Versiag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag, 17 december 1985. 100 Ik zou nog een opmerking willen maken over de bewoordingen in motie I. Er staat- "het maken van ongerechtvaardigd onderscheid". Ik heb al eens een paar keer in de gemeente raad gezegd dat volgens mij de definitie van discriminatie is: het maken van onderscheid op oneigenlijke gronden. Ik zal een voorbeeld geven. Wanneer een vrouw zou worden afgewezen als burgemeester alleen op grond van haar vrouw-zijn, dan is er sprake van het maken van onderscheid op oneigenlijke gronden. En wat is nou onrechtvaardig, want er wordt in de motie gesproken over "ongerechtvaardigd onderscheid". Aan de hand van welke normen en met welk recht wordt bepaald wat onrechtvaardig is? Tot slot, wanneer een notoire dienstweigeraar - deze mensen genieten in PAL-kringen nogal bekendheid dacht ik - dingt naar het ambt van minister van Defensie en daarom wordt gepasseerd dan is dat mijns inziens volkomen terecht. (De heer Meerdink: Maar dat is toch een rare vergelijking?) Ja, ik zeg ook wel eens wat raars, maar als u maar even goed be grijpt wat ik bedoel. Wie hier van discriminatie spreekt is wel vreemd bezig. (De heer Duij- vendakIk wil even een korte interruptie maken over het feit waarom wij de in de motie op genomen tekst gebruikt hebben, want er wordt gesuggereerd dat dat geen goed woordge bruik zou zijn. Wij gebruiken de woorden "ongerechtvaardigd onderscheid" omdat dat ook de betekenis is van het begrip "discriminatie" in artikel 1 van de Grondwet. Dus wat dat be treft is er sprake van een puur juridische formulering, die aansluit bij de tekst van de Wet gelijke behandeling. Er is dus sprake van een heel normaal gehanteerd begrip daar waar het gaat om de bestrijding van discriminatie.) De Voorzitter: Het college antwoordt vanavond om 19.30 uur. De Voorzitter schorst, om 17.25 uur, de vergadering tot 19.30 uur. RAADSVERGADERING van dinsdag, 17 december 1985, aanvang 19.30 uur. (vervolg van de vergaderingen van 16 december 1985 en de middagvergadering van 17 december 1985). Aanwezig 35 leden. PvdA de dames G. Doevendans, H.J. de Haan-Laagland, A. Jongedijk-Welles, G. Visscher-Bouwer (tot de pauze), J.G. Vlietstra en T. Wielinga-Graansma en de heren E.M. Janssen, J.F. Janssen, ir. G.A. Kessler (weth.), H. Meijerhof, W. Schade, ir. J.A.F.A. Timmermans (weth.) en G. de Vries (weth.). mevrouw A. Willemsma-de Jong en de heren T.A. Boelens, D.E. Heere (weth.), H. Jansma, C. de Jong, W. Miedema (weth.), mr. H.S. Pruiksma, N. Sterk, P.J. Sijbesma en L. Visser. mevrouw M.A. van Dijk-van Terwisga en de heren J. de Beer, R. Burg, J.R. Bijkersma, H. Dubbelboer en J.A.H. IJestra (tot 23.25 uur). de heren W.G.J. Duijvendak, P. Meerdink, J.D. Niemeijer en P.D. van der Wal. mevrouw J. de Jong. CDA VVD PAL D'66 CPV/RPF/SGP: de heer J. Buurman. Afwezig: mevrouw E. Brandenburg-Sjoerdsma en de heer H. ten Hoeve (beiden PvdA). Voorzitter: de heer mr. G.J. te Loo, burgemeester. Secretaris: de heer mr. W.J.G. Reumer. Voorts zijn aanwezig: mevrouw drs. M.S.P. Klein Beernink, ambtenaar van de afdeling Finan ciën en Belastingen, en de heren G.J.P. van den Berg, hoofd van de afdeling Welzijn, P. de Boer, hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen, H. Flinterman, hoofd van de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, mr. J. Knottnerus, hoofd van de afdeling Onder wijs (tot de eerste pauze), mr. H.A. Lassche, adjunct-secretaris, en drs. H. Sikkema, hoofd van de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Punt la (vervolg). De Voorzitter: Aan de orde is het antwoord van het college in tweede termijn. Ik wil één kanttekening maken bij motie II van PAL met betrekking tot Zuid-Afrika en dan met name wat betreft punt 4 van het besluit. Wethouder Heere zal hier straks overigens ook nog op in gaan. In genoemd punt staat: "het college op te dragen in het voorlichtingsbeleid uitgebreid aandacht aan de situatie in Zuid-Afrika te besteden." Ik hecht eraan er op te wijzen dat wij noch qua personeel noch qua informatievoorziening mogelijkheden tot onze beschikking heb ben om aan een dergelijk beleid uitvoering te geven, tenzij wij in de personele sfeer maar vooral ook in de informatie sfeer de nodige bijstellingen gaan doen, hetgeen betekent dat wij uitgaven moeten doen. Ik vind het wel juist om dit aspect van tevoren te melden, omdat, wanneer een motie wordt aangenomen, er redelijkerwijs vanuit gegaan moet kunnen worden dat die ook wordt uitgevoerd. Ik zie op dat punt zeer grote problemen rijzen. De heer Bijkersma heeft op een aantal punten instemming betuigd. Ik noem de kwestie van de verlichting van de werkdruk en de voorlichtingsnota in relatie met de acquisitienota. De heer Bijkersma heeft gezegd dat wat dat laatste punt betreft een en ander ook gericht moet zijn op het gebied buiten Leeuwarden. Ik denk dat wij wel even in de gaten moeten houden dat acquisitie en voorlichting twee wezenlijk verschillende zaken zijn. Voorlichting heeft vooral een interne werking, maar mag zeker ook naar buiten gericht zijn. Wij kunnen daarover met elkaar spreken als die nota aan de orde komt. De heer Bijkersma heeft instemming betuigd met de noodzaak dat je van tijd tot tijd ruimte moet hebben om naar bevind van zaken te handelen.- De heer Duijvendak heeft aangekondigd het door hem geclaimde punt met betrekking tot - ik spits het even eng toe - de vliegbasis in te trekken. Hij zegt dat de raad slecht is ge- informeerd en vraagt waarom er niet eerder informatie is verstrekt. Ik heb daar wel een verklaring voor. Het is namelijk zo dat er van meet af aan een zekere spanning is geweest tussen de berichtgeving zoals je die uit de krantenpublikaties mocht afleiden en waaruit een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 51