10 moeilijk om tot overeenstemming te komen op grond van welke cijfers je de positie van de al gemene bedrijfsreserve zou moeten funderen. Dat heeft enige tijd gekost - dat is spijtig maar het is niet anders. Het gaat niet aan - de heer Niemeijer heeft gezegd dat een en ander niet de schuld is van St. Joseph - om op dit moment de schuldvraag ter discussie te stellen. De suggestie van de heer Niemeijer zou zijn dat dan de schuld bij de gemeentelijke dienst zou liggen. Ik ga daar vooralsnog zeker niet vanuit. De stand van zaken is nu dat er overeenstemming bestaat tussen St. Joseph en de ge meentelijke dienst over de te hanteren cijfers. Ik heb in de Commissie voor de Volkshuisves ting toegezegd dat er binnen een maand in de commissie verslag zal worden gedaan over de positie van St. Joseph. Wij kunnen dan met elkaar verder over de toekomstige consequenties van een en ander besluiten nemen. De verschillende sprekers hebben aangegeven dat zij geen bezwaren hebben tegen de punten I en II van de raadsbrief. Dat zou ook moeilijk anders kunnen. De raad heeft immers in het verleden toestemming gegeven tot de bouw van deze woningen. Het in deze punten genoemde is niet meer dan een rechtstreeks financieel gevolg van dat besluit. De heer Dubbelboer heeft aangegeven dat de raad voor wat betreft het voorstel genoemd in de raadsbrief onder III nog geen besluit heeft genomen en nog niet medeplichtig is en derhalve de vrijheid heeft om het krediet af te wijzen. Wij hebben hier te maken met een probleemsituatie. Het zal u bekend zijn dat het college in het kader van de decentralisatie van de volkshuisvesting binnen een bepaald budget toezeggingen kan doen aan corporaties met betrekking tot de bouw van woningen. Inherent aan de bouwplannen is de discussie over de wijze waarop de warmwatervoorziening in een woning moet worden gerealiseerd. Die zaak kun je niet loskoppelen, want die zit gelijk in hetzelfde plan. De toestemming die het college al heeft gegeven omvat feitelijk gezien - dat moet ook praktisch gewoon zo - de warmwatervoorziening zoals die onder III van de raadsbrief staat aangegeven. Het probleem is nu dat het college binnen het kader van de decentralisatie van de volkshuisvesting wel de formele bevoegdheid heeft wat betreft de stichtingskostenmaar dat dit onderdeel buiten het gedecentraliseerde systeem valt. Dat betekent dat je per warmwatervoorziening voor elk nieuw te bouwen blok in feite toestemming van de raad moet hebben over de wijze waarop en de financiering waarmee dat zou moeten gebeuren. Het lijkt mij zinnig om daar in overleg met de Commissie voor de Volkshuisvesting eens op terug te komen en te kijken of wij van deze wat merkwaardige systematiek af kunnen komen. Ik wil hierbij wel aangeven dat de vraag van belang is welke warmwatervoorziening wordt gerealiseerd, in verband met de mogelijke financiële consequenties voor de huurders. Kortom, welke warmwatervoorziening is uit een oogpunt van woonlasten de meest aantrekke lijke voor de bewoners. Er is in dat verband al een soort berekening gemaakt - ik heb daar al een aanzet van gezien, maar het lijkt mij niet verstandig om daar nu al verslag van te doen - welke soort warmwatervoorziening in principe het goedkoopst is. Het lijkt mij een goede zaak om daar een volgende keer in de Commissie voor de Volkshuisvesting op terug te komen. Ik zet op dit moment overigens een vraagteken bij de positie van de gemeente in de richting van de desbetreffende corporatie over het al dan niet hanteren van een bepaalde soort warmwatervoorziening. Die keus valt volgens mij toch ook binnen de competentie van de corporatie, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je als gemeente in het overleg met de corporaties niet een mening naar voren kunt brengen en een advies zou kunnen geven. Ik heb in de Commissie voor de Volkshuisvesting toegezegd dat wij binnen een maand inzicht zullen verkrijgen. Ik heb niet toegezegd dat er geen enkel ander voorstel eventueel in de raad aan de orde zou kunnen komen voordat de commissie dat inzicht heeft. Maar ik heb ook geen aanleiding om te veronderstellen dat wij dat zullen doen. Gelet op de situatie en op de wellicht gemaakte afspraken zou ik niet zonder meer mijn toezegging zo strikt wil len interpreteren als de heer Niemeijer heeft geformuleerd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 18 (bijlage nr. 48). