36
Er wordt een aantal externe overlegcommissies ingesteld. Onzes inziens moet dat aantal
uitgebreid worden. Wij vinden dat er met name een Overlegcommissie emancipatie moet wor
den ingesteld. In de voorbereidende fase voor de wijziging van het commissiestelsel is in
eerste instantie gepraat over een adviescommissie b. en w. betreffende emancipatiezaken,
waarin ook externe deskundigen zitting zouden kunnen hebben. Later is er - wij vinden dat
op zich een goede zaak - vanwege de statusverhoging en het belangrijke terrein een raads-
adviescommissie van gemaakt. Maar daarmee sneuvelt wel de externe deskundige inbreng in
die commissie. Daarom vinden wij dat er aan de andere kant een overleg moet komen met de
vrouwenbeweging dat niet alleen op ad hoc-basis mag plaatsvinden, zoals tijdens incidentele
studiedagen. Er moet een vaste overleggroep worden geformeerd die eventueel aangevuld
kan worden met deskundigen op een bepaald terrein op het moment dat zo'n terrein aan de
orde is. Beleidsontwikkeling moet niet alleen op het stadhuis plaatsvinden, maar juist ook
samen met de vrouwengroepen. Zeker nu het beleid waarschijnlijk de hoogste prioriteit
krijgt. De samenstelling moet niet zozeer plaatsvinden namens groepen, maar door deskundi
ge vrouwen op inhoudelijk gebied en met oog voor beleidsontwikkeling.
Verder vinden wij dat er analoog aan de Overlegcommissie bejaardenproblematiek een
commissie moet worden ingesteld voor het terrein jongerenbeleid.
Wij vinden dat, in afwijking van het rapport, tussentijdse wijziging van het commissie
stelsel wel mogelijk moet blijven. Als blijkt dat over één of twee jaar een al te grote overbe
lasting van bepaalde commissies ontstaat - die kans achten wij reëel - dan vinden wij dat het
geen wet van meden en perzen moet zijn dat de termijn van vier jaar wordt uitgediend, maar
dat er dan een wijziging in het commissiestelsel aangebracht moet kunnen worden.
Dan het laatste punt, het benoemingenbeleid. Wij hebben dit punt ook al bij een eerder
beleidsplan ingebracht. Wij vinden dat de functies van personen die door de raad in bepaal
de organen, instellingen, enz. worden benoemd moeten worden geïnventariseerd en dat wat
dat betreft ook de representatieve vertegenwoordiging van de gemeenteraad zal moeten
doorklinken. Met andere woorden, aan de PAL-fractie zal globaal 10% van die plaatsen ter
beschikking gesteld moeten worden. De burgemeester heeft destijds, zo'n anderhalf jaar ge
leden, toegezegd dat deze kwestie in het kader van dit rapport behandeld zou worden. Dat
is niet gebeurd. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tijdens de commissievergadering niet op dit
punt ben ingegaan, hoewel ik dat wel had opgeschreven. Vanavond is er een lid van de
Raad van Commissarissen van de NV Frigas benoemd. Het is uit de discussie daarover ge
bleken dat een inventarisatie van functies en tijdstippen van vervulling zeer noodzakelijk is,
omdat een en ander buiten alle commissievergaderingen om gaat. Wij willen er dan ook bij het
college op aandringen om alsnog op korte termijn de inventarisatie van functies en de uit
gangspunten voor het benoemingenbeleid op papier te zetten en via de Commissie voor Be
stuurlijke Aangelegenheden aan de raad voor te leggen. Wij verwachten eigenlijk wel een
toezegging ter zake, gezien de toezegging van ongeveer anderhalf jaar geleden dat dit punt
in het kader van het nu aan de orde zijnde rapport zou worden behandeld.
