114
handeling in de Kamer van de artikelen in de Grondwet die over discriminatie handelen-
"Het is bij discriminatie zo als hetgeen Augustinus bij het vragen naar de definitie van de
tijd ervoerAls het mij wordt gevraagd weet ik het niet en als het mij niet wordt gevraagd
weet ik het precies." Ik denk dat dat heel nadrukkelijk typeert dat het een afhankelijk zijn
van politieke inzichten is of je er al of niet dat begrip onder verstaat. Dat is dan ook de re
den dat wij zeggen: laat het aan de wetgever en de daarbij behorende organen over om te
bepalen of iets discriminatie is of niet. Daartoe voorziet onze Algemene Subsidieverordening
ASV)waarin een bepaling is opgenomen dat activiteiten en dergelijke niet in strijd mogen
zijn met de wet.
Wel, dat is de reden waarom wij zeggen dat wij op dit moment geen behoefte hebben aan
een dergelijk anti-discriminatie artikel in de ASV. (De heer Duijvendak: Ik wil graag even
interrumperen. Het zal duidelijk zijn dat ik in eerste en tweede instantie de raad heb probe
ren uit te leggen dat de intentie van de PAL-fractie is dat, omdat de landelijke wetgeving zo
stagneert - mede door toedoen van het CDA -, er volgens ons een strategie gevoerd moet
worden om via een campagne door gemeenteraden te proberen discriminatie wel te bestrijden
en daarbij niet hoeft te worden gewacht op de landelijke wetgeving. Wij hebben in dit ver
band niet nu al met een initiatiefvoorstel bij de raad willen komen en precies voor willen
schrijven hoe het dan zou moeten, maar juist b. en w. willen uitnodigen om zelf met een na
dere uitwerking te komen. Door middel van onze motie zouden wij willen vastleggen wat wij
onder discriminatie zouden moeten verstaan. Met andere woorden, wel duidelijk maken dat
wij de dingen die wij in de motie noemen niet acceptabel vinden, maar de verdere uitwerking
en uitvoering in een nadere discussie aan de orde stellen. Het zou mij teleurstellen als b. en
w. daar zelfs niet bereid toe zouden zijn.) (De heer Buurman: Welke discriminatie wilt u dan
bestrijden?) (De heer Duijvendak: Wij hebben dat in de motie geformuleerd. Wij willen in ie
der geval niet de vrijheid behouden om discriminatie door te voeren. Het is duidelijk dat wij
wat dat betreft geen steun van de heer Buurman hoeven te verwachten.) Mijnheer de voor
ter, het moge duidelijk zijn wat het standpunt van het college is. Ik concludeer dat ik in
deze in ieder geval de heer Duijvendak niet heb kunnen overtuigen.
Ik wil ook nog even ingaan op een andere opmerking van de heer Duijvendak. Hij heeft
deze discriminatie-aangelegenheid toegepast op het Leger des Heils. De discussie daarover
is een aantal weken geleden bij de vaststelling van het sociaal-cultureel programma afge
rond, in die zin dat ook toen de heer Duijvendak ter zake zijn mening gaf maar de rest van
de raad wat dat betreft niet meekreeg. Ik moet zeggen dat ik uit de brieven die ik heb gele
zen in antwoord op brieven van hem aan het Leger des Heils, in het geheel niet de conclusie
heb kunnen trekken dat hier sprake is van discriminatie. Nog merkwaardiger vind ik de me
dedeling van de heer Duijvendak - ik ben erg benieuwd hoe dat zit en wil dat nog wel eens
precies nagaan - dat in Amsterdam het beleid van het Leger des Heils op dat punt naar aan
leiding van het ontstaan van een anti-discriminatie artikel zou zijn gewijzigd. Nou dat is
voor mij iets volkomen nieuws, maar het is natuurlijk mogelijk. Ik heb daar zelf geen enkel
gegeven over. (De heer Duijvendak: Een korte interruptie lijkt mij op zijn plaats. Wat ik
heb bedoeld te zeggen is dat het Leger des Heils niet zozeer discrimineert naar geslacht als
wel naar seksuele voorkeur. In de correspondentie met het Leger des Heils is gebleken dat
homoseksuelen worden uitgesloten van de activiteiten van de zangbrigade. De zangbrigade
wordt gesubsidieerd door de gemeente, die dus een activiteit subsidieert waarvan homosek
suelen zijn uitgesloten. Nu is er naar aanleiding van het aannemen van een dergelijk artikel
in Amsterdam.Maar dat levert nog geen discriminatie op. (De heer Duijvendak: Het lijkt
mij dan interessant om die discussie nog eens aan te gaan als u dat geen discriminatie
noemt.) De raad heeft daar een uitspraak over gedaan. Bij de behandeling van het sociaal-
cultureel programma heeft u gezegd: Ik vind dat discriminatoir. (De heer Duijvendak: Ik
heb niet gezegd dat een en ander in strijd zou zijn met de Grondwet. Het probleem is juist
dat de Grondwet ter zake niet voldoende regelt en dat wij daarom moeten bekijken of in de
Wet gelijke behandeling of in een lokale verordening gelijke behandeling duidelijk gemaakt
kan worden dat er wel sprake is van discriminatie wanneer homoseksuelen bij voorbaat wor
den uitgesloten van activiteiten.) Ik wacht op een nationale Wet gelijke behandeling of wat
daarvoor in de plaats komt. (De heer Duijvendak: Het is duidelijk dat u die discriminatie
niet wenst te bestrijden!) (Mevrouw De Jong: Is deze motie daar in hoofdzaak voor be
doeld?) (De heer Duijvendak: Nee, er moet een algemene regeling komen. Wij hebben in on
ze motie precies genoemd op wat voor gronden discriminatie verboden is. Eén van die gron
den is seksuele voorkeur, een andere is ras en weer een andere is geslacht.) (De Voorzit
ter: Wij moeten het gesprek nu maar weer wat algemener maken. Wethouder Heere vervolgt
zijn beantwoording.
