Punt 4a (bijlage nr. 118). Benoeming lid Bestuurscommissie Akademie voor Beeldend Kunstonderwijs Vredeman de Vries. Voordracht van de Fryske Kultuerried: - de heer G. Keulen. Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen. Punt 4b (bijlage nr. 132). Benoeming tot bestuurslid van de Stichting Medisch Centrum Leeuwarden. Voordracht van het bestuur van de stichting: - mevrouw L. de Groot-Keyser. Benoemd wordt de voorgedragene met algemene stemmen. De heren Ten Hoeve en Sterk vormden met de voorzitter het stembureau. Punten 5 en 6 (bijlagen nrs. 126 en 133). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 7 (bijlage nr. 135). De Voorzitter: Aan de orde is thans de verkoop van het gebouwencomplex c.a. Wisses- dwinger 1 aan de Stichting voor Beroepsonderwijs en Ander Voortgezet Onderwijs op Alge mene Grondslag in Friesland, gevestigd te Leeuwarden. De heer Ten Hoeve: De raad heeft op 17 mei 1982 besloten tot verhuur van het pand Wissesdwinger 1. Wij zijn toen ook akkoord gegaan met een eventuele tussentijdse verkoop. De raad en natuurlijk ook het college is toen uitgegaan van verkoop op basis van erfpacht, want dat is immers het uitgangspunt van het gemeentelijk verkoopbeleid in de binnenstad. De PvdA-fractie is verbaasd dat in het voorliggende verkoopvoorstel op geen enkele manier wordt gerept over verkoop op basis van erfpacht. Ik zou in eerste instantie graag van de wethouder willen weten hoe het komt dat ten aanzien van dit gebouw in de binnenstad het principe van erfpacht niet is toegepast. Ik wil graag eerst antwoord op die vraag. De heer Van der Wal: Dat geldt ook voor onze fractie. De heer Miedema (weth.): De vorige raad heeft, zoals de heer Ten Hoeve correct heeft weergegeven, op 17 mei 1982 het contract goedgekeurd voor verhuur van het gebouw Wis sesdwinger 1 en voor eventuele verkoop daarvan. Op dat moment is er geen enkele opmer king gemaakt over erfpacht. De heer Ten Hoeve heeft gelijk als hij zegt dat, omdat het hier een pand in de binnenstad betreft, erfpacht in de „picture" had moeten komen. Dat is in me; 1982 niet gebeurd. Het is een bekend feit dat de rijksoverheid in geen enkel geval bereid is zaken in erfpacht te verwerven. Zij is alleen bereid tot aankoop over te gaan wanneer ook de onderliggende grond wordt verkocht. Daarom is ook de belijning van het gedeelte dat verkocht wordt vrij nauw om het gebouw getrokken. Ook in Den Haag, waar men het verst gaat met erfpachtis zelfs de rijksoverheid in staat om alle gebouwen op eigen grond in ei gendom te verwerven. De enige uitzondering die Den Haag maakt op de erfpachtsbepaling is in het geval van verkoop aan de rijksoverheid. Het nu aan de orde zijnde gebouw Wisses dwinger 1 staat op de monumentenlijst. Bovendien hebben wij wel enig belang bij verkoop daarvan. Daarom vond het college het redelijk een uitzondering op onze erfpachtsbepaling te maken. De heer Ten Hoeve heeft volstrekt gelijk dat er in de raadsbrief geen argumentatie voor deze handelwijze is opgenomen, terwijl het gebouw toch duidelijk binnen de stads grachten ligt. Hij heeft nu antwoord gekregen, zij het wel wat laat. Ik wil het hierbij laten, mijnheer de voorzitter. De heer Ten Hoeve: De informatie die wij hadden moeten hebben had in de raadsbrief moeten staan. Voor de binnenstad geldt het algemene uitgangspunt van erfpacht en dat moet ook worden toegepast. Het college heeft de mogelijkheid om van dat uitgangspunt af te wij ken, maar dat moet dan wel gemotiveerd worden aangegeven. Ik vind dat in de toekomst bij welke verkoop ook in de raadsbrief moet worden aangege ven, als wordt afgeweken van het uitgangspunt van erfpacht, waarom dat gebeurt. De wethouder heeft gezegd dat de raad destijds heeft besloten tot verhuur en eventuele 7 verkoop, maar dat er verder niet over erfpacht is gesproken. Nee, dat hoefde de raad ook niet te doen want die heeft uitgesproken dat voor de binnenstad het principe van erfpacht geldt. Het college is het dagelijks bestuur, voert zaken uit en brengt dat principe in in de onderhandelingen. Overigens heb ik in de ter inzage gelegde stukken op geen enkele manier ontdekt dat het college het principe van erfpacht heeft ingebracht. Voor mij gaat het argument dat de wethouder noemt, namelijk dat het rijk niet koopt op basis van erfpacht, niet op. Wanneer wij ons en andere gemeenten zich daar automatisch bij neerleggen dan moet de positie van het rijk in dezen - wij vinden die als raad principieel niet juist, omdat wij voor erfpacht kiezen - landelijk maar eens ter discussie komen. Ik vind het een fout uitgangspunt om er bij voorbaat vanuit te gaan dat het rijk niet