Mevrouw De Jong: Ik kan in grote lijnen instemmen met het rapport Commissies: nu en
dan, inzake evaluatie van het commissiestelsel. Het college wil de inspraak meer inhoud ge
ven en uitbreiden, een heel belangrijk punt. Ik proef daar ook duidelijk uit dat het college
wil dat de burgers meer bij het beleid worden betrokken. Ik ben daar vlak voor en onder
schrijf dat ook van harte. Een zeer goed punt is - dat is ook een stap vooruit - dat alle
commissies in het openbaar vergaderen. Wel is het zo dat het werk in de commissies duidelijk
zwaarder wordt. Ik zie in dat verband grote moeilijkheden ten aanzien van enkele raadsad-
viescommissies. Wil men dat werk aan kunnen, dan moeten de zaken bijzonder goed geregeld
worden. Een regeling van spreektijd lijkt mij geen goede zaak, maar zelfdiscipline van
raadsleden vind ik bijzonder belangrijk. In het rapport wordt gezegd dat de raad eerder bij
de beleidsvoorbereiding betrokken moet worden. Ik vind dat een zeer goede zaak. Al met al,
mijnheer de voorzitter, ik kan in grote lijnen meegaan met het rapport en met het voorstel
van het college. Daaruit kan worden geproefd dat ik het initiatiefvoorstel van PAL niet on
dersteun
Ik wil dan nu ingaan op de moties van PAL. Motie I. Het lijkt mij toch goed om het ge
stelde in het rapport op bladzijde 10, onder punt lc, te laten staan. Deze regel zal mijns in
ziens met zeer grote terughoudendheid moeten worden toegepast. Maar ik kan mij voorstellen
dat er in bepaalde gevallen wel gebruik van wordt gemaakt. Ik zal tegen deze motie stem
men.
Motie II. Ik proef een bepaald wantrouwen ten opzichte van het college. Uit het rapport
lees ik duidelijk dat het college de intentie heeft om geen besluit te nemen alvorens de
raadsadviescommissies zijn gehoord. Ik wil nog wel graag van de voorzitter horen hoe dat
zit. Maar als het college genoemde intentie heeft, dan is dat voldoende voor mij.
Motie III. Ik ben van mening dat zowel de raad als het college een eigen verantwoording
heeftWel vind ik dat de mogelijkheid moet worden geopend dat de fracties die niet in het
college zijn vertegenwoordigd op de een of andere manier ook de informatie krijgen die de
leden van het college naar hun eigen fracties toespelen.
Motie IV. Ik ben van mening dat er één keer in de vier jaar duidelijk wordt gekozen. De
37
raad is een afspiegeling van de verkiezingsuitslag. Ik vind dan ook dat elke fractie het
werk met de gekozen raadsleden moet doen, hoe moeilijk dat ook is. Ik weet zelf hoe zwaar
het is om in een kleine fractie het hoofd boven water te houden. Alle commissievergaderin
gen zullen openbaar zijn. Leden van de steunfracties hebben de mogelijkheid om als niet
commissielid deze openbare vergaderingen vanaf de publieke tribune bij te wonen. Zij weten
daardoor welke voorstellen er tijdens de commissievergadering worden besproken en kun
nen, wanneer het raadslid wegens ziekte of anderszins verhinderd is de vergadering bij te
wonen, de informatie naar hem of haar toespelen. Ik zal tegen deze motie stemmen.
De heer De Jong heeft inmiddels de vergadering verlaten.
De heer Buurman: In twee vergaderingen van de Commissie voor Bestuurlijke Aangele
genheden is uitgebreid over het nieuwe commissiestelsel gesproken. Op veel punten zal ik
dus ook niet meer ingaan. Ik mag aannemen dat gedane toezeggingen zullen worden gehono
reerd. Verwacht mag worden dat efficiënter zal kunnen worden gewerkt. Waarschijnlijk zul
len echter de vergaderingen van de raadsadviescommissies wat topzwaar worden. Wij moeten
er maar eens wat ervaring mee opdoen.
Een tweede opmerking betreft de instelling van een raadsadviescommissie voor emancipa
tiezaken. De aandacht die aan deze zaken wordt besteed is naar mijn oordeel zwaar over
trokken. Zoals bekend wordt het door de raad beoogde facetbeleid door mij niet onderschre
ven. Terecht staat in het rapport Commissies: nu en dan, op bladzijde 23, dat onderbren
ging in een raadsadviescommissie gegeven de gekozen structuur minder voor de hand ligt.
Dan had daarvoor ook niet gekozen moeten worden. Het politieke gewicht geeft hier echter
de doorslag.
