38
gegeven. Ik kan mij voorstellen dat je daar in ieder geval de bestaande structuur doortrekt.
Men zal een abonnement moeten kunnen nemen op de stukken voor de raadsvergadering
en voor de commissies. Iemand die een abonnement neemt moet ook alle stukken krijgen. Die
toezegging hebben wij in de commissie gedaan en wij herhalen die hier graag.
Met betrekking tot de behandeling van de begroting en het beleidsplan hebben wij toe
gezegd - dat zullen wij ook proberen - om in ieder geval dusdanige bijstellingen te doen dat
aan de gerechtvaardigde wensen vanuit de raad tegemoet wordt gekomen. Het gaat daarbij
om twee elementen. Het ene is de kwestie van de tijdsfactor tussen de verschillende verga
deringen in. Het andere is het, als het even kan, inlassen van een tweede termijn. Dat zal
waarschijnlijk iets meer moeite kosten, maar wij zullen proberen toch een schema op te zet
ten dat zo goed mogelijk hier op inspeelt.
De heer Sijbesma zegt dat als regel de commissievergaderingen openbaar zijn, maar dat
je incidenteel ook besloten moet kunnen vergaderen. Hij wijst ook nog eens op de timing en
zegt dat overbelasting van raad en college niet in het rapport naar voren komt. De winst in
vergaderingen moet hem zitten in de vergaderingen in de raad. De heer Sijbesma geeft te
kennen dat beperking of verdeling van spreektijd toch niet dan in uiterste noodzaak moet
worden gehanteerd. Wij stemmen daar graag mee in.
Er is door verschillenden uwer gesproken over de kwestie van de kleine fracties. Motie
IV van PAL heeft daar betrekking op, maar ik kom daar zo dadelijk op terug.
De heer Bijkersma heeft ook nog eens onderlijnd dat doublures moeten worden voorko
men. Hij verwijst naar pagina 31 van het rapport Commissies: nu en dan, waar het bejaar
denbeleid aan de orde is. Hij zegt dat dat niet alleen betrekking moet hebben op verzorging,
maar dat je daarbij in de volle breedte de aandacht voor de bejaarden in de samenleving aan
de orde moet kunnen stellen. Het gaat hier om een zaak die zich richt op de portefeuille van
de heer Heere. Ik denk dat er nog gelegenheid zal zijn om daar nader met elkaar van ge
dachten over te wisselen. Het is echter wel de intentie om meer te doen dan alleen te kijken
naar de verzorging, want er zijn nog wel een paar andere onderwerpen die ook de bejaarden
betreffen.
De heer Bijkersma juicht het toe dat er een aparte overlegcommissie voor de werkgele
genheid komt. Hij meent te mogen concluderen dat er te weinig contacten zijn. Ik vind dat
een wat overdreven conclusie. Er zijn vrij veelvuldige contacten met het bedrijfsleven op
verschillende wijzen. Wij hebben gezegd dat je ook nog eens een keer de externe deskundig
heid die er op dit terrein is zult moeten samenbrengen in een overlegcommissie op dit heel
belangrijke onderwerp, om op die manier verzekerd te zijn van een stuk voeding in de be
leidsbepaling die je als gemeentelijke overheid tot stand te brengen hebt. De overige contac
ten blijven onverkort in stand en zullen gewoon voortgezet worden.
De heer Van der Wal heeft een aantal opmerkingen gemaakt, waarvan ik al gezegd heb
dat wij het daarover in de commissie ook al hebben gehad. Hij wijst nog een keer op een
door hem ontdekte tegenstelling in de benadering van de participatie. Wat er in feite staat is
dat je natuurlijk altijd te maken hebt met een spanningsveld. Aan de ene kant wil je als ge
meentebestuur, als gemeenteraad processen toch vaak tot in detail kunnen volgen. Als je
praat over participatie dan wil dat zeggen dat je wezenlijk bevoegdheden overdraagt en aan
anderen over laat. Daar kan een spanning tussen ontstaan. Een en ander zou wel eens de
eigen beslissingsbevoegdheid enigermate kunnen gaan uithollen. Wij hebben dat spannings
veld geconstateerd. Je zult daar ook steeds attent op moeten zijn. Ik dacht trouwens dat de
heer Van der Wal en zijn fractie dat ook steeds zijn. Je zult zeker attent moeten zijn wan
neer het bijvoorbeeld gaat om allerlei organen, waar je als gemeente dan nog wel partij in
bent, die door hun beslissingen de neiging hebben zich te onttrekken aan de gemeentelijke
waarneming. Dat speelt mutatis mutandis nog veel sterker als je in het kader van met name
beheers- en bestuursbevoegdheden de zaken gaat overdragen aan door de gemeente niet di
rect stuurbare instellingen. Toch zijn wij van mening dat het de moeite waard is - dat heb
ben wij ook in het rapport verwoord - om naar wegen te zoeken om dat proces te bevorde
ren.