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 19 (bijlage nr. 47). De Voorzitter: Dit punt luidt: Saneringsonderzoek bodemverontreiniging NS-emplace- ment. Mevrouw Jongedijk-WellesWij zijn het op één punt na eens met het voorgestelde sane ringsonderzoek. In de offerte voor het saneringsonderzoek naar de vervuiling ten zuidwes ten van de voormalige kolenloods, die momenteel in gebruik is bij Van Gend en Loos, staat op bladzijde 4, onder punt 6, dat de bestemming van de loods in principe bedrijfsruimte 11 blijft, doch dat de gemeente Leeuwarden momenteel overlegt met de NS, zodat een wijziging in de bestemming niet is uit te sluiten. Een aanvullend onderzoek wordt hier dan ook nood zakelijk geacht. Afhankelijk van de resultaten van het aanvullend onderzoek wordt de nood zaak tot sanering bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele wijzigingen in de bestemming van de loods. Tot zover het rapport. Op de bladzijden 2 en 3 van dezelfde offerte gaat het om de vervuiling bij de werkplaats en de opslag aan de Hollanderdijk. Ook hier voert de gemeente momenteel overleg met de NS over een wijziging van de bestemming en wel tot woningbouw. Nu al staat vast dat bij wo ningbouw overlast kan ontstaan door stank in kruipruimten. Desondanks besluit het college in dit geval niet tot een nader onderzoek. Wij willen erbij het college op aandringen dit ge bied toch op te nemen in het totale onderzoek, waarbij eveneens gekeken zou kunnen wor den naar de contractmogelijkheden en de gevolgen daarvan voor de toekomstige bewoners. Ondanks het feit dat het nog niet zeker is dat hier woningbouw wordt gepleegd, lijkt het ons ook financieel gezien beter dit terrein wel op te nemen in het saneringsonderzoek, omdat het drempelbedrag van f. 100.000,gelijk blijft en wij als gemeente slechts 10% van de meer kosten voor onze rekening moeten nemen. Bij een nieuw onderzoek zullen wij opnieuw het drempelbedrag moeten betalen. Tot slot nog dit. Het is volgens mij overduidelijk wie hier de vervuiler is. Nu weet ik wel dat de landsadvocaat druk bezig is om een en ander juridisch te regelen, zodat het in de toekomst misschien mogelijk wordt de vervuiler aansprakelijk te stellen. Vooruitlopend op deze mogelijkheden zou ik het college willen vragen deze vervuiling in ieder geval aan te melden bij het ministerie, zodat de gemeente, wanneer er een verhaalsmogelijkheid komt, wat sterker staat bij een eventuele procedure. De heer Miedema (weth.): Ik wil beginnen met het laatste door mevrouw Jongedijk aan gekaarte punt. In het overleg met de NS wordt deze kwestie meegenomen. Mevrouw Jonge dijk heeft gevraagd deze vervuiling aan te melden bij het ministerie. Wel, dat is inmiddels gebeurd. Wil je in aanmerking komen voor een vergoeding boven de f. 100.000,dan moet de vervuiling zijn aangemeld. Deze bodemverontreiniging is opgenomen in het provinciaal plan en is aangemeld bij de minister. Deze zaak loopt en er is inmiddels overleg met de NS, om dat, zoals mevrouw Jongedijk ook al gezegd heeft, heel duidelijk is wie hier de vervuiler is. Of het overleg tot resultaat zal leiden, moet bekeken worden. Op dit moment zijn er twee procedures die via de landsadvocaat lopen. Het ministerie bekijkt heel nauwgezet of het hier om een zaak gaat die voor behandeling door de landsadvocaat in aanmerking komt. Er is in het land een aantal gevallen waar zich praktisch dezelfde situatie voordoet als in Leeuwar den en er een geschil is tussen de gemeente en de NS. Momenteel wordt bekeken welke mo gelijkheden wij wat dat betreft hebben. Mevrouw Jongedijk heeft volstrekt gelijk wanneer zij stelt dat deze zaak als één project behandeld moet worden, daar de vervuiling vermoedelijk voortkomt uit een en dezelfde bron. Financieel gezien is dat ook de meest aantrekkelijke weg en ik denk ook de enig juiste. Wij hebben een aantal lokaties dat in het normale circuit meeloopt en waarover overleg met de provincie wordt gevoerd. Dit is een van de zaken die in het provinciaal plan meeloopt. Mevrouw Jongedijk heeft ook een aantal exacte vragen geformuleerd over de eventuele aanpassing van het plan. Ik zeg haar toe dat ik die in ieder geval deze week met de afdeling zal bespreken. Ik ben op dit moment niet in staat om daar een exact antwoord op te geven, maar ik ben het eens met haar stelling dat de totale lokatie in het totaal-onderzoek moet worden betrokken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Punt 20 (bijlage nr. 45). De Voorzitter: Dit punt, ligplaatsenbeleidis van de agenda afgevoerd. Punt 21 (bijlage nr. 42). De Voorzitter: Dit punt luidt: Openluchtrecreatie in en rondom Leeuwarden. Mevrouw Visscher-BouwerVoor ons ligt het raadsvoorstel betreffende de openluchtre creatie in en rondom Leeuwarden. Hieraan voorafgaande is het concept-rapport Openlucht recreatie in en rondom Leeuwarden besproken in een gezamenlijke vergadering van de Com missie voor Sport en Recreatie en de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Daar zijn veel zaken aan de orde geweest en er zijn suggesties door commissieleden en toezeggingen door b. en w. gedaan. Wij vinden dat er in de raad geen herhaling moet plaatsvinden van die dis cussie. Wij zijn het in grote lijnen eens met de door b. en w. genoemde uitgangspunten en gestelde prioriteiten in de raadsbrief.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 6