niet meer aandacht moeten besteden aan de technologische
ontwikkeling en de consequenties die dat heeft. Ik ben het daarmee eens en ik wil ook toe
zeggen - wij zijn daar trouwens intern al mee bezig - dat wij daar bij de bijstelling van de
Nota werkgelegenheid, die eraan komt, aandacht aan zullen besteden.
De PAL-fractie vindt het vrouwenwerkplan een goede zaak. Zij maakt zich overigens wel
zorgen over het feit dat in het hele werkgelegenheidsbeleid eenzijdig het belang van de
marktsector wordt benadrukt. De PAL-fractie stelt dat er een nieuw sociaal compromis zal
komen tussen werkgevers en werknemers en is bang dat daarmee de belangen van mensen
die een uitkering krijgen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
(WAO), vrouwen en jongeren niet meer zullen worden meegewogen. Ik moet eerlijk zeggen
dat ik vind dat hiermee twee verschillende zaken in een negatief verband worden gebracht.
Aan de ene kant het besef dat een goed functionerende marktsector van levensbelang is voor
de Nederlandse economie. Het is volgens mij helemaal geen slechte zaak dat dat besef ook bij
de PvdA en de vakbeweging meer dan een tiental jaren geleden naar boven komt. Aan de
andere kant ben ik het niet eens met de suggestie van de PAL-fractie dat zo'n meer markt
gerichte manier van kijken per definitie ten koste zal gaan van de zwakkeren. Juist het be
lang van werklozen, jongeren en WAO'ers is permanent een van de meest wezenlijke onder
handelingspunten geweest in wat de heer Duijvendak noemt het sociale compromis van de af
gelopen jaren. Ik hoef dan alleen maar te verwijzen naar de discussies over arbeidstijdver
korting en de opstelling dienaangaande van de vakbeweging.
Tot slot een aantal opmerkingen aan het adres van de heer Buurman, met name daar waar hij
een pleidooi houdt voor het centraler stellen van de investeringen. Ik moet zeggen dat de
heer Buurman zich daarmee in goed gezelschap bevindt, want ook de Raad voor de Gemeente-
financiën en de VNG hebben de afgelopen jaren het belang van het op peil houden van de
gemeentelijke investeringen nadrukkelijk steeds onder de aandacht van regering en parlement
gebracht. Gelukkig beginnen die pleidooien langzamerhand wat aan te slaan, gelet op de on
langs in de Tweede Kamer aangenomen motie om 50 miljoen gulden extra te verdelen over de
gemeenten. Het eerste begin is er dus en ik hoop dat er meer zal volgen. In dit verband zijn
door de heer Buurman twee moties ingediend, een algemene motie en een wat specifiekere over
de 50 miljoen-operatie. Het college kan akkoord gaan met de eerste motie. Het is een toekomst
gerichte motiein die zin dat ik inschat - ik baseer mij een beetje op een aantal landelijke
verkiezingsprogramma's - dat het niet uitgesloten geacht wordt dat gemeenten in de toekomst
een belangrijker functie krijgen bij het van rijkszijde introduceren van werkgelegenheids-
impulsen. Wat dat betreft lijkt het mij goed om die lijn ook van de kant van de gemeente
steeds te blijven benadrukken. De motie van de heer Buurman op dit punt kunnen wij dus
onderschrijven.