De heer Van der Wal zegt met betrekking tot de opmerking dat de raad eerder moet wor
den betrokken bij de beleidsvoorbereiding dat het adviseren natuurlijk op tijd moet gebeu
ren en niet nadat het college al een besluit heeft genomen. Als het college een advies vraagt
maar al een besluit heeft genomen, dan kan het college beter geen advies vragen. Het colle
ge gaat er vanuit dat het, als er advies wordt gevraagd, dan inderdaad advies bedoelt. De
finale besluitvorming vindt dan na ontvangst van het advies plaats en voor het college zal er
dan nog marge zijn om aan de hand van het advies tot een andere beslissing te komen. Er is
natuurlijk wel een nieuw gegeven in het geheel. Vond de advisering in het verleden in be
slotenheid plaats, nu gaat die in het openbaar gebeuren. Dat kan best eens betekenen dat
het college moet zeggen dat het, gehoord alle adviezen, tot een ander standpunt komt dan
het aanvankelijk had ingenomen. Op zich zelf hoeft dat helemaal niet schandelijk te zijn. Wij
denken dat wij daar met elkaar aan moeten wennen. Het hoeft helemaal geen gezichtsverlies
te betekenen.
Ik zou gesuggereerd hebben dat het de bedoeling was om leden van het college tegen el
kaar uit te spelen. Dat is een wat ruimhartige interpretatie van wat ik gezegd heb. Ik heb
39
gezegd dat dat inderdaad de consequentie zou kunnen zijn wanneer leden van het college
buiten de collegevergadering om alvast beginnen adviezen in te winnen. Dan kan het zijn
dat een college uit elkaar gespeeld wordt. Wij praten regelmatig met elkaar en wij overleggen
regelmatig. Wij overleggen in het college ook over zaken waarvan wij zeggen dat die eerst
aan de raadsadviescommissie moeten worden voorgelegd voordat wij er een finaal besluit over
nemen. Maar wij blijven met elkaar in het college zicht houden op elkaar en proberen zoveel
mogelijk als een team te functioneren. Dat gaat tot op de huidige dag voortreffelijk.
Enkelen uwer hebben gezegd dat men informatie mist als men niet in het college verte
genwoordigd is. Ik kan mij dat voorstellen, hoewel ik de indruk heb dat daar ook wel eens
wat heel vreselijke voorstellingen van gemaakt worden. Naar gelang men meer met elkaar
praat heb je meer overdracht van informatie; dat is zo klaar als een klont. Wanneer je ie
mand in het college hebt zitten dan heb je als fractie een wat directere relatielijn waar na
tuurlijk ook wel eens wat informatie langs komt. Maar ik waag en durf te stellen dat daar
naast in de informele contactendie ook verschillende fractievoorzitters en fractieleden van
niet in het college vertegenwoordigde partijen hebben met portefeuillehouders, ook wel de
nodige extra informatie wordt uitgewisseld. Dat er wel eens wat verschil in informatie is is
haast onvermijdelijk. Ik kom straks bij de behandeling van de moties van PAL wel op dit
punt terug.
Het is inderdaad waar dat kleine fracties veel meer werk moeten verzetten en zich veel
meer moeten inspannen om aan het hele proces deel te kunnen nemen. Ik zal dat niet bestrij
den. Aan de andere kant heb ik de indruk dat de heer Van der Wal zijn fractie, hoewel die
ook niet zo klein is, daar niet zo erg onder lijdt. Want ik bespeur meerdere malen dat er een
meer dan evenredig deel van de spreektijd door zijn fractie in beslag wordt genomen. Ik ga
er daarbij vanuit dat het niet alleen om holle frasen gaat, maar dat men ook inhoudelijk be
zig is. Ik denk dat het wat dat betreft allemaal wel een beetje meevalt.
