80 meer kunnen doen aan zaken als budgettering en bewaking. Dat is nou precies datgene waar wij al jaren voor pleiten. Wij hebben immers gezegd, mijnheer Kessler,: herbezin u nu eens op het financiële reilen en zeilen in zijn totaliteit. Deze opmerking gold niet alleen voor de wethouder van financiën maar voor alle wethouders. Deze zaak moet goed worden bekeken, want het zijn de centen van een ander. Wethouder Kessler heeft gezegd dat het beleid ten aanzien van de werkgelegenheid voor een groot gedeelte plaatsvindt op nationaal niveau. Ik ben dat helemaal met hem eens. Hij heeft ook gezegd dat je wat dat betreft op gemeentelijk terrein eigenlijk zo weinig kunt doen. Ik vind dat een juiste constatering. Maar je kunt natuurlijk wel iets doen. Je kunt concurrerend zijn met je tarieven en ten aanzien van de prijs voor terreinen. Kortom, je kunt wel iets doen en daar moet steeds adequaat op worden ingespeeld. Wethouder Kessler zegt dat wij het college er op hebben aangevallen dat het alleen de schuldenlast naar voren heeft gebracht en dat die het bewijs zou zijn voor het feit dat de sociale minima onvoldoende tot hun recht kunnen komen. Ja, maar u hebt dat zo gesteld, mijnheer Kessler, u hebt niet meer aangedragen. U zegt vervolgens dat er natuurlijk veel meer aan de hand is als je je oor te luisteren legt. Ja, dat geloof ik ook wel, maar het is natuurlijk maar net waar je je oor te luisteren legt. Als ik naar de ministers Ruding en Lub bers luister die zeggen dat het goed gaat, wel dan heb ik gelijk. Ik vind daarom dat de wet houder, als die meent dat zijn gedachte juist is, een en ander moet onderbouwen. Ik ben echt niet de laatste om, als hij dat bewijs levert, dat dan niet te erkennen. Ik blijf erbij dat het bewijs van de kant van wethouder Kessler op dit punt wat mager is. Wethouder Timmermans heeft iets gezegd over de demografische ontwikkelingen. Hij heeft daar nogal wat aandacht aan besteed en gezegd dat wij daarop in moeten spelen met onze woningbouw/volkshuisvesting. Ik waardeer dat. De reden waarom wij over de hele ver grijzing willen praten is niet alleen gelegen in het feit van de verzorging en de woningbouw. In de jaren negentig zullen zoveel mensen ouder zijn dan 55 jaar, dat er zich op allerlei ter reinen zaken zullen voordoen. Dat zal dan niet alleen op het terrein van de woningbouw zijn. Vandaar dat wij - ik kom daar straks bij de behandeling van de reactie van wethouder Heere nog op terug - graag in dezen een op elkaar afgestemd beleid zien. Het gaat niet al leen om mensen van 55 jaar en ouder die een woning met verwarming moeten hebben en eten moeten hebben en dat zij zich dan maar moeten redden. Nee, er is veel meer. Wij moeten er als gemeentelijke overheid voor zorgen dat deze mensen nog volledig aan allerlei facetten van het maatschappelijk leven kunnen deelnemen. Of dat nu het gebied van de sport of het gebied van de cultuur betreft dat doet er niet toe, het gaat erom dat deze grote categorie mensen recht heeft op een mogelijkheid tot beleving van het maatschappelijk gebeuren. Daarom vind ik ook dat je deze zaak niet sectoraal moet aanpakken. Maar goed, daar kom ik straks nog wel even op terug. Wij hebben gesproken over onze bezoeken aan bedrijven en hebben toen geconstateerd dat zoveel hoger kader en middenkader niet in Leeuwarden woont. De wethouder heeft ge zegd daar iets aan te zullen doen. Het gaat er natuurlijk niet om dat de mensen een stuk grond moeten hebben. Het is een heel gekke zaak dat het topkader van bedrijven niet in Leeuwarden woont. Dat topkader heeft namelijk ook een inbreng in het hele maatschappelijke gebeuren. Daarom zien wij graag dat het hoger kader en middenkader van alle bedrijven zo veel mogelijk in Leeuwarden komt te wonen. Vandaar dat wij daar graag aandacht voor vra gen. Wij gaan helemaal