De tweede motie van de heer Buurman gaat op de 50-miljoen-operatie in. Ik wil daar het
volgende over zeggen. Toen wij in de krant lazen dat de Tweede Kamer een dergelijke motie
had aangenomen zijn wij onmiddellijk op onderzoek uitgegaan. Aanvankelijk zag het er nogal
slecht uitomdat er in het begin sprake was van een verdeling van die 50 miljoen gulden
over de grotere gemeenten, waarbij "grotere gemeenten" geinterpreteerd werd als gemeenten
met meer dan 100.000 inwoners. Later is dat aantal wat meer naar beneden toe bijgesteld en
sprak men van gemeenten vanaf 30.000 wooneenheden dan wel gemeenten vanaf 50.000 woon
eenheden. Er is toen een brief geschreven aan de Raad voor de Gemeentefinanciën met het
verzoek uit die twee mogelijkheden te kiezenDe Raad voor de Gemeentefinanciën heeft die
optie overgenomen en heeft gezegd dat er vanaf 10.000 wooneenheden moet worden geope
reerd. Ik vind dat een goede zaak. Deze problematiek is door het college ook nog eens bena
drukt, in die zin dat wij een brief hebben geschreven aan de staatssecretaris waarin wij heel
nadrukkelijk hebben gesteld dat wij vinden dat ook gemeenten als Leeuwarden, met een in
wonertal van 80.000 en met een belangrijke centrumpositie, in deze maatregel moeten mee
delen. Wat dat betreft vinden wij het ook een goede zaak dat de Raad voor de Gemeentefinan
ciën uiteindelijk heeft gezegd dat het geld moet worden verdeeld over gemeenten vanaf
10.000 wooneenheden.
Ik denk dat de motie hierover van de heer Buurman geen kwaad kan. In eerste instantie
kun je je echter afvragen of die niet overbodig is, want per slot van rekening heeft de Raad
voor de Gemeentefinanciën al over deze zaak geadviseerd. Aan de andere kant moet je natuur
lijk altijd maar afwachten wat andere steden doen. Met name de vier grote steden zouden
best ook weieens soortgelijke moties, maar dan alleen ten eigen gunste, kunnen opsturen
richting regering en parlement. Ik denk dat het geen slechte zaak is om een en ander wat in
evenwicht te houden en dat de gemeenteraad het advies van de Raad voor de Gemeentefinan
ciën ondersteunt. In die zin is het college bereid deze tweede motie van de heer Buurman
over te nemen. (De heer Bijkersma: Ik wil, ter voorkoming van misverstanden, een opmer
king maken over de door de heer Buurman ingediende motie, genummerd IV. In deze motie
51
wordt erbij de regering en de Tweede Kamer op aangedrongen het niveau van overheidsin
vesteringen bij de lagere overheden structureel te verhogen. Heb ik de wethouder goed be
grepen dat het gehele college, dus met inbegrip van de CDA-wethoudershet met deze motie
eens is?) Ja, inderdaad. (De heer Bijkersma: Ik weet voldoende, mijnheer Kessler.) Dit is
niet alleen een voorkeur van dit college. Het gaat hier om een punt dat al jarenlang door
zowel de VNG als de Raad voor de Gemeentefinanciën in elke brief die zij aan de Tweede
Kamer schrijven nadrukkelijk naar voren wordt gebracht. Wij zijn het gloeiend met dat stand
punt eens.
De heer Bijkersma heeft het erover gehad dat het college het rijksbeleid te gemakkelijk
bekritiseertdat wij niet hebben onderzocht op welke manier de zwaksten in de samenleving
het aanzienlijkste deel van de lasten moeten dragen en dat wij niet hebben aangetoond dat
het sociale minimum ontoereikend is. Mijn antwoord hierop is eigenlijk heel simpel. Je moet
je ogen en oren goed gebruiken en je moet luisteren naar de signalen die je hoort. Je moet
allerlei onderzoeken over de toename van de schuldenproblematiek en de verdubbeling van
de eenmalige uitkeringen niet ongelezen in de kast laten liggen. Ik denk in dit verband bij
voorbeeld aan het rapport Minima zonder margemaar er zijn natuurlijk legio andere rappor
ten op dit terrein verschenenAls je al die rapporten hebt gelezendan kun je maar één
conclusie trekken namelijk dat het voor steeds meer Nederlanders steeds moeilijker wordt de
eindjes op een goede manier aan elkaar te knopen. Wat dat betreft is het college van mening
dat wij er alles aan zullen moeten doen om het deze groep burgers nog enigszins dragelijk
te maken. Vandaar ook dat wij in deze collegeperiode in ruime mate aandacht hebben besteed
aan het zogenaamde minimabeleid.
