88
dat is een moralistische afleiding daarvan. Voor hetzelfde geld zou je kunnen zeggen dat
woongroepen of "centraal wonen "-projecten meer aandacht moeten krijgen. Welke alternatie
ve samenlevingsvormen mensen dan kiezen in zo'n geval moet juist open staan en moet niet
opnieuw door de overheid worden ingeperkt.
Mijn tweede opmerking in de richting van de heer Buurman gaat over hetgeen hij gezegd
heeft over de ouders, de protestcultuur en de moeilijk opvoedbare kinderen. Meer in zijn al
gemeenheid - dat sluit ook wat aan bij wat wij in de richting van de VVD-fractie hebben ge
zegd - is onze vraag waarom dit soort simplificerende opmerkingen wordt gemaakt. Want
wie denkt nou serieus dat problemen van kinderen in een klas samenhangen met het feit dat
hun ouders bijvoorbeeld nu en dan demonstreren. Dat zijn toch geen verbanden die op die
manier zo eenzijdig te leggen zijn? Waarom wordt er bijvoorbeeld niet gewezen op het afne
mend perspectief van leerlingen op een baan daarna of op de situatie van de ouders met een
verslechterende inkomenspositie? Dit soort suggestieve relaties doet geen recht aan de com
plexiteit van bijvoorbeeld ordeproblemen, die wij op zich niet willen ontkennen, op scholen.
Tot slot nog een opmerking over de door de heer Buurman ingediende moties. Wij staan
sympathiek tegenover zijn moties en hopen dat dat wederzijds is. Het zal duidelijk zijn dat
wij de motie over de verhoging van het niveau van de overheidsinvesteringen bij de lagere
overheden steunen. Ook van onze kant is in het verleden op een dergelijke verhoging aan
gedrongen. Mijn fractie zal ook de motie steunen met betrekking tot de 50 miljoen. Wij heb
ben wat moeite met de motie die gaat over opheffingsnormen van scholen voor voortgezet on
derwijs. Het is namelijk nog niet helemaal duidelijk in hoeverre het in de motie gestelde cor
rect is. Ook de adressering van de motie roept een vraag op. Moet de motie naar de Vereni
ging van Nederlandse Gemeenten (VNG) worden gestuurd of, als je in de landelijke discus
sie nog een inbreng wilt hebben, misschien naar de Tweede Kamer? Maar ik neem aan dat de
wethouder hier nog wel nader op in zal gaan. Voor het overige moet ik zeggen dat de moties
van de heer Buurman sympathieker zijn dan zijn verhaal. Ik kom dan nu bij het antwoord
van het college.
Eerst het antwoord van de burgemeester. Wij zijn eigenlijk enigszins teleurgesteld over
de manier waarop hij geantwoord heeft op de hoofdlijnen van ons betoog. Hij heeft er wel de
kernpunten uitgehaald - eigen logica van het apparaat en de uitholling van de politiek -,
maar is daarbij met name ingegaan op de voorbeelden die wij hebben gegeven. Ik vind het
terecht dat wij voorbeelden geven om het geheel te verduidelijken, maar ik vind het altijd
jammer dat er alleen op voorbeelden wordt gereageerd terwijl de hoofdlijnen daarmee achter
wege blijven. Desondanks zal ik proberen opnieuw dat voorbeeld uit te leggen, omdat daar
mee toch nog iets kan overkomen van wat wij met de hoofdlijnen bedoeld hebben.
Het voorbeeld was de manier waarop de burgemeester gereageerd heeft op het feit dat
er twee verschillende rapportages op tafel lagen naar aanleiding van de Schoolstraat-rellen.
Een lezing van de politie en een lezing van de kant van de krakers bijgestaan door een ad
vocaat. Dat is heel wat anders dan wat de burgemeester de PAL-fractie in de schoenen heeft
geschoven, namelijk dat wij een algemeen wantrouwen tegen het apparaat zouden willen
koesteren. Ik neem het de burgemeester kwalijk dat hij dat in dat verband naar voren heeft
gebracht, want daar gaat het natuurlijk helemaal niet om. Het gaat erom hoe je in bepaalde
situaties als raad boven de partijen moet staan om niet de suggestie te wekken dat je als ge
meenteraad/college automatisch je eigen apparaat dekt. Je moet bovendien oog hebben, ze
ker in een situatie waarin sprake is van twijfel, voor de lezing van de andere kant. Met an
dere woorden, je moet als raad/college een soort scheidsrechtersfunctie kunnen vervullenen
niet vervallen in het eenzijdig afdekken van dingen die misschien ten onrechte gebeurd zijn.