Ik wil nu overgaan op de opmerkingen van de heer Sijbesma. Hij is nog even ingegaan
op mijn wat kryptische uitlatingen met betrekking tot Bilgaard. Hij heeft gezegd dat hij met
mij het einde van het jaar wil afwachten. Wel dat stel ik op hoge prijs. (De heer Sijbesma:
Dan drinken wij er één op!) Ja, precies.
De heer Bijkersma heeft gezegd voorshands genoegen te nemen met het wijkgezond
heidscentrum totdat de evaluatie er is. Ik denk dat wij dan inderdaad weer een stukje opge
schoten zijn.
115
Wat mij bijzonder verheugt is dat ik kennelijk in staat ben geweest om de heer Bijkersma
te overtuigen van de goede bedoelingen van het college als het gaat om een integraal oude
renbeleid en dat hij dus deswege zijn onder voorbehoud gemaakte claim heeft laten vallen.
De heer Bijkersma heeft gevraagd of hetgeen wij van plan zijn met betrekking tot het
Krisis- en Informatiecentrum (KRIC) wel bekend wordt gemaakt. Het antwoord daarop is ui
teraard ja. De voorgeschreven procedures zowel op het gebied van de ruimtelijke ordening
als die ten aanzien van de eventueel te verlenen bouwvergunning zullen uiteraard heel
nauwgezet worden gevolgd. Dat betekent dat alle betrokkenen de mogelijkheid hebben om
daar hun zegje over te doen.
Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over de moties. Ik stel u voor dat ik u bij ie
dere motie de gelegenheid geef voor, als u dat wenst, het afleggen van stemverklaringen.
Aan de orde is de stemming over motie I van de heer Duijvendak met betrekking tot het
anti-discriminatie artikel.
Motie I van de heren Duijvendak en Van der Wal wordt verworpen met 20 tegen 15 stem
men.
(Voor de motie stemmen van de fractie van de PvdA de dames Doevendans, De Haan-Laag
land, Jongedijk-WellesVisscher-BouwerVlietstra en Wielinga-Graansma en de heren E.M.
Janssen, J.F. Janssen, Meijerhof en Schade alsmede de leden van de fracties van PAL en
D'66.)
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie II van de heer Duijvendak met be
trekking tot Zuid-Afrika. In deze motie is een wijziging aangebracht door de indieners, in
die zin dat punt 1 van het besluit vervalt met uitzondering van hetgeen staat onder het
tweede gedachtenstreepje dat wordt gevoegd aan punt 3.
De heer Duijvendak: Ik wil de motie intrekken, omdat ik de indruk heb dat de wethou
der de punten zoals genoemd onder het besluit van onze motie, na wijziging, in feite heeft
overgenomen. Het spijt mij dat de mooie scala aan overwegingen die wij hadden opgesteld
hiermee niet wordt overgenomen, maar ik ben tevreden met het feit dat b. en w. de betref
fende punten van het besluit overnemen. Wat dat betreft is er dus geen reden meer om de
motie in stemming te brengen.
De Voorzitter: Motie II is dus ingetrokken.
Aan de orde is de stemming over motie III van mevrouw De Jong met betrekking tot het
volumebeleid van de regering in de sociale werkvoorziening. De motie heeft een aanvulling
ondergaan bij amendement ingediend door de heer Jansma en overgenomen door de indie
ners.
Motie III van mevrouw De Jong en de heer Buurman wordt aangenomen met algemene
stemmen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie IV van de heer Buurman met be
trekking tot het structureel verhogen van het niveau van overheidsinvesteringen bij de la
gere overheden.
Motie IV van de heren Buurman en Meijerhof en mevrouw De Jong wordt aangenomen met
29 tegen 6 stemmen.
(Tegen de motie stemmen de leden van de VVD-fractie.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie V van de heer Buurman met be
trekking tot de 50 miljoen gulden.
Motie V van de heren Buurman, Bijkersma, Meijerhof en Sijbesma en mevrouw De Jong
wordt aangenomen met algemene stemmen.
De Voorzitter: Aan de orde is de stemming over motie VI van de heer Buurman met be
trekking tot de verhoging van de opheffingsnormen van scholen voor voortgezet onderwijs.
De heer Buurman: Ik zou graag, in verband met het antwoord van de wethouder, in de
pauze even overleg willen plegen met de fracties die mijn motie hebben gesteund.
De Voorzitter: Ik stel voor na de pauze over te gaan tot de stemming over motie VI.
Heb ik goed begrepen dat bij het volgende agendapunt lbbijlage no. 436, van de ge
claimde punten slechts over is gebleven het door de heer Boelens geclaimde punt met be-