4
ook de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften deze wijzigingen had mee
te nemen. B. en w. hebben dat ook aldus opgevat, want zij hebben op het gewijzigde plan
een reactie ingediend en gezegd dat zij dat alsnog afwijzen. B. en w. zijn namelijk van me
ning dat er wel voldoende parkeerplaatsen zijn - dat is de zaak waar het hier om draait
maar dat er sprake is van kwalitatief ondoelmatige parkeerplaatsen. Op dat punt was de
commissie het in het geheel niet eens met b. en w. In het gewijzigde voorstel waren de par
keerplaatsen normale parkeerplaatsen, 25 stuks achter het gebouw. De grootste grief van b.
en w. betrof de parkeerplaatsen naast het gebouwdie formeel niet eens nodig waren om aan
het algemene standpunt van b. en w. te voldoen. Het gewijzigde plan zoals dat aan de com
missie werd voorgelegd voldeed eigenlijk al aan alle vereisten.
Op de hoorzitting nu werden nog enkele vragen gesteld die betrekking hadden op de
bevoorrading. Daaruit bleek in de eerste plaats dat de bevoorrading van deze winkels
plaatsvindt buiten de openingstijden en dat dus de parkeerplaatsen gedurende de winkeltij
den niet worden aangetast. In de tweede plaats kwamen de appellanten toen met de medede
ling dat zij er ook wel wat in zagen om de magazijnruimte dusdanig te plaatsen voorin het
gebouw en de voornaamste ingang bij de parkeerplaatsen achter het gebouw te maken, zodat
zelfs de bevoorrading niet eens aan de achterkant van het gebouw hoefde plaats te vinden.
Het is dus zo dat het eerste appel zoals dat was ingesteld naar onze mening eigenlijk al
gehonoreerd moest worden. Toen appellanten zeiden dat zij het plan ook wel in de door hen
aangegeven zin wilden veranderen, hebben wij daarbij overwogen dat dat een betere oplos
sing was. Wij moesten appellanten toen in overweging geven om hun toezegging gestand te
doen. Met andere woorden, zij hebben een toezegging gedaan die bovendien kon worden
meegenomen in ons advies.
Als de raad nu zegt dat hij het beroepschrift ongegrond wil verklaren, dan vraag ik mij
af wat nu eigenlijk ongegrond wordt verklaard: het allereerste appel tegen het allereerste
plan of het appel tegen het gewijzigde plan. Dat is mij door geen van de sprekers duidelijk
gemaakt. De raad moet wel weten wat hij ongegrond wil verklaren, want anders zullen de
verzoekers een plan indienen conform het tweede plan en daarin naar onze mening volledig
voldoen aan de eisen die de Bouwverordening op parkeergebied stelt.
Dus ook al zouden zij niet die spiegeling hebben willen doorvoeren, dan nog waren er
parkeerplaatsen voldoende. Want, naast de 25 vereiste regelmatige parkeerplaatsen achter
het gebouw, zou zonodig in de straat nog een aantal parkeerplaatsen langs het gebouw ge
maakt kunnen worden, niet dwars op het gebouw maar in de lengte daarvan. Er zouden dan
geen 12 maar een stuk of 6 parkeerplaatsen komen. Op zich zelf waren dat dus al meer par
keerplaatsen dan in de richtlijnen van b. en w. vereist werden.
Met andere woorden, op deze gronden heeft de Raadsadviescommissie voor de Beroep
en Bezwaarschriften gemeend dat het appel met de gewijzigde omstandigheden gehonoreerd
behoort te worden, omdat men anders zonder voldoende reden gaat afwijken van de normen
die b. en w. aan de raad en aan zich zelf hebben gesteld. Komt men bovendien nog tegemoet
aan een zijdelings bezwaar, dat wil zeggen de bevoorrading in plaats van achter laten
plaatsvinden aan de voorkant van het gebouw, dan is dat uit verkeerstechnisch oogpunt nog
een betere oplossing. Maar op zich zelf was die oplossing niet vereist om eventueel een gun
stig advies van de commissie voor de appellanten te krijgen.