Wij zijn dus niet voor een blind vertrouwen in de ambtenarij, maar dat is natuurlijk heel wat
anders dan dat wij wantrouwend tegenover de ambtenarij zouden staan. Ieder weet dat het
tegendeel het geval is. Daarbij zou je ook nog kunnen kijken om welk onderdeel van het ap
paraat het gaat. Ik denk dat de politie wat dat betreft een veel kwetsbaarder apparaat is,
waarbij je die afweging zorgvuldiger moet maken, dan bijvoorbeeld een bureau bevolking.
De burgemeester heeft gezegd dat de door ons opgeroepen vraag in hoeverre de mensen
voor wie het college zegt speciaal op te komen zich vertegenwoordigd voelen door raad en b.
en w. enkel retorisch zou zijn. Ik ben dat niet met hem eens. Natuurlijk is het zo dat de
kiezers een oordeel zullen vellen over dit collegebeleid en dat het dan duidelijk zal worden
in hoeverre de mensen voor wie het college zegt op te komen hun steun aan de collegepartij
en zullen geven. Wat ik geprobeerd heb aan te geven is dat wij aan de hand van onze evalu
atie van het collegeprogramma duidelijk willen maken dat het college naar onze mening niet
voldoende voor deze mensen is opgekomen. Wij hadden graag gezien dat het college zelf was
nagegaan waar een en ander wel en niet was gelukt. Het gaat er natuurlijk helemaal niet om
dat wij denken dat het college op alle punten had moeten scoren. Het gaat er wel om dat je
ook als college kritisch naar je eigen werkzaamheden zou kunnen kijken om aan te geven
waarin je meer of minder tevreden bent over wat je hebt kunnen bereiken. Wat dat betreft
vind ik het jammer dat eigenlijk alleen maar de oppositiepartijen en de partijen die dit colle
ge gedogen een kritische evaluatie van het collegebeleid hebben gegeven en dat de andere
partijen daarin eigenlijk een minimale bijdrage hebben geleverd. Alsof alleen wij kritisch ten
89
opzichte van het beleid zouden moeten staan en niet ook de aan het college deelnemende par
tl)eiWat dat betreft vind ik dat de burgemeester mijn vraag wat te gemakkelijk heeft afge
daan. Wij hebben in dit verband twee voorbeelden genoemd, waar ik heel kort op in wil
eaan. Het eerste voorbeeld is Frigas en het tweede voorbeeld is de Aegon. Met betrekking
tot Frigas heb ik proberen aan te geven dat wij het er niet mee eens zijn dat er, zonder
overleg en zonder officieel de gemeentelijke commissies te horen, namens de gemeente stand
punten zijn ingenomen. Ik wil een en ander nog iets algemener stellen. Wij zouden graag een
keer met elkaar in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden willen praten over de
mate waarin en de manier waarop teruggekoppeld wordt tussen mensen die namens de ge
meente in een bestuur zitten en de commissies die op dat terrein actief zijn. Hetzelfde punt
hebben wij bijvoorbeeld bij de vuilverbranding aan de orde gesteld. Op welke manier zit een
wethouder in het bestuur van zo'n orgaan? Als er namens het bestuur dingen worden ge
zegd door een vuilverbrandingsgroepis het daarmee dan ook namens Leeuwarden gezegd
en in welke mate wordt op dat moment ook teruggekoppeld naar relevante commissies?
Met betrekking tot de Aegon heeft de burgemeester gezegd - ook dat vind ik geen juiste
benadering van wat ik geprobeerd heb enigszins genuanceerd te zeggen - dat natuurlijk
niet steeds teruggekoppeld kan worden. Nee, daar heb ik ook niet om gevraagd. Wij hebben
erop gewezen dat wij niet tevreden zijn met de mate waarin dat nu gebeurd is. Wij vinden
dat het college in ieder geval eerder terug had moeten koppelen en bijvoorbeeld over de
randvoorwaarden waarbinnen het college met de Aegon aan het onderhandelen was één of
twee keer met de commissie had kunnen praten. Dat had niet moeten gebeuren op het mo
ment dat het uiteindelijke bod gedaan was, want toen was het voor de raad stikken of slik
ken. Een en ander bleek ook uit het feit dat, toen PAL met een motie kwam om met een heel
reëel punt terug te gaan naar de onderhandelingstafel - de andere fracties erkenden dit ook
als een reëel punt -, gezegd moest worden dat het jammer is, maar dat de resultaten er lig
gen en dat wij nu niet meer terug kunnen. Dat feit wijst er op dat wij in een te laat stadium
bij de zaken betrokken zijn.
