10
dergelijks voor de gemeente een aantal dingen betekenen, bijvoorbeeld dat je per saldo niet
bezuinigt. Aan de andere kant zouden de wijken in zo'n geval weten waar zij aan toe zijn.
Het bedrag dat je bespaart zou in dit geval naar de wijken toegaan, waardoor zij het onder
houd zelf kunnen plegen.
Wat betreft het nu aan de orde zijnde voorstel moeten wij ons de vraag stellen in hoe
verre precedentwerking aanwezig is. Of is de wethouder van mening dat deze zaak op zich
staat en zo ja waarom dan?
De heer De Vries (weth.): De zaak van de Mixedclub Hockeyclub Leeuwarden moeten wij
op zijn eigen merites bekijken. Wij kunnen wat dat betreft geen enkele consequentie ver
binden in de richting van andere beleidssectoren, maar dat is ook niet de bedoeling. Wij
hebben gezocht naar een mogelijkheid om het verzoek, dat enige jaren geleden voor het
eerst hier werd gedeponeerd, te honoreren. Wij zijn van mening dat de constructie die wij
nu hebben gevonden hierop aansluit. De stichting zal zelf voor een bedrag van 372.000,—
aan eigen middelen moeten zorgen. Dat is een enorm bedrag en daarom zal hetgeen nu aan
de orde is een incidentele zaak blijven. Iedere vereniging die in staat is hetzelfde te doen,
heeft recht op hulp en steun van de kant van de overheid. Wij hebben de nu voorgestelde
regeling met name geconstrueerd, omdat anders de hockey sport in onze stad, die technisch
in een achterstandssituatie verkeert, nog verder in de achterhoede zal belanden.
De heer Duijvendak heeft gevraagd of het hier om een vorm van privatisering gaat die
gepaard zal gaan met een verlies aan arbeidsmogelijkheden. Zo is het niet. Het bedrag van
120.000,is gewoon een kapitalisatie van de materiële kosten die wij gedurende de periode
dat het kunstgrasveld in gebruik is binnen de dienst zullen besparen. Tegen die achter
grond menen wij dat deze oplossing alleszins de moeite waard is. Ik voeg er nog aan toe dat
dit voorstel ten aanzien van welke andere beleidssector ook geen enkele consequentie in zich
bergt.
De heer Duijvendak: Ik hoop dat dat laatste het geval zal zijn, maar ik vraag mij af of
de gemeente zich wat dat betreft wel voldoende tegen de precedentwerking heeft ingedekt.
Als je het raadsvoorstel leest dan kun je niet aan de conclusie ontkomen dat groepen die
hierna zullen komen, zowel binnen het terrein van de sport als binnen het bredere terrein
van het welzijnsbeleid, weieens van de gemeente zouden kunnen vergen dat zij op dezelfde
wijze worden behandeld als nu de Mixedclub Hockeyclub Leeuwarden. Wat er nu gebeurt is
dat het volle bedrag dat bespaard wordt, namelijk 13.800,op de begroting, wordt geka
pitaliseerd en dat 120.000,als beloning naar deze club gaat. Ik heb al gezegd dat wij het
uitstekend vinden dat deze voorziening er komtmaar wij moeten ons wel afvragen wat voor
consequenties dit voorstel heeft naar andere organisaties toe. Wat dat betreft is mijn fractie
in zekere zin bang dat die precedentwerking er wel is. Voor een aantal terreinen zouden wij
dat uitstekend vinden, hoewel dat voor onze begroting nog wel eens wat zou kunnen beteke
nen.
De heer De Vries (weth.): De heer Duijvendak heeft in tweede instantie geen andere ar
gumenten meer naar voren gebracht. Hij heeft nogmaals gezegd dat dit voorstel een prece
dentwerking heeft naar andere verenigingen. Ik heb al gezegd dat de hockeyclub zelf
372.000,op moet hoesten. Alleen al dat feit zal het voor andere verenigingen praktisch
onmogelijk maken om op deze wijze een dergelijke constructie bij de gemeente te bepleiten.
Mocht zo'n constructie wel worden bepleit en identiek zijn aan die welke nu aan de orde is,
dan ligt het voor de hand dat het beginsel gelijke monniken gelijke kappen zal moeten wor
den toegepast.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voor
stel van b. en w.
Punt 21 (bijlage nr. 124).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 90).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Notitie De toekomst van het voortgezet onderwijs in Leeu
warden
De heer E.M. Janssen: Betrekkelijk snel na het vaststellen van de Raamnota Onderwijs
beleid, ligt nu de deelnota over het voortgezet onderwijs voor ons. Een korte, duidelijke
notitie waar wij in grote lijnen mee instemmen. Van harte hebben wij al weer ruim vijf jaar
geleden meegewerkt aan de fusie tussen de Stedelijke Scholengemeenschap en de Wopke Eek-
hoffschool voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo). Een stap in de richting
van brede scholengemeenschappen. Tot nu toe hebben wij geen spijt van die raadsbeslis-
11
sing. Ook b. en w. willen verder op de weg van brede scholengemeenschappen. Gezien de
vele problemen en onduidelijkheden, met name vanwege het rijksbeleid, is het verstandig
voor een stap-voor-stap benadering te kiezen. Wij zijn het dan ook eens met het voorstel om
een werkgroep te vragen op korte termijn concrete samenwerkingsmogelijkheden in het
voortgezet onderwijs in Leeuwarden uit te werken. Waar denkt het college bij „op korte ter
mijn" precies aan?
Ik wil over de werkgroep nog twee opmerkingen maken. In de eerste plaats vinden wij
een tweedeling in het voortgezet onderwijs - aan de ene kant lager beroepsonderwijs (lbo)
en mavo en aan de andere kant hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), atheneum en
gymnasium - ongewenst. De bedoeling van brede scholengemeenschappen is immers om drem
pels voor met name kinderen van het lbo en het mavo te slechten. De werkgroep dient er bij
het uitwerken van samenwerkingsvoorstellen dan ook voor te waken dat niet sluipenderwijs
eerdergenoemde tweedeling dichterbij komt en het uiteindelijke doel, brede scholengemeen
schappen, steeds verder wegraakt. In de tweede plaats is de laatste jaren vooral door het
landelijke circulaire-beleid onnodig enorme onrust in het onderwijs ontstaan. Nog steeds is
onduidelijk hoe het nu verder gaat met het voortgezet onderwijs; dat gaat ten koste van het
onderwijs zelf. Het is in dat