Ik zou de heer Bijkersma een tegenvraag willen stellen. Op welk onderzoek baseert hij
zijn opmerking dat op dit moment alle werkloze onderwijzers werk hebben gevonden? (De
heer Bijkersma: Moet ik even voorlezen wat er in het beleidsplan staat?) Ja, maar dat geldt
voor de gemeentelijke onderwijzers. (De heer Bijkersma: Ik praat over het beleidsplan van
de gemeente Leeuwarden en daar staat het een en ander over in
Ik wil ook nog even ingaan op het betoog van de heer Buurman. Hij heeft gewezen op
het feit dat er nog een extra mogelijkheid zou zijn voor het minimabeleid en wijst daarbij op
de individualiseringsmogelijkheden die de Algemene Bijstandswet (ABW) biedt. Ik ben dat
volledig met de heer Buurman eens. Maar ik ben het niet met hem eens dat wij daar als
college en raad nog geen gebruik van zouden hebben gemaakt. Wij hebben het afgelopen jaar
bij het behandelen van de beleidsnotitie van de GSD zeer uitgebreid over dit punt gesproken.
De raad heeft toen uitdrukkelijk aan het college het groene licht gegeven voor deze individu-
aliseringsaanpakOp dit moment wordt daar dan ook druk door de GSD mee gewerkt. Ik ben
het dus inhoudelijk wel met de heer Buurman eens dat die mogelijkheid er is, maar die is niet
nieuw want wij werken er al mee. (De heer Buurman: Het verhaal in de krant van de Socia
listische Patij is dus eigenlijk ook achterhaald.) De Socialistische Partij constateert terecht
dat er in de sfeer van stookkosten een mogelijkheid is om, wanneer er bijzondere omstandig
heden zijn, daaraan wat te doen met behulp van het individualiseringsbeginsel. Maar op dit
moment gebeurt dat al. (De heer Buurman: Maar waarom zegt u dan dat u dat nog moet onder
zoeken naar aanleiding van de notitie van de Socialistische Partij?) Op het moment dat men
iets aanbood - ik heb dat van tevoren niet gelezen - heb ik in zijn algemeenheid gezegd dat
wij het individualiseringsprincipe toepassen. Ik heb vervolgens gezegd dat ik een en ander
nog eens goed zal doorlezen. Bovendien komt deze zaak nog terug op de mededelingenlijst
ten behoeve van de raad.
Mijn laatste opmerking betreffende de sociale dienst gaat over de automatisering die daar
plaatsvindt. Ik wil daar nu niet uitgebreid op ingaan, want dat zullen wij het komende jaar
doen door middel van een afzonderlijk raadsvoorstel. Wel wil ik nu reeds zeggen dat het
oorspronkelijke voorstel om met Philips/IGA in zee te gaan uiteindelijk niet haalbaar blijkt
en dat spijt ons zeer. Het college heeft het voornemen terug te gaan naar het Centrum voor
Automatisering Noord-Nederland (CEVAN). Het is op dit moment niet helemaal duidelijk wat
de kosten zijn die het een en ander met zich meebrengtWel is duidelijk dat wij de geraamde
besparing - wij hadden namelijk f. 235.000,bespaard doordat wij met een andere automati
seringstoepassing van start zouden gaan - kunnen vergeten. Wij gaan nu namelijk weer ge
woon met het CEVAN door. Daar bovenop - maar dat moeten wij nog specifieker uitrekenen -
zullen nog wel wat extra kosten komen, omdat wij in het afgelopen jaar ook kosten hebben ge
maakt in de sfeer van soft-ware en dergelijke. Maar, zoals gezegd, wij zullen de raad nader
over een en ander rapporteren.
Tot slot van mijn betoog wil ik ingaan op een aantal financieel-technische zaken. Met
name de CDA-fractie heeft een aantal opmerkingen in die richting gemaakt. Zij vraagt hoe
het zit met de risicoreserve en is toch een beetje bezorgd of wij daar niet te royaal mee om
gaan. De huidige constructie is dat wij hetgeen nu nog in de risicoreserve zit gebruiken om
de eerste jaren van het beleidsplan op incidentele basis te dekkenWij veronderstellen een
rekeningoverschot in de jaren 1983 en 1984, waarmee wij de volgende jaren van het beleids
plan incidenteel kunnen dichten. Dat is natuurlijk een kwestie van inschatten. Je weet nooit