niet zover dat daar een uitvoerig onderzoek naar moet worden ge pleegd, maar het college zou in het contact met het bedrijfsleven, dat er immers zoveel is, daar best eens een middag aan kunnen wijden. Misschien krijgt het college dan hetzelfde te horen dan wij en zegt het dan dat daar toch iets meer aan moet worden gedaan. Wethouder Timmermans is ook ingegaan op de kwestie van het verkeer vanuit het zui den, in verband met de komende ontwikkelingen daar, en heeft gezegd dat het college daar alert op is. Ik heb ook naar voren gebracht dat er in een ander gedeelte van de stad - ik doel dan op het Europaplein - al sprake is van een groot probleem. Het moet het college niet onbekend zijn dat de verkeersdoorstroming daar iedere ochtend niet zo snel gaat. Wij vrezen dat dat ook zal gebeuren in het zuiden, maar het college heeft nog tijd om daarop in te spe len. Ik wil een waarschuwing geven dat datgene wat in het westen van de stad gebeurt niet in het zuiden van de stad mag gebeuren. Ik hoop dat het college toch op een of andere wijze wat aan de problematiek in het westen van de stad kan doen, want de situatie wordt natuur lijk helemaal anders als daar straks de scholengemeenschap komt. Wij zullen daar tijdig op in moeten spelen. Wethouder De Vries kan met een aantal door mij naar voren gebrachte gedachten mee gaan. De wethouder heeft mij gevraagd of wij met privatisering alleen bedoelen de exploita tie met winstoogmerk. Als dat zo is dan zijn wij het volgens de wethouder snel met elkaar eens. Ik denk dat je ten aanzien van privatisering twee dingen in de gaten moet houden. In de eerste plaats moet de voorziening betaalbaar zijn en blijven. In de tweede plaats moet, als het enigszins mogelijk is, de voorziening ook blijven, maar natuurlijk niet ten koste van alles. Ik bedoel dat er grenzen zijn. Ik heb in mijn algemene beschouwingen gezegd dat de manege een goed voorbeeld was van privatisering. De wethouder heeft gezegd dat de mane 81 ge vroeger privé-eigendom was en dat wij die hebben overgenomen. Ik heb in mijn betoog steeds gezegd dat de analyse van datgene wat het college wil gaan doen degelijk moet zijn. Misschien was de analyse van het college, toen de manege destijds werd overgenomen, wel veel te optimistisch. Wij hadden misschien op dat moment al moeten zeggen dat wij de manege niet moesten overnemen. Overigens heb ik waardering voor de beantwoording van wethouder De Vries en voor het feit dat hij het op een aantal punten met ons eens is. Wethouder Miedema is even ingegaan op onze gedachte over een centraal informatiepunt. Ik heb het met de burgemeester al gehad over de acquisitie en de voorlichting; daar komt een notitie over. De wethouder heeft gezegd dat de afdeling Economische Zaken, Beleids planning en Organisatie (EBO) als loket voor bedrijfsleven goed functioneert. Er moet na tuurlijk wel voor worden gezorgd dat dit informatiepunt - ik heb een dergelijk verzoek ook gericht aan de voorzitter - ook buiten de grenzen van onze gemeente bekend is, want an ders hebben wij er natuurlijk nog niets aan. De wethouder is ingegaan op de nieuwe initiatieven die wij van hem verwachten op het gebied van de energie en de energieprijzenpolitiek. Het college stelt dat het binnenkort met initiatieven komt om iets aan de energieprijzen te doen. De wethouder heeft gesproken over het rapport-Brandsma dat een aantal opties weergeeft. Er is bovendien een centralisatie van de opwekkingsbedrijven. Dat zijn natuurlijk geen initiatieven, want dat zijn heel andere za ken. Ik vind toch dat de wethouder in deze wat concreter moet zijn. Wat denkt het college te doen aan de energieprijzen ten behoeve van de inwoners van onze gemeente? Ik wil graag dat de wethouder hier wat dieper op ingaat en niet een al te summier antwoord geeft, want anders moet ik hem daar