108 de corporatie gegaan en heeft men een wensenpakket op tafel gelegd. Op zich zelf is het niet erg dat dat gebeurt. Het probleem is dat deze mensen alleen in de binnenstad wilden wonen. Vervolgens zijn verschillende lokaties bekeken. Er was een geschikt pand met een achterplaats, maar dat was niet de bedoeling want er moest een tuin aanwezig zijn. Daarna zijn er op kosten van de corporatie een paar haalbaarheidsonderzoeken verricht. Daaruit bleek dat de panden of te groot of te klein waren. Tenslotte is er gezegd dat er een oplos sing was in de Haniasteeg. Daar was ruimte te creëren op de manier zoals men zelf wilde en bovendien was er een binnentuin. Maar toen bleek de buurt weer niet geschikt te zijn. Kortomik begin mij in redelijkheid af te vragen of de bewijslast die wordt geleverd wel zo genuanceerd is als gesuggereerd wordt. (De heer Duijvendak: Het wordt zo langzamer hand een interessante woongroep waarover wij praten. Ik vind het antwoord van de wethou der uitermate suggestief. Een aantal dingen klopt feitelijk niet. De corporatie heeft bijvoor beeld zelf om een wensenlijstje gevraagd. De woongroep heeft dat lijstje ingeleverd. Het lijkt mij niet goed om nu op details in te gaan, maar het lijkt mij ook niet goed dat de wethouder suggereert dat er wel degelijk serieus is gereageerd op de wensen van een aantal woongroe pen, want dat is niet gebeurd de afgelopen tijd.) Als een directeur van een woningbouwcor poratie in het overleg met vertegenwoordigers van het Platform Eén- en tweepersoonshuis houdens Leeuwarden (PEL) en van de Landelijke Organisatie Belangengroepen Huisvesting (LOBH) naar voren brengt wat er is gebeurd zonder dat dat wordt tegengesproken door de belangenvertegenwoordigers van de mensen over wie de heer Duijvendak het heeft, dan moet ik er toch vanuit gaan dat dat een redelijk verhaal is. De heer Duijvendak is blij dat wij nu voor het eerst hebben gesproken over de nulgroei. Hij heeft dat geïnterpreteerd als de totale groei van de gemeente. Ik heb dat niet gezegd, maar alleen aangegeven dat er wat betreft de natuurlijke groei van de stad mag worden aan genomen, gelet op de trend, dat er sprake is van een nulgroei en wellicht hooguit een ge ringe groei. Met betrekking tot de FBTO is door de PAL-fractie gezegd dat je, als je kijkt naar dat gene wat nu is gerealiseerd, in redelijkheid moet aannemen dat de tweede fase met inbegrip van de woningen niet kan worden gerealiseerd. Ik kan niet anders dan constateren dat de huidige bouw volstrekt in overeenstemming is met de bouwplannen zoals die zijn besproken in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. In deze bouwplannen is sprake van een eer ste en tweede fase. Een en ander is zodanig flexibel opgezet dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de tweede fase niet conform het oorspronkelijke plan kan worden gereali seerd. (De heer Van der Wal: Komt het schetsontwerp van de tweede fase ook in de commis sie, want dat hebben we namelijk nooit gezien.) U weet heel goed, mijnheer Van der Wal, dat er op dit moment geen schetsontwerp van de tweede fase is. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening zijn massastudies gemaakt met globale opzet. Daar past zowel het eer ste als het tweede plan in. Men heeft een heel flexibele bouwwijze gekozen. Het huidige be staande complex zal evenwel aangepast moeten worden, maar dat is heel goed mogelijk. Mevrouw De Jong legt een verband tussen de problematiek van de herstructurering van de bestaande woningvoorraad en het feit dat je, als je dat probleem al hebt, dan ook nog praat over nieuwbouw. Het verband dat zij suggereert is niet helemaal juist. (Mevrouw De Jong: Dan hebt u mij verkeerd begrepen. U hebt gezegd dat wij moeten blijven uitgaan van