wil kopen op basis van erfpacht. Het gaat hier overigens om precies dezelfde discussie als die ten aanzien van de Oostergoweg. Er werd toen gezegd dat de Nederlandse Spoorwegen nooit zouden toe staan dat er een gelijkvloerse kruising wordt aangelegd; dat uitgangspunt stond niet ter discussie. Maar op het moment dat er andere gegevens boven tafel komen blijkt dat algemene uitgangspunt best voor verandering vatbaar te zijn. Nogmaals, wij kunnen deze zaak niet voldoende afwegen omdat er geen motivering in de raadsbrief is opgenomen. Wij vinden dat er in het vervolg argumenten moeten worden opgenomen in de raadsbrief. Ik wil er op wijzen dat wij wel moeten oppassen met wat wij doen. Wij hebben gekozen voor het uitgangspunt van erfpacht. In een aantal gevallen - het ging daarbij om grote ko pers - zijn wij afgestapt van het uitgangspunt van erfpacht. In dit geval zelfs zonder moti vering. Wij hebben echter ook te maken met kleine kopers in de binnenstad. Wij wijken wat die groep betreft ook niet af van dit uitgangspunt. Deze mensen hebben ook niet de moge lijkheid om te zeggen: mijn uitgangspunt is niet kopen op basis van erfpacht. Wij passen in dat geval dat uitgangspunt wel toe. Of het nu om veel of om weinig geld gaat, voor iedereen moeten dezelfde criteria gelden. Ik zal straks een stemverklaring geven. (De heer De Jong: Hoe ging het ook al weer met het pleinafsluitend gebouw?) U heeft die discussie kennelijk niet goed gevolgd, mijnheer De Jong. Maar het gebeurt wel vaker dat u niet goed op de hoogte bent. De heer Van der Wal: Onze fractie is het eens met de argumentatie die de heer Ten Hoe ve naar voren brengt. Er dient, als er wordt afgeweken van de algemene stelregel: erfpacht in de binnenstad, in de raadsbrief een duidelijke ^motivering te worden opgenomen waarom dat gebeurt. De informatievoorziening was in de Commissie voor het Grondbedrijf, waar dit punt werd behandeld, ook zeer summier. Wij hadden toen alleen de beschikking over de raadsbrief. Er is een hele briefwisseling geweest over achterstallige huur. Die huur moet natuurlijk gewoon worden betaald. Maar dat feit slaat echter niet zozeer op het nu aan de orde zijnde voorstel. Overigens blijkt uit informatie dat de stichting c.q. het rijk het huurcontract nooit heeft ondertekend. Er is geen ondertekend huurcontract op grond waarvan deze verkoop voortvloeit De wethouder zegt dat - volgens mij is dat een gelegenheidsargument dat achteraf is be dacht; het is nergens in de stukken terug te vinden - b. en w. vinden dat er in dit geval sprake is van een uitzondering wat betreft het afwijken van het uitgangspunt erfpacht in de binnenstad. Ik heb nergens in de stukken gelezen dat dat uitgangspunt is ingebracht in de onderhandelingen en dat dat is afgewezen. Een ander argument dat door de wethouder is genoemd is het feit dat het hier om een monument gaat. Wij weten uit ervaring dat er ten aanzien van monumenten waar het karakter van een monument nou niet onmiddellijk van af druipt via allerlei procedures uitzonderingen gemaakt kunnen worden - ik wijs even op het Ritske Boelemagasthuis - en zeker als het rijk daar zelf bij betrokken is. Monumenten blij ken dan helemaal niet zo veilig op de monumentenlijst te staan als wij wel geneigd zijn aan te nemen. Daar komt nog bij dat de plaats waar het gebouw Wissesdwinger 1 staat een zeer kwetsbaar en karakteristiek punt is in de Leeuwarder binnenstad. Wij hebben er dus alle belang bij om hier erfpacht toe te passen om een extra privaatrechtelijke vinger in de pap te houden. De argumenten die nu door de wethouder worden genoemd geven althans onze fractie geen enkele aanleiding om voor dit punt een uitzondering te maken op de stelregel van de erfpacht. Wij zullen dan ook tegen de verkoop van de grond stemmen en daarmee ook tegen het voorstel tot verkoop van het gebouwencomplex, want een en ander is aan elkaar gekop peld. Een voorstel om de opstal te verkopen en de grond in erfpacht te geven zal eventueel wel door ons gesteund worden. Wij zien evenwel de noodzaak eerlijk gezegd niet zo ver schrikkelijk in om het pand te verkopen, aangezien wij dat rendabel verhuren. Onze fractie vindt dat, als deze verkoop niet door zou gaan, er niet zo erg veel problemen ontstaan om dat de huurprijs gewoon moet worden betaald. Mevrouw Van Dijk-van Terwisga: De VVD-fractie vindt dat er niet zonder nadere moti vering mag worden afgeweken van de Nota erfpacht betreffende de binnenstad waar erf pacht regel is. Deze opmerking stemt overeen met wat de heer Ten Hoeve hierover naar vo ren heeft gebracht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 4