56 De oorspronkelijke opzet van de stelpost civieltechnische werken was in feite een inte grale gemeentelijke financiering van belangrijke infrastructurele werken. In de loop der jaren is die kwestie wat veranderd, omdat steeds meer door de rijksoverheid en ook door de pro vinciale overheid subsidiemiddelen beschikbaar werden gesteld voor de uitvoering van dit soort werken. Het gevolg daarvan was dat bij de jaarlijkse vaststelling van het programma uit te voeren werken in de Commissie voor Openbare Werken bij mogelijke projecten steeds werd aangegeven van welke instantie wij subsidie konden verwachten. Kortom, de subsidie stroom ging in feite bepalen wat in een bepaald jaar ging gebeuren, hetgeen het planmatig gefaseerd werken toch wat onduidelijk maakte. Feit is nu dat in de afgelopen jaren de struc turele subsidiëring - de belangrijkste subsidiënt is uiteraard Verkeer en Waterstaat - ten gevolge van de bezuinigingen is weggeschreven en wij tot sint-juttemis kunnen gaan zitten wachten tot er misschien eens een subsidie komt. Afgezien van incidentele toezeggingenbijvoorbeeld in het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP), mag er niet meer gerekend worden op min of meer structurele subsidiëring van de genoemde instanties. Wat kun je dan doen? Je kunt gaan zitten wachten op subsidie, maar je kunt ook een keuze maken ten aanzien van de aanwending van de stelpost civieltechnische werken. Het college heeft een scheiding gemaakt in die pro jecten die, gelet op het typisch lokale karakter - de kleinschaligheid -, niet van invloed zijn op het hoofdwegenstelsel. De stelpost civieltechnische werken willen wij in eerste instantie toespitsen op activiteiten die ook noodzakelijk zijn, zoals het herstel van met name kleine bruggen die slecht zijn en het baggeren van stadsgrachten In eerste instantie stellen wij dus onze stelpost civieltechnische werken beschikbaar voor kleine, incidentele projecten. Vervolgens kijken wij, wat deze stelpost betreft, naar de grote werken. Ik heb al aangegeven dat bij dat laatste gedacht moet worden aan het op capaciteit brengen van ons rondwegenstelsel en het aanleggen van een aantal bereikbaarheidsroutes. Het zal duidelijk zijn dat met deze laatste projecten tientallen miljoenen guldens zijn gemoeid en dat onze stelpost civieltechnische werken nooit en te nimmer in staat zal zijn om integraal de kosten daarvan te dragen. Conclusie: wij gebruiken de stelpost civieltechnische werken met name voor de kleinere incidentele projecten en voor het rondwegproject, gelet ook op het bovengemeentelijk belang en de omvang ervan, zijn en blijven wij afhankelijk van substan tiële subsidies van rijk en provincie. Wij zullen alles in het werk stellen om resultaten in die zin te bereiken. Ik kom dan nu bij de meer incidentele opmerkingen van de verschillende sprekers. De heer Meijerhof heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de aan wijzing van Leeuwarden tot stadsgewest. De situatie is als volgt. De betreffende motie is in de Kamer met algemene stemmen aangenomen. Op dit moment wordt er gewerkt aan de defini tieve Structuurschets stedelijke gebieden. Het is ons bekend dat de minister geen aanwijzing heeft gegeven in de richting van het ambtelijk apparaat om genoemde motie niet uit te voeren. De werkwijze is dan dat de Structuurschets stedelijke gebieden wordt aangepast conform de aangenomen moties. Uit allerlei andere rijksnota's blijkt bovendien dat Leeuwarden al prijkt in het rijtje van aangewezen stadsgewesten. Met andere woorden, er is voor ons geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat die aanwijzing geen feit zal worden. De aanwijzing wacht slechts op de definitieve vaststelling van de Structuurschets stedelijke gebieden. De heer Sijbesma heeft