Mijn derde aandachtspunt is dat, zoals vermeld in het rapport, alle fracties in de gele
genheid worden gesteld zitting te nemen in de negen raadsadviescommissies. Dan zal wel
moeten worden voorkomen dat de vergaderingen van deze commissies op eenzelfde datum en
tijdstip plaatsvinden. Ik denk bijvoorbeeld aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening,
huidige benaming, en de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden waarvoor reeds vergader
data voor het gehele jaar zijn vastgesteld. Ik wil graag de verzekering van het college dat
datum en aanvangstijdstip in ieder geval van raadsadviescommissies niet zullen samenvallen.
Tot slot het vierde punt. Het is min of meer usance geworden dat een raadslid, wanneer
hij of zij verhinderd is een vergadering van de commissie bij te wonen, zich laat vervangen
door een lid van zijn of haar fractie. Ik zeg daar geen woord kwaad van, waarom zou ik.
Maar met name een eenmansfractie heeft nu eenmaal geen mogelijkheden om zich te laten ver
vangen. Ik denk daarbij, onwillekeurig overigens, aan mijn fractie. (De heer De Vries
(weth.)Hoe komt u er op!Ik had wel gedacht dat er een reactie zou komen. (De heer J.F.
Janssen: U bent niet erg optimistisch, mijnheer Buurman.) Dat komt nog. Een tweemans
fractie, mijnheer Janssen, staat er uiteraard al veel beter voor. Nu is er wel iets aan die si
tuatie te doen, maar dan moeten wij 19 maart a.s. afwachten. Terug naar de eenmansfractie
in de huidige situatie. Men kan wijzen op inspraakmogelijkheden vanaf de publieke tribune.
Maar wat zou er nu op tegen zijn wanneer zo'n fractie zich ook in voorkomende gevallen in
raadsadviescommissies kan laten vervangen en wel door een van tevoren aan te wijzen niet
raadslid van zijn politieke richting en dan desnoods zonder stemrecht, lees adviesrecht,
maar verder met alle rechten en plichten van een commissielid. Doet dat ook de representa
tieve democratie geweld aan? Moet daarvan ook een invloedsver grotend effect worden ge
vreesd? Wie dat vreest is toch als een Don Quichot bezig?
De Voorzitter: Ik zal proberen puntsgewijs en kort te reageren. Er is met name door de
heer Van der Wal nogal het nodige opnieuw gezegd dat al uitgebreid in de commissie aan de
orde is geweest. Ik meen daar gemakshalve grotendeels aan voorbij te mogen gaan en te mo
gen verwijzen naar de antwoorden die in de commissie gegeven zijn. Anderen uwer hebben
zich dat ook gerealiseerd en aangekondigd dat zij ook vinden dat de voorbehandeling al zeer
breedvoerig heeft plaatsgevonden.
Mevrouw Brandenburg zegt dat er tijdiger en ruimere informatie gegeven moet worden
aan burgers en instellingen. Bovendien vindt zij dat er in Aan de Grote Klok een duidelijke
omschrijving van het commissiestelsel moet worden gegeven. Ik ben het daarmee eens. Ik
denk zelfs dat wij het niet bij Aan de Grote Klok alleen moeten latenmaar dat wij een hand
zaam drukwerkje moeten maken waarin het stelsel nog eens wordt toegelicht en omschreven.
Het wordt natuurlijk wel wennen; de wijze van werken wordt volkomen anders. Er moet voor
gezorgd worden, te meer omdat wij er vanuit gaan dat vanaf de publieke tribune ook het no
dige weerwerk gegeven gaat worden, dat het duidelijk en helder is waar wij mee bezig zijn.
In beginsel kunnen ook raadsleden in externe overlegcommissies zitting hebben. Wij
stellen ons voor dat wij dat van commissie tot commissie per geval bekijken. In het ene geval
zal er meer aanleiding voor bestaan dan in het andere. Met name wanneer het gaat om een
externe overlegcommissie waarvan het werkterrein ook al een bedding vindt in een raadsad
viescommissie zal die noodzaak wellicht iets minder nadrukkelijk aanwezig zijn dan wanneer
dat niet het geval is. De dorpencommissies bijvoorbeeld vormen dan toch wel een heel apart