10 De Voorzitter: Wij gaan dan nu over tot de stemming met betrekking tot de benoeming lid Raad van Commissarissen NV Frigas. Voordracht van burgemeester en wethouders: - de heer J.R. Bijkersma. Benoemd wordt de voorgedragene met 27 stemmen (5 stemmen blanco; 1 stem ongeldig). De heren De Jong en Niemeijer vormden met de voorzitter het stembureau. Punten 6 t.e.m. 13 (bijlagen nrs. 64, 65, 63, 58, 66, 74, 73 en 75). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 14 (bijlage nr. 59). De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1986. Mevrouw Jongedijk-WellesMijnheer de voorzitter. Allereerst zou ik het college een com pliment willen maken voor de wijze waarop het gereageerd heeft op de inwerkingtreding van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing en de daarmee samenhangende veranderingen. Wij zijn het eens met de door de werkgroep voorgestelde beleidswijziging en de onderbouwing daarvan. Op een aantal punten wil ik nog even nader ingaan. Ondanks de financiële gevol gen van de wet zijn wij gelukkig met het meer zelf bepalen van welke onderdelen prioriteit moeten hebben, krijgen of houden. In het verleden werd een en ander toch wat meer be paald door toevalligheden. Verder is het Fonds stadsvernieuwing een gelukkige keus geble ken. Een van de onderdelen die terecht meer aandacht heeft gekregen is de bijzondere plaats die de naoorlogse wijken innemen in het stadsvernieuwingsgebeuren. Wij zijn het dan ook van harte eens met de voorgestelde werkwijze en de daarbij genoemde reservering van één miljoen gulden. Het in de loop van de tijd te ontwikkelen plan van aanpak beschouwen wij als een belangrijk beleidsinstrument om te komen tot herstel van de woningen op zich en het terugdringen van de leegstand en de sociale verpaupering in deze gebieden. Dan nog een ander punt. Er is al erg vaak aangedrongen op een betere aanpak met be trekking tot de woonruimte boven winkels in de binnenstad. Wij hechten hier erg veel waar de aan en zijn dan ook blij met het voorstel van het college om deze problematiek aan te pak ken. Verder zijn wij het eens met de voorgestelde werkwijze een werkgroep een plan van aanpak te laten ontwikkelen, naast het optimaal stimuleren van winkeleigenaren om gebruik te maken van de gunstige subsidieregeling. Dan nog een laatste opmerking. Ondanks het feit dat er nog erg veel moet gebeuren zijn wij tevreden met de tot nu toe behaalde resultaten op het gebied van de stads- en dorpsver nieuwing. Als gemeente Leeuwarden hebben wij een reputatie opgebouwd, die ook voor de nu voor ons liggende periode een stimulans kan zijn door te gaan op de ingeslagen weg. Tijd om op de lauweren te gaan rusten zal er echter wel niet zo zijn, omdat stadsvernieuwing een nooit ophoudend proces blijkt te zijn waarin zich steeds opnieuw problemen voor zullen doen die om een oplossing vragen. Naast alle problemen betekent stadsvernieuwing echter ook dit jaar weer een bijdrage van zo'n 17 miljoen aan de werkgelegenheid in onze gemeente. Reden te meer om deze problematiek voortvarend en met enthousiasme aan te pakken. De heer Van der Wal: Onze fractie kan in grote lijnen instemmen met de inhoud van de Beleidsnota Stadsvernieuwing 1986. Wij hebben er, net als mevrouw Jongedijk, kennis van genomen dat de naoorlogse wijken nu duidelijk in de planning worden opgenomen. Wij heb ben daar al enige tijd voor gepleit en zijn dus blij dat er één miljoen gulden per jaar wordt gereserveerd in dat kader. Ook zijn wij het volledig eens met het instellen van een werk groep, die nagaat of het wonen boven winkels mogelijk gemaakt kan worden en wat de subsi diemogelijkheden daarvoor zijn. Ook dat aspect hebben wij al enige jaren geleden bepleit. Wij stemmen ook in met twee proefgebieden in het kader van de leefmilieuverordening. Ik heb uit het commissie-overleg begrepen dat de voorstellen dienaangaande op niet al te lange termijn zullen komen. Bovendien zijn wij het eens met de voortzetting van de financierings methodiek zoals die in de nota wordt uiteengezet. Minder gelukkig zijn wij met punt 10 van de in de nota opgenomen conclusies en aanbe velingen, waarin staat dat ten aanzien van buurt- en wijkaccommodaties in stadsvernieu wingsgebieden het accent zal worden verlegd van de realisatie van nieuwe accommodaties naar de aanpassing, verbetering en dergelijke van bestaande accommodaties. In de Commis sie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik op dat punt een voorbehoud gemaakt en na overleg binnen onze fractie kom ik hier dan nu op terug. Uitgaande van een gemeentelijke planmati ge indeling in sociaal-culturele werkgebieden of plangebieden wordt plotseling gesuggereerd dat er geen sprake zou zijn van een behoefte aan nieuwe accommodaties binnen het plange 11 bied. Hoe is dat gepeild? Is uit de inspraak niet het tegendeel gebleken? Wat is de werkelij ke behoefte? Reële argumenten zijn de exploitatiedruk