PUn' omschrijving b||]age
7. Uitbreiding personeelsformatie bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. 432 138
8. Conversie vaste geldleningen. 433 133
De Voorzitter: Ik open de vergadering. Aan de orde is de behandeling van het beleids
plan 1986-1990 en de begroting 1986 en wij vangen aan met de algemene beschouwingen.
Punt 1
a. algemene beschouwingen.
De heer Meijerhof: Mijnheer de voorzitter. In mijn algemene beschouwingen van vorig
jaar heb ik kritiek geuit op de gevolgde procedure met betrekking tot de behandeling van
het beleidsplan en de begroting. Twee kernpunten kwamen hierbij naar voren:
- de investering in de schriftelijke beantwoording van de door de raad gestelde vragen;
- het teloor gaan van de openbare voorbehandeling van beleidsplan en begroting.
Gelet op de toen geuite kritiek is het redelijk ook nu enige aandacht te schenken aan de nu
gevolgde procedure.
De openbare voorbehandeling is weer in ere hersteld en het schriftelijke vraag- en
antwoordspel is achterwege gebleven. Conclusie zou kunnen zijn: redelijke tevredenheid,
met de kanttekening dat de orde van de afdelingsvergaderingen voor verbetering vatbaar is,
namelijk door het toevoegen van een tweede instantie. Ik ben echter benieuwd hoe het college
de nu gevolgde procedure heeft ervaren en dan met name wat betreft het effect op de werk
druk van het ambtelijk apparaat.
Ombuigingen
Voor de vijfde maal in successie doet u de raad voorstellen tot een aantal ombuigingen. Uit
de ter inzage gelegde stukken blijkt dat over het succes van de tot nu toe door de raad vast
gestelde ombuigingen nog betrekkelijk weinig kan worden gezegd. Opvallend in de rapportage
is de opmerking dat verwerking in de begroting van een herwaarderingsvoor stel niets zegt
over het effect op rekeningbasis. De gegevens zijn van beperkte informatieve waarde.
Mijn eerste reactie, tevens gevoed door de opmerkingen geplaatst bij de rapportages over
de herwaardering 1985-1989, is dat het gemeentelijk schip op de stroom meedrijft zonder dat
wij weten waar wij uiteindelijk terecht komen. Twee factoren springen uit de rapportage naar
voren
- Het realiseren van bepaalde ombuigingen wordt niet effectief ter hand genomen. In de rap
portage wordt dit subtieler geformuleerd, namelijk "de uitvoering van niet onbelangrijke
onderdelen krijgt niet de aandacht die het verdient". Genoemd worden onder andere: be
sparing organisatie-onderzoek Dienst Stadsontwikkeling (DSO), brugbediening, kosten
bouwtoezicht en de buitenschool. Vraag aan het college: Welke stappen heeft het college
ondernomen in deze?
- De informatievoorziening, en dan met name wat betreft de jaarrekening, ijlt te veel na.
Oorzaken naar ik aanneem
- te weinig capaciteit qua menskracht;
- gewenningsperikelen aan de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften
- de lage prioriteit die aan de jaarrekening wordt toegekend.
In het beleidsplan merkt u zelf al op dat u de beheersmatige functie van de begroting wilt
gaan versterken. U noemt het verzamelen van gegevens omtrent de prestaties die het resul
taat zijn van de activiteiten waarop de uitgaven betrekking hebben. Kort gezegd: een prijs/
prestatie verhouding op tafel leggen.
In aansluiting hierop moet het mogelijk zijn, zonder dat er sprake is van een omvangrijk
onderzoek, het proces waarlangs de prestaties tot stand komen kritisch door te nemen. Dou
blures, overlappingen enzovoort kunnen dan worden gesignaleerd. Voorwaarde is wel dat het
interne organisatiebureau over voldoende capaciteit en bevoegdheden beschikt. In dit ver
band is het interessant te wijzen op het gestelde in het collegeprogram dat wat betreft de
efficiency onder andere aandacht moet worden geschonken aan de aard, de lengte en de
noodzaak van de gevolgde procedures.
Een en ander is ook om andere redenen onontkoombaar. U geeft in het beleidsplan al aan
dat er rekening mee moet worden gehouden dat ook voor het beleidsplan 1987-1991 meer her
waarderingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Voorts merkt u bij het algemeen gemeentelijk per
soneelsbeleid op dat er sprake is van een toenemende werkdruk, zonder dat er sprake is van
een vermindering van het takenpakket; het omgekeerde is eerder het geval. Wij zullen er
niet aan ontkomen om een prioriteitsrangorde in het takenpakket aan te geven. Een stuur
groep voor managementbegeleiding en organisatie-ontwikkeling kan hierbij een coördinerende
3
en stimulerende rol vervullen. Te denken valt aan een rol bij het reeds genoemde onderzoek
naar doublures en overlapping in de procedureshet vergroten van de flexibiliteit van de
organisatie, het informatie- en automatiseringsbeleid en het bevorderen van de efficiency en
effectiviteit. Wellicht ten overvloede willen wij nogmaals benadrukken dat dit niet mag leiden
tot gedwongen ontslagen.
Sociaal-Economisch Beleid.