De ene spreker zegt nu dat wij deze zaak terug moeten verwijzen naar b. en w. Wel, dat
kan niet. Een andere spreker zegt dat het beroep ongegrond verklaard moet worden. Dan
vraag ik: welk beroep precies, tegen het oorspronkelijke plan? In dat geval kan de raad on
middellijk een nieuw plan verwachten dat wel voldoet aan de eisen die in het algemeen ge
steld worden. Dat is ook maar overbodig werk. Dit is de reden waarom de Raadsadviescom
missie voor de Beroep- en Bezwaarschriften na ampele overweging dit advies heeft uitge
bracht
De heer Ten Hoeve: Ik wil niet in de eerste plaats praten over de kwaliteit van de par
keerplaatsen, waar het nu dus wel over gaat. Het gaat ook zeker niet om middenstandertje-
pesten. Het gaat mij om de zuiverheid van de procedures. Wij vinden dat het door deze gang
van zaken mogelijk is een nieuw plan in te dienen dat heroverwogen wordt, maar zich ont
trekt aan de ambtelijke procedures en de beoordeling van de plannen zoals dat in onze ge
meente de gewoonte is. Ik vind - de heer Keuning heeft een uiteenzetting gegeven - dat de
commissie de zaken zuiver had moeten houden en moeten zeggen dat het dit plan op zijn me
rites beoordeelt.
Het besluit is ook gestoeld op de totale motivering in de raadsbrief en daar staan deze
twee redenen in. Als de ene reden was opgenomen dan had de andere weggelaten moeten
worden en hadden wij op grond daarvan de discussie kunnen voeren. Nu dreigt het gevaar
- dat staat eigenlijk los van deze zaak - dat mensen een plan indienen, daarna met een
nieuw plan kunnen komen en daarbij voorbij gaan aan de procedures die wij daarvoor heb
ben in onze gemeente.
Concluderend, wij hebben tegen het eerste plan bezwaar, het tweede plan moet opnieuw
in procedure worden gebracht.
5
De heer Sijbesma: Ik heb in eerste instantie het woord "ongegrond verklaren" gebruikt
en dat heeft betrekking op het eerste plan. Ik blijf van mening dat het geheel dat later is
ontstaan een heel nieuw plan is. Ik ben het ermee eens dat deze zaak wel doorgaat. Ik heb
niet alleen gezegd dat het grootste deel van mijn fractie het beroepschrift ongegrond wil
verklaren, maar tevens dat het college opnieuw contact met de vergunningvrager moet opne
men. Wij willen het nieuwe plan graag beoordeeld zien. Dat plan zal inderdaad wel voldoen
aan de eisen, maar het is dan in ieder geval opnieuw bekeken. Er kan sprake zijn van een
precedentwerking en daarom vraag ik mij af of wij eens met de commissie moeten praten of er
in bepaalde gevallen eerder teruggekoppeld moet worden. Aan de andere kant moet ik toege
ven, zoals de heer Keuning stelt, dat het college op de bezwaren is ingegaan en daarop een
reactie heeft gegeven. Op een bepaald moment is er dus een terugkoppeling geweest. Con
cluderend, een deel van mijn fractie is overtuigd door de woorden van de heer Keuning.
De heer Van der Wal: Ik wil vooropstellen dat wij dit bouwplan allerminst een gelukkige
ontwikkeling op deze plaats vinden. Maar als wij die ontwikkeling daar hadden willen keren,
dan hadden wij tijdig een bestemmingsplan moeten vaststellen. Dat is echter niet gebeurd en
blijft over een toetsing aan de Bouwverordening. De heer Keuning heeft een duidelijk be
toog gehouden over de gang van zaken in de commissie. Hij heeft onder meer gezegd dat b.
en w. gereageerd hebben op het tweede plan. Je mag dus aannemen dat ook de ambtenaren
het gewijzigde plan hebben bekeken. Wat dat betreft ben ik het niet eens met de reactie van
de heer Ten Hoeve. Aan de andere kant vind ik het ook niet juist dat, wanneer bepaalde
partijen in de raad pleiten voor een zuivere procedure, een andere partij dan zegt dat dat
middenstandertje-pesten is. Een dergelijke kwalificatie zullen wij zeker niet overnemen.