nieuwbouw, omdat daar behoefte aan is. Ik heb toen gezegd dat wij, gelet op de toenemende vergrijzing, daarmee nu al bij de nieuwbouw rekening moeten houden, omdat wij anders straks met een te groot woningbestand zitten dat niet is afgestemd op de behoefte over een paar jaar.) Akkoord, dan zijn wij het wat dat betreft helemaal eens. Ik had begrepen dat u een verband legde tussen de twee zaken, dat het een het ander zou uitsluiten, maar u legt een en ander in het verlengde van elkaar. (Mevrouw De Jong: Inderdaad.) Goed, dan zijn wij het daarover eens. Mevrouw De Jong constateert met betrekking tot het gebruik van de stelpost civieltech nische werken een tegenstrijdigheid. Ten behoeve van de aanleg van de Oostergoweg zijn gelden uit deze stelpost aangewend, terwijl de nieuwe lijn is dat gelden uit deze stelpost al leen gebruikt worden voor kleinere werken. Dat zou inderdaad een strijdigheid kunnen in houden, ware het niet dat wij binnen de stelpost civieltechnische werken in het verleden specifiek hebben gespaard voor de Oostergoweg. Het geld daarvoor is dus al gereserveerd. Een en ander betekent dat wij ongeveer 19% van de totale aanlegkosten van de Oostergoweg zullen moeten financieren. (Mevrouw De Jong: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het een beetje jammer is dat het geven van prioriteit aan kleinere werken gebeurt op het moment dat de Oostergoweg een feit is geworden, want die eist de grootste hap op uit de stelpost civieltechnische werken.) U probeert nu twee dingen te koppelen. Als wij het hebben over de Oostergoweg dan praten wij niet over de stelpost civieltechnische werken 1985. Binnenkort zal een aantal voorstellen in dat verband aan de raad worden voorgelegd. Het is natuurlijk niet zo dat met de aanleg van de Oostergoweg de hele stelpost voor 1986 op is. Nee, integendeel, er blijft nog een aanzienlijk deel over dat wij overigens ook voor activiteiten rond het stationsgebied en dergelijke zullen moeten aanwenden. Maar de kosten van kleinere werken zullen, als het 109 at om integrale subsidiëring - dat heb ik namelijk aangegeven -, vooral uit de stelpost ci vieltechnische werken moeten worden betaald. (Mevrouw De Jong: Maar de grootste hap is al uit de stelpost. Ik constateer dat toch terecht?) Niet de grootste hap. (Mevrouw De Jong: Een heel grote hap dan.) Nee, een hap. Mevrouw De Jong heeft niet alleen gepleit voor een integrale benadering van het sta tionsgebied, het Zuiderplein en het Lijempfterreinmaar die ook te plaatsen in het kader van de totale ruimtelijke opbouw van de stad. Op zich zelf is dat een logische redenering. In feite proberen wij natuurlijk ieder bestemmingsplan te plaatsen in de totale ruimtelijke opbouw van de stad. Maar ik denk dat in dit verband de relatie met de binnenkort gereed komende structuurschets evident is. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De heer De Vries (weth.Ik zal op verzoek van de heer Meijerhof nog wat aanvullende informatie geven over het onderwijsvoorrangsbeleid. Hij heeft gevraagd hoe het daarmee zit, omdat hij uit mededelingen van gisteravond begreep dat de kans heel gering geacht moet worden dat Leeuwarden voor subsidiëring in dit verband in aanmerking komt. Ik vind die veronderstelling wel wat te pessimistisch. De aanleiding voor deze veronderstelling is een publikatie in de krant van vorige week, waarin stond dat in Friesland en in Leeuwarden he lemaal geen subsidie in dit kader tegemoet gezien kon worden. Wij vinden dit, tegen de ach tergrond van de ontwikkeling zoals wij die kennen, een te boude veronderstelling. Wij hou den er rekening mee dat het in de praktijk zelfs nog wel iets kan meevallen. Ik heb gister avond al meegedeeld dat het rijk een budget ter beschikking stelt van 68 miljoen