De economie trekt weer aan of, om het beleidsplan te citeren, het bedrijfsleven is druk doen
de zich uit de economische recessie omhoog te werken. Of de fundamenten waarop dit econo
misch herstel is gebaseerd wel stevig genoeg zijndaarover wordt uiteenlopend gedachtIn
dit verband speelt de positie van de Amerikaanse dollar een belangrijke rol en de vraag rijst
dan ook hoe "hard" deze valuta is. Een onlangs in Washington afgesloten akkoord van de vijf
industrielanden moest voorkomen dat de dollar sterk in koers zou dalen. Een sterke daling
zou volgens een berekening van het Centraal Planbureau in het kader van de Macro Econo
mische Verkenningen voor 1986 ernstige gevolgen hebben voor de sociaal-economische situatie
in Nederland. Vertraging van de economische groei, oplopende werkloosheid en een eveneens
stijgend financieringstekort zouden het gevolg zijn. Door het gesloten akkoord is een vrije
val van de dollar voorkomen. Wel is het zo dat de dollarkoers nu ruim 10 cent ligt onder het
voor 1986 voorspelde niveau en dit heeft weer een ongunstige invloed op de aardgasopbreng
sten waarvan reeds was voorzien dat ze zouden afnemen.
Indien een en ander als te pessimistisch is te kwalificeren, dan nog blijft de vraag be
staan in hoeverre de gemeentelijke huishouding meedeelt in een verbeterde economische
situatie. Deze regering heeft door haar desinvesterend beleid de rol van de overheid binnen
de maatschappelijke verhoudingen sterk teruggedrongen. Dit blijkt wel uit de ontwikkelingen
in de private en de publieke sector van de economie, die verder uiteen gaan lopen. In het
beleidsplan wordt de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aangehaald, die opmerkt dat
het onder de huidige sociaal-economische omstandigheden onvermijdelijk is dat het gemeente
lijk voorzieningenniveau niet kan worden gehandhaafd. Verder wordt in het beleidsplan een
aantal negatieve aspecten genoemd van het regeringsbeleid met betrekking tot de stimulering
van werkgelegenheidsactiviteiten in de regio.
De conclusie kan luiden dat ook bij een verbeterde economische situatie de lokale over
heid in de probleemhoek blijft zitten. Overigens mag niet onvermeld blijven dat in 1985 een
aantal beslissingen is gevallen die een gunstige uitwerking voor Leeuwarden zullen hebben.
Ik noem onder andere de ontwikkelingen met betrekking tot rijksweg 32 en de Oostergoweg
en het feit dat de Tweede Kamer bij motie heeft uitgesproken dat Leeuwarden het predikaat
stadsgewest behoort te krijgen. Na de berichtgeving in de pers is het echter vrij stil gewor
den rond dit onderwerp. Is het college in staat de raad nader te informeren over de stand van
zaken? Het is verheugend dat, in het kader van het voorwaardenscheppend beleid, de vorig
jaar in deze raad ingediende moties over rijksweg 32 en het stadsgewest dit vervolg hebben
gekregen
Een ander punt dat in verband met de infrastructuur de nodige aandacht verdient is de
aansluiting van Leeuwarden op het landelijk glasvezelkabelnet. In verband met de geogra
fische ligging is het van belang dat er voor de uitbreiding en de ontwikkeling van de bedrij
vigheid in deze gemeente een technologisch hoogwaardige communicatieverbinding tot stand
wordt gebracht met het centrum van Nederland.
Uit een door het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland (ETIF) opgestelde
nota blijkt dat het procentuele aandeel van Leeuwarden in het totaal aantal inwoners van
Friesland in 1930 15 bedroeg, terwijl dat in 1982 14,2 was. De werkgelegenheid die Leeuwar
den biedt is tussen 1930 en 1982 gestegen van 15,1% naar 26,1%. Met andere woorden: deel
van de werkgelegenheid in Friesland wordt gevonden in Leeuwarden, terwijl 1/7 deel van de
Friese bevolking hier woonachtig is. Met betrekking tot de beroepsbevolking heeft dit als ge
volg dat Leeuwarden een pendel heeft van 18.000 mensen. Als de helft hiervan bij Cambuur
zou komen, dan was er nu één agendapunt minder geweest.
Uit de nota is de conclusie te trekken dat bij stagneren van de mobiliteit van de mensen
of relatief gezien: een teruggang van de mobiliteit - en een versterking van de werkge-
legenheidspositie van Leeuwarden, er een groei van het aantal inwoners uit moet voortvloeien.
De versterking van de werkgelegenheidspositie is vrij reëel te achten; te denken valt
hierbij aan het besluit van de verzekeringsmaatschappij Aegon om haar noordelijke vestiging
hier te realiseren, de uitbreiding van het hoger beroepsonderwijs (hbo) en de bouw van de
tweede gevangenis. In dit kader past ook het toekennen van de functie stadsgewest aan
Leeuwarden. Voorwaarde is wel dat bij de toewijzing van woningcontingenten en bij de her
ziening van het streekplanhet provinciaal bestuur rekening houdt met de status van Leeu
warden als stadsgewest. Gegeven de ontwikkelingen rond het Integraal Structuurplan Noorden
hes lands III, waarbij de provincie een indringende rol heeft gespeeld om voor Leeuwarden
belangrijke zaken te realiseren, mogen wij daar alle vertrouwen in hebben. Ik noem de aan-