Uit het betoog van de heer Keuning is ons overduidelijk geworden dat, mocht het be
zwaarschrift ongegrond worden verklaard, dan het enige feitelijke verschil is dat de proce
dure wordt vertraagd en dat zelfs een toezegging die nog buiten de plannenmakerij staat
gevaar loopt niet te worden overgenomen in het dan opnieuw in te dienen plan.
Alles overwegende - nogmaals, ik vind dit geen gelukkige ontwikkeling - zien wij geen
reden af te wijken van het advies van Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar
schriften. Onze fractie zal voor dit advies stemmen.
De heer Dubbelboer: Na het betoog van de heer Keuning is onze fractie helemaal van
mening dat wij voor het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar
schriften moeten stemmen.
In de richting van de heer Van der Wal moet ik toch nog iets duidelijk maken. Ik heb
niet gezegd dat je, als je zuiver in de leer bent, dan a priori bezig bent om middenstanders
te pesten. Ik heb eigenlijk met de heer Van der Wal geconstateerd dat, als je nu tegen het
advies zou stemmen en er komt een gewijzigd plan dat binnen de kortste keren weer in de
raad aan de orde komt, dat plan gewoon wordt goedgekeurd en dat je dan willens en wetens
bezig bent om vertragende factoren in te bouwen en aan het pesten bent. Ik heb niet ge
zegd dat, als je de procedure goed volgt, je dan aan het pesten bent. Als je willens en we
tens zaken aan het vertragen bent, dan vind ik dat je pesterijtjes invoert. Kortom, mijnheer
de voorzitter, wij zullen het advies zoals dat er ligt steunen.
Ik heb nog een vraag van andere orde. In het verleden hebben wij in de raad en met
name ook in de commissies nogal wat discussies gehad over aantallen en hoeveelheden par
keerplaatsen. Het is mij wat dat betreft nooit gebleken dat wij - ik kijk dan even naar situa
ties in het verleden bij bouwobjectenbij de kazerne, bij de Aegon, enz. - naast de hoeveel
heden parkeerplaatsen ook de kwaliteit van de parkeerplaatsen hebben aangegeven. Voor
onze fractie is een parkeerplaats een hoeveelheid oppervlakte waarop je vierkante meters
blik kunt parkeren. Nu wordt er, althans naar ons idee, plotseling een kwaliteitseis gesteld
aan een parkeerplaats. Als wij kwaliteitseisen willen gaan invoeren - wij zouden daar best
eens over kunnen praten -, dan moeten wij dat in zijn algemeenheid doen en dat niet plotse
ling doen als er een aanvraag ligt. Ik zou daar graag een reactie op willen hebben.
De heer Meijerhof: Ik wil toch nog even een opmerking maken, omdat naar aanleiding
van de woorden van de heer Dubbelboer de indruk gewekt zou kunnen worden dat het alleen
om de hier aan de orde zijnde zaak gaat en dat wij aan het middenstandertje-pesten zijn. Ik
denk, maar dat ter zijde, dat je de middenstanders het meeste pest door de Aldi daar te
vestigen.
Waar het ons om gaat - dat hééft de heer Ten Hoeve ook duidelijk onder woorden ge
bracht - is dat dit een voorbeeld is waaruit blijkt dat er een verschuiving in de procedure
gaande is. Je kunt bij wijze van spreken met een aanvraag voor een garage komen die hele
maal niet past in het betreffende gebied en daar tijdens de behandeling in de Raadsadvies
commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften een woonhuis van maken. Waar ligt de
grens? De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften stelt op een bepaald
moment dat er nieuwe omstandigheden zijn die moeten worden meegenomen. De heer Ten
Hoeve heeft in zijn betoog met name naar voren willen brengen de vraag: waar ligt de