gulden dat binnen het kader van deze regeling verdeeld moet worden. De regeling zegt dat er tien scholen moeten zijn met een sociaal-educatieve score van minimaal 114. Wij hebben wat Leeu warden betreft een gebied gekozen waarin een score ligt van in de orde van grootte van 165. Wij denken dat wij met die score de limiet halen die het rijk wellicht zal stellen. Daar bestaat echter geen enkele zekerheid over. Wij beschikken alleen over wat informatie, door dat een van de functionarissen die zitting heeft in de initiatiefgroepregelmatig meedoet aan het overleg op het ministerie over de hele subsidiestroom die ten aanzien van dit werk op gang gebracht moet worden. Conclusie: er is een stuk onzekerheid, maar wij rekenen er in ieder geval op dat er een redelijke mogelijkheid is dat wij binnen de termen van subsidiëring zullen vallen. Overigens is het zo - dat heb ik gisteravond ook al gezegd - dat er in Leeuwarden met betrekking tot onderwijs en samenleving al een stuk werk op gang is gebracht. Mochten wij onverhoopt niet voor rijkssubsidie in aanmerking komen, dan nog zullen wij ons beleidsmatig moeten buigen over de vraag hoe wij dit werk in onze wijken met wellicht minder financiële mogelijkheden toch op gang kunnen brengen. De heer Sijbesma heeft gezegd dat wij van privatisering niet alle heil moeten verwach ten, maar dat zijn fractie toch wel duidelijke voorkeur voor privatisering heeft met betrek king tot de projecten die momenteel wat dat betreft in onderzoek zijn. Ik neem daar kennis van. Het CDA is wat betreft de reconstructiewerkzaamheden van de sportvelden in het Aldlan en de Greuns bereid te wachten op de terugploegregeling. Maar mocht die regeling er niet komen, dan houdt het CDA het college eraan dat deze reconstructiewerkzaamheden toch te zijner tijd op gang gebracht worden. De heer Bijkersma en ik hebben even van gedachten gewisseld over de vraag wat priva tisering is. Het is mij duidelijk geworden wat hij bedoelde. Ik deel de opvatting dat nut en offer ten aanzien van allerlei activiteiten altijd op een gezonde manier met elkaar in een evenwichtssituatie behoren te functioneren. Wat betreft de motie van mevrouw De Jong over de sociale werkvoorziening het volgen de. Wij hebben vanmorgen in het college vastgesteld dat wij de raad zouden meedelen deze motie als beleidsondersteunend te beschouwen en aanbevelen deze te volgen. Door de amen dering van de heer Jansma vinden wij dat de motie eigenlijk nog aan kwaliteit heeft gewon nen. In dat opzicht hebben wij er geen moeite mee om deze motie zo in te vullen en ter ken nis te brengen van de bevoegde autoriteiten. Wij doen hier met elkaar erg dierbaar over deze hele materie, maar wij moeten goed be grijpen dat de beslissingen ter zake in de Tweede Kamer worden genomen. Wanneer er in deze raadzaal mensen zijn die invloed kunnen uitoefenen op de landelijke gezagsdrager wat dit punt betreft dan bevelen wij dat van harte aan. (Mevrouw De Jong: Mijnheer de voorzit ter, wij kunnen misschien deze motie ook aan andere gemeenten aanbieden, die dan op hun manier wellicht druk kunnen uitoefenen. Juist uit deze hoek komt er ontzettend weinig weerbaarheid. Misschien kiezen die gemeenten dan ook voor een andere opstelling.) Ik ont ken dat, want ik heb gisteravond al gezegd dat de nationaie organisatie voor sociaal werk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNGbij herhaling staatssecretaris De Graaf duidelijk hebben proberen te maken dat de maatregelen met betrekking tot de sociale werk voorziening en de b-categorie alle perken te buiten gaan en dat beleid onvoorwaardelijk af wijzen. Vandaar dat ik gisteravond heb gezegd dat er met deze motie doublures worden ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1985 | | pagina 55