nog eens benadrukt welk belang het CDA hecht aan voortzetting van het stads- en dorpsvernieuwingsbeleid. Ik denk dat wij daarover niet van mening ver schillen De heer Sijbesma heeft gezegd dat op korte termijn de resultaten van het onderzoek naar de integratie van de afdeling plantsoenen van de Dienst Stadsontwikkeling (DSO) en de Dienst voor Sport en Recreatie (DSR) worden verwacht. Ik denk dat hier sprake is van een misverstand. Er vindt op dit moment geen onderzoek plaats naar genoemde integratie. (De heer Sijbesma: Dat is dan in tegenstelling met een afspraak van twee jaar geleden, maar wij komen daar nog wel op terug.) Voorzover mij bekend is de afspraak - wethouder Kessler heeft al uitvoerig aangegeven wat de positie van de gemeente is op dit moment met betrekking tot de reorganisaties - dat wij eerst de reorganisatie van de DSO afronden en dat wij daarna zullen starten met de vraag of het zinvol is eerdergenoemde integratie tot stand te brengen. Dit is de lijn die het college tot op heden heeft gevolgd en ik zie geen aanleiding om daar nu op terug te komen Vervolgens heeft de heer Sijbesma gezegd dat hij de indruk heeft dat de afdeling Ruimte lijke Ordening en Volkshuisvesting (ROV) en de DSO met een dubbel potlood schrijven. Ik wil deze indruk niet zo maar onderschrijven. Het is goed om aan te geven dat er al vrij lang een zeer intensief overleg bestaat tussen de hoofddirecteur van de DSOhet hoofd van de afdeling ROV en de desbetreffende wethouder over de vraag wie wat gaat doen om zo mogelijk overlappingen van taken te voorkomen. In het verlengde van mijn opmerking over de integra tie van de plantsoenendiensten van de DSO en de DSR, geldt ook ten aanzien van de afpaling van de verschillende werkzaamheden dat daarmee pas wordt gestart op het moment dat de reorganisatie van de DSO is afgerond. Daarna zullen wij ons beraden op de vraag of de taken 57 van de DSO en de afdeling ROV beter op elkaar moeten worden afgestemd, om te voorkomen dat er sprake is van overlapping. De woordvoerders van het CDA en de VVD hebben hun zorg uitgesproken over het feit dat het mogelijke gebrek aan vrije sectorlokaties in Camminghaburenten gevolge van om zetting in de richting van goedkopere woningen, zal leiden tot een vlucht naar buiten onze gemeente. Daarbij wordt met name gedacht aan de randgemeenten. De heer Bijkersma heeft opgemerkt dat gewaakt moet worden voor kwaliteitsverlies van Camminghaburen. Ik heb de indruk dat er op dit moment bepaald geen trend is dat nieuwkomers of mensen uit Leeuwar den hun vrije sectorlokatie zoeken in een randgemeente. Bovendien is het niet zo dat om zetting van een aantal vrije sectorlokaties in Camminghaburen betekent dat wij niet meer van dergelijke lokaties zouden hebben. Integendeel, die zijn nog in meer dan voldoende mate be schikbaar. Wij hebben zelfs de indruk dat in plaats van het vluchten naar de randgemeenten de vraag naar vrije sectorlokaties in Leeuwarden op dit moment weer toeneemt De heer Sijbesma heeft verder gesproken over de verdubbeling van rijksweg 32. Hij heeft daarbij met name naar voren gebracht dat het uitgangspunt voor zijn fractie bij de verdere onderhandelingen is de directe verbinding tussen Wirdum Wijtgaard. Ik neem aan dat hij daarbij ook bedoelt de directe aansluiting van Wirdum en Wijtgaard op de rijksweg. Wij delen dat uitgangspuntHet college zal bij de verdere uitwerking van de verdubbeling van rijksweg 32 dat aspect als belangrijke voorwaarde naar voren brengen. De heer Sijbesma heeft tot slot gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de Dorpennota. Het is denk ik wel bekend dat de dorpen in samenwerking met het Centraal Orgaan Leeuwarden (COL) een nota hebben geschreven. Er was een concept-nota van de eigen dienst, maar die bleek