en de gewijzigde investeringsmoge lijkheden. Maar is het nog niet veel te vroeg voor een algemene conclusie dat het accent he lemaal verlegd zal moeten worden van nieuwbouw naar aanpassing en verbetering van het bestaande? Betekent dat dat er in de nu aan te pakken stadsvernieuwingsgebieden geen nieuwe gebouwen meer worden neergezet? Wij denken dat dat niet kan. De Meenthe is nu een heel recent voorbeeld. Volgens de bewoners van de Indische Buurt is er wel degelijk be hoefte aan inspraak. Is er een actualisering en aanpassing geweest van de Accommodatie-no ta op grond van ontwikkelingen bijvoorbeeld in Bilgaard en de Meenthe? Is er een inventari satie geweest van de verbeteringsbehoefte van bestaande gebouwen? De behoefte lijkt wel aanwezig en moet worden afgezet tegen de financiële mogelijkheden en wenselijkheden. In de Accommodatie-nota worden doelstellingen en uitgangspunten geformuleerd die ook gelden voor wijken die nu aan de beurt zijn. Zo wordt in de Accommodatie-nota verwezen naar uitspraken in het structuurplan Schil-Oost 1976, namelijk dat er gestreefd moet worden naar het voldoen aan wensen van bewoners voor aangepaste accommodaties voor buurt- en wijkactiviteiten. Er worden allerlei uitspraken gedaan over wenselijkheid van buurtaccommo- daties bijvoorbeeld in de Zeeheldenbuurt en wederom in de Indische Buurt. Wat ligt dan meer voor de hand om bij de opstelling van het Sociaal-cultureel Plan 1987-1991 ook te stre ven naar een actualisering van de Accommodatie-nota? Een stad in beweging moet steeds op nieuw haar behoeftes onderzoeken. Bij zo'n actualisering zou de werkgroep groot onderhoud ook een planning kunnen maken waarin aangegeven wordt welke accommodaties aangepakt moeten worden en wanneer dat moet gebeuren. Onverwachte ontwikkelingen daar gelaten. Een dergelijke inventarisatie kan het mogelijk maken dat wij iets minder hoeven blind te va ren op de post Onvoorzien. Vandaar dat ik de volgende motie indien. „De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 februari 1986, overwegende dat - in verschillende wijken behoefte lijkt te bestaan aan nieuw te rea liseren sociaal-culturele accommodaties; - de financiële mogelijkheden met betrekking tot de realisatie van sociaal-culturele accommodaties zich de afgelopen jaren (negatief) gewijzigd hebben; - het onderhoud van bestaande accommodaties steeds meer aandacht vraagt - de Accommodatie-nota met betrekking tot deze punten achterhaald is en een grondige heroverweging noodzakelijk is, besluit het college van b. en w. op te dragen om de Accommodatie nota te actualiseren om een dergelijke (heroverwegende) discussie mogelijk te maken en tot een afgewogen besluitvorming te komen." De motie is mede-ondertekend door de heer Duijvendak. (De Voorzitter: De motie is vol doende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.) De heer Sterk: Aan de orde is de vaststelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing 1986. De nota is uitvoerig aan de orde geweest in de Commissie voor de Ruimtelijke Orde ning. Diverse organisaties uit de samenleving hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om op deze nota in te spreken. Daarnaast zijn er nog enkele schriftelijke reacties binnenge komen, waarop ook de voorliggende raadsbrief ingaat. Onze fractie vindt de Beleidsnota Stadsvernieuwing 1986 een goede nota, in die zin dat die duidelijk en helder weergeeft wat de bedoeling voor de komende jaren zal zijn en over welke financiële middelen wij kunnen beschikken. Was het voorheen zo dat wij wat betreft de stadsvernieuwing alleen in de zogenaamde vooroorlogse wijken bezig waren, nu kunnen wij wat dat betreft ook een begin maken met de naoorlogse wijken. Wij zullen beginnen in de Meenthe, waarvoor wij een miljoen gulden hebben uitgetrokken. Onze fractie vindt dit een heel goede zaak en ondersteunen die dan ook van harte. Een nieuwe mogelijkheid is de leefmilieuverordening. Onze fractie stemt ermee in dat bij wijze van proef voor twee gebieden een dergelijke verordening wordt ontworpen. Na onge veer een jaar zal er een evaluatie plaatsvinden. Ik neem aan dat dan ook wordt aangegeven tot welke financiële consequenties een en ander zal leiden, opdat er dan een goede afweging kan plaatsvinden. De wethouder heeft in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening de vertegenwoordi gers van de Indische Buurt een toezegging gedaan wat betreft de verkeersonveilige situatie daar. Wij zouden een en ander alvast willen bespreken in de verkeerscommissie. Misschien kan de wethouder daarover nu al iets zeggen. Wij zijn het eens met het commentaar zoals het college dat geeft in de raadsbrief onder de punten A tot en met E. Tot slot wil ik nog een opmerking maken naar aanleiding van hetgeen wethouder Heere heeft gezegd met betrekking tot punt F van de mededelingenlijstinzake de Werkgroep de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 6