een onvoldoende voor geven. Wethouder Miedema is ook niet ingegaan op datgene wat ik naar voren heb gebracht over het afvalstoffenprobleem. Deze kwestie komt binnenkort aan de orde. Misschien komt er een vuilverbrandingsoven bij, maar dat weet ik nu natuurlijk niet. Ik heb gezegd dat de kostenbe waking in orde moet zijn. Maar wat natuurlijk ook in orde moet zijn is de gasuitstoot, want die mag op generlei wijze extra milieuverontreiniging met zich meebrengen. Wij vinden dat het college daar zeker aandacht aan moet besteden. Ik heb het in de algemene beschouwingen ook gehad over de Hinderwet en daarbij ge noemd de afweging van hinder en belasting voor het milieu en de gevolgen voor het be drijfsleven. De wethouder heeft zeer expliciet gezegd dat hij het wat de eerste twee zaken betreft met mij eens is, maar wat het derde punt betreft - de gevolgen voor het bedrijfsle ven - per se niet. Ik vind dat de wethouder daarmee een beetje ingaat tegen datgene wat in de regioraad is afgesproken. Wij weten allemaal dat er een achterstand is in de verlening van hinderwetvergunningen. Die achterstand is niet veroorzaakt door het bedrijfsleven, maar door ons bestuur, het ambtelijk apparaat. Ik wil helemaal geen schuldvraag aan de or de stellen, maar er is gewoon een achterstand. In de regioraad is duidelijk afgesproken dat de inhaalmanoeuvre niet direct in een keer op het hoofd van het bedrijfsleven neer moet ko men, want dat zou alleen maar kunnen als straf voor een eigen bepaald falend beleid. Ik bedoel dan niet het eigen falend beleid van onze gemeente. In zijn totaliteit zijn wij nu achter met het verstrekken van hinderwetvergunningen. De regioraad had ook oog voor deze problema tiek en heeft ter zake afspraken gemaakt. Maar acquisitie zal natuurlijk niets opleveren, wanneer wij de verlening van hinderwetvergunningen scherper in de gaten houden dan de omliggende gemeenten. Wij lopen dan een achterstand in werkgelegenheid op. Vandaar onze aandacht voor al deze zaken. In de richting van wethouder Heere wil ik eerst iets zeggen over het Krisis- en Infor matiecentrum (KRIC). Het geld dat het college vraagt voor het KRIC zal worden besteed aan bouwkundige zaken. Ik heb gezegd dat dat gewoon betekent dat hetgeen wij een aantal jaren geleden als tijdelijk beschouwden - zo is dat hier ook verkocht - min of meer een permanent karakter zal krijgen. De wethouder heeft naar voren gebracht dat overal in de stad is geke ken waar het KRIC gehuisvest zou kunnen worden. Ik wil helemaal niet ontkennen dat het KRIC een belangrijke positie in de Leeuwarder maatschappij inneemt. Helaas zou ik willen zeggen, maar het is gewoon zo. Maar ik vind dat, als men langzamerhand tot de gedachte komt dat er sprake is van een permanente huisvesting, dat dan ook bekend moet worden ge maakt. Ik vind ook dat de mensen die daar wonen en de bedrijven die er gevestigd zijn er recht op hebben te weten wat er gebeurt. Wij hebben de buurtbewoners een aantal jaren ge leden min of meer voorgehouden dat er sprake zou zijn van een tijdelijke situatie. Ik ga er vanuit dat het college de wegen wel weet om een en ander aan deze mensen kenbaar te ma ken. Ik vind dat, als je je beleid verandert, dat op de een of andere manier bekend moet worden gemaakt. Wethouder Heere heeft gezegd dat er een evaluatie komt met betrekking tot het wijkge zondheidscentrum Camminghaburen. Ik wil het daar maar bij laten. Als de evaluatie aan de orde is, dan zullen wij daar met zijn allen wel weer over praten. Wethouder Heere is uitvoerig ingegaan op de demografische ontwikkelingen in Neder land. Wethouder Timmermans heeft daar ook al iets van gezegd. Wij hebben deze zaak in de betreffende afdelingsvergadering geclaimd, omdat ik uit de beantwoording van wethouder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 41