te zeer gericht te zijn op het volkshuisvestingsaspect. Wij heb ben eerder met elkaar in de raad afgesproken dat er een meer integrale nota moest komen waarin ook voorzieningen als scholen en winkels betrokken zouden worden. De verwachting is dat het definitieve concept van de Dorpennota in het eerste kwartaal van 1986 gereed zal zijn De heer Bijkersma heeft gesproken over het onderhoudsniveau van de wegen. Naar zijn mening is wat dat betreft de grens bereikt. Ik neem daar kennis van. Bovendien denk ik dat meer mensen die mening zijn toegedaan. Momenteel proberen wij inzicht te krijgen in de vraag waar het optimum ligt tussen enerzijds de mate waarin je geld moet besteden aan onderhoud en anderzijds de mate waarin de achteruitgang van de kwaliteit van de wegen zodanige vormen begint aan te nemen dat je kunt spreken van achterstallig onderhoud. Dat laatste moet je zien te voorkomen, omdat je anders nog veel meer geld kwijt bent. Daarnaast heeft de heer Bijkersma geconstateerd dat er een onderzoek plaatsvindt naar de draagkracht van de wegreconstructie van de rondweg. Hij heeft zich afgevraagd of dat onderzoek ook voor onze hoofdwegen geldt en of daaraan een onderhoudsplanning wordt ge koppeld die tevens voorziet in de mogelijkheid van noodoplossingen. Het onderzoek waar de heer Bijkersma op doelt heeft inderdaad betrekking op ons hele hoofdwegenstelsel. Het oog merk daarvan is het koppelen aan een onderhoudsschema, waarbij uiteraard de eerste priori teit zal worden gegeven aan het oplossen van noodsituaties. De heer Bijkersma heeft gevraagd of de nieuwe bewegwijzering voldoet. De raad heeft in het verleden dienaangaande gekozen voor een eenvoudig systeem dat op hoofdpunten goed moet functioneren, omdat de kosten van een uitgebreid systeem onaanvaardbaar hoog waren. Er is toen van deze zijde aan toegevoegd - naar aanleiding van punten die door de VVD-frac- tie naar voren zijn gebracht met betrekking tot de bewegwijzering in de richting van het station en de binnenstad - dat, nadat het systeem functioneert, bezien zal worden of dat vol doende tegemoet komt aan de feitelijke behoefte aan bewegwijzering. Het zal u bekend zijn dat wij momenteel bezig zijn met het plaatsen van de nieuwe wegwijzers. De tijd is dus nog wat te kort om te weten of het systeem voldoet en of er dientengevolge aanpassingen rich ting binnenstad en station moeten plaatsvinden. Wij zullen deze zaak echter wel degelijk in de gaten houden. De heer Bijkersma heeft verder gesproken over de decentralisatie op het terrein van de ruimtelijke ordening en heeft gepleit voor het meer gebruik maken van globale bestemmings plannen en stadsvernieuwingsplannen, dus minder gedetailleerd. De ruimtelijke ordening is eigenlijk al jaren heel duidelijk gedecentraliseerd. In onze gemeente wordt feitelijk niets anders gedaan dan pogen dat planinstrument te hanteren dat het beste tegemoet komt aan datgene wat wij willen bereiken. Als er veel zaken zijn die problematisch liggen dan zul je, als je vindt dat er geen ongunstige ontwikkelingen mogen plaatsvinden, een wat meer gede tailleerder planvorm moeten gebruiken. Wij hebben op dit moment een heel scala aan instru menten: de leefmilieuverordening, het structuurplan, het globale bestemmingsplan, het ge detailleerde bestemmingsplan en het stadsvernieuwingsplan. Wij zullen in iedere situatie moe ten bekijken welke planvorm het meest geschikt is om datgene te bereiken wat je wilt berei ken. De algemene lijn is dan dat je natuurlijk niet gedetailleerder te werk gaat dan nodig is. De heer Bijkersma heeft zijn zorg uitgesproken over het feit dat de gemeentegarantie nogal wat financiële consequenties inhoudt voor de gemeente. Hij vraagt om extra aandacht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 29