Een kortere en concretere vraag heb ik aan de burgemeester over de Pedagogische Aka-
demie voor Onderwijsgevenden in het Basisonderwijs (PABO). Hij heeft toegezegd dat de
onderbrenging daarvan in de cluster nog in de commissie aan de orde wordt gesteld. Wan
neer gebeurt dat? En gebeurt dat op een zodanig tijdstip dat wij nog mee kunnen praten
over een onderbrenging van de PABO in de structuur van de stichting op een herkenbare
manier?
Wij zijn er op zich blij mee dat de burgemeester zijn afkeuring uitsprak over de uitlatin
gen van de heren Groustra en Singelsma. Op zich is het te waarderen dat er zo nu en dan
in de raad gekscherend gesproken wordt, hoewel dat bij het bedoelde onderwerp wat minder
gelukkig is. Het grapje over PAL en FNP vond ik nog iets minder gelukkig, in die zin dat
de FNP niet in deze raad zit en zich niet kan verdedigen. Daarnaast is het zo dat deze he
ren geen lid meer zijn van de FNP en dat de FNP zich uitdrukkelijk van deze zaak gedistan
tieerd heeft. Ik vind dat de burgemeester met zijn associatie de FNP niet helemaal recht
heeft gedaan. Daarnaast vind ik het voor PAL enigszins vervelend dat wij gekoppeld worden
aan de FNP. Je zou de vraag ook andersom kunnen stellen: is de burgemeester ook niet eens
geconfronteerd met avances in het verleden waar hij niet altijd behoefte aan had? Misschien
is dit voor een goed verstaander voldoende
Dan wethouder Kessler. Ik ben blij dat wethouder Kessler ingegaan is op ons verhaal
over de uitholling van de politiek en de eigen logica van het apparaat. Ik denk dat het goed
is voor de discussie in deze raad dat ook wethouders op dat soort hoofdlijnen ingaan. Zijn
antwoord schiet echter enigszins langs de inzet van ons betoog heen. Wat wij hebben willen
zeggen is dat dit college zegt voor bepaalde groepen op te komen en dat dat niet voldoende
gebeurt. Het antwoord van de wethouder is dan een algemeen verhaal over de problemen
van de overheid in een zich individualiserende samenleving. Wij zijn het er denk ik op zich
wel over eens dat het overheidsbestuur steeds moeilijker wordt. Alleen ons specifieke pro
bleem is dat niet iedereen evenveel last heeft van het feit dat het voor de overheid steeds
moeilijker wordt en dat bepaalde mensen nog steeds meer profijt hebben van de overheid en
beter gebruik weten te maken van regelingen dan anderen. Wij vragen ons zelfs af in hoe
verre dit college zich voor die specifieke problematiek sterk genoeg heeft ingezet.
Wethouder Kessler is wat selectief ingegaan op onze evaluatie van het collegeprogramma.
Ik noem bijvoorbeeld de horizontalisering van de werkstructuur. Misschien wil hij hierop in
tweede instantie nog ingaan.
Vervolgens zegt de wethouder dat hij het voeren van tempo-discussies onbevredigend
vindt. Ik ben het daarmee eens, maar daar is op zich niet zoveel mee gezegd. Tempo-dis
cussies zijn onbevredigend, maar op het moment dat die leiden tot het stellen van prioritei
ten denk ik dat er meteen een inhoudelijk element om de hoek komt. Wat dat betreft hebben
wij al eerder in de raad aangedrongen op het maken van een planninglijstje, waardoor je als
b. en w. gedwongen bent om je prioriteiten te stellen. Zo'n planninglijstje zou in overleg met
de raad opgesteld kunnen worden, want daarmee worden ook wij gedwongen om onze priori-