Ik wil dan nu de moties van PAL de revue laten passeren. In motie I staat dat het ge
stelde op pagina 10 van het rapport, onder punt lc, niet moet worden vastgesteld. Gelukkig
zijn er anderen die zeggen dat je dat eigenlijk wel moet doen, omdat je die marge toch wel
nodig hebt. Wij gaan er vanuit dat de raad op een gegeven moment mans genoeg is om zelf te
bepalen of hij van een dergelijke bepaling ja of nee in een concrete situatie gebruik moet
maken. Wij zitten er levensgroot met elkaar bij om te zeggen: jongens, dit is toch in strijd
met de gemaakte afspraken. Een bepaling zoals vermeld in het rapport op pagina 10, onder
lc, kan belangrijk zijn. Het kan best nuttig zijn om eens een keer vrijblijvend met elkaar te
praten over het punt, bijvoorbeeld op het gebied van de ruimtelijke ordening, of je nu wel
of niet een bestemmingsregeling moet maken. Als je dat meteen „en plein publique" doet,
dan heb je kans dat je de speculatie loswrikt. Er zullen waarschijnlijk nog veel betere voor
beelden zijn, maar het ontgaat ons wat er op tegen is om voor je zelf toch een beetje ruimte
te houden om naar bevind van zaken in een concreet geval te zeggendit moeten wij nou
toch wel in beslotenheid doen. Als de raad bang is dat hij zelf daarin te ruimhartig zou zijn
en motie I zou aannemen, dan reikt hij zich zelf een brevet van onvermogen aan. De raad is
er toch steeds zelf bij aanwezig?
Motie II. Het besluit daarvan luidt: „dat als regel punten voor besluitvorming eerst voor
advies aan de betreffende raadsadviescommissie(s) zullen worden voorgelegd voordat het
college van b. en w. daar (formeel) een besluit over neemt." Ik heb al aangegeven dat wij,
wanneer wij advies vragen, advies vragen over iets waarover nog niet is besloten. Als er al
besloten is dan moeten wij ook geen advies vragen. Wanneer deze zaak zich straks in de
openbaarheid afspeelt en voor iedereen duidelijk waarneembaar is, zal duidelijk zijn dat de
intentie gericht is op het mogelijk maken vanuit de raadsadviescommissies werkelijk invloed
uit te oefenen op het te voeren beleid, evenzeer als dat nu ook het geval is. Wij hebben dan
ook geen behoefte aan motie II. Mevrouw De Jong zegt dat zij een zeker gebrek aan vertrou
wen uit de motie proeft. Dat gaat ons eigenlijk ook wel een beetje zo.
In motie III is als besluit opgenomen dat raadsleden de vergaderingen van het college
van b. en w. als toehoorder kunnen bijwonen. Deze motie gaat voorbij aan de wijze waarop
collegevorming pleegt plaats te vinden. Daar gaan coalitiebesprekingen en het opstellen van
het collegeprogram aan vooraf. Vervolgens vindt de verkiezing/benoeming van wethouders
plaats. Dat is tegelijkertijd het geven van een vertrouwensmandaat aan degenen die namens
de raad het dagelijks bestuur van de gemeente gaan formeren. Het komt mij voor dat een
kunstgreep als in motie III verwoord is zich eigenlijk niet verdraagt met de gang van zaken
die leidt tot het tot stand brengen van een college. In ieder geval komt de vertrouwensrela
tie daar niet uit naar voren. Het ontgaat mij ook waar dit toe moet leiden, want dan mag je
op het laatst wel een rooster gaan opstellen. Als het de bedoeling is, wat ik eigenlijk even
beluisterde, om nog meer informatie te krijgen dan men al krijgt, dan denk ik dat dat ook
nog wel eens heel erg tegen zou kunnen vallen. Wij zijn geen voorstanders van motie III.
Tot slot motie IV. Daar wordt nog weer eens ingegaan op de problematiek van de kleine
fracties. Die problematiek onderkennen wij ook wel, maar dat is nou een keer de consequen
tie van de verkiezingsuitslag. Het is niet voor niets dat wij één keer in de vier jaar verkie
zingen houden. De kiezer krijgt dan de gelegenheid het standpunt van bepaalde fracties te
toetsen aan zijn wijze van zien met betrekking tot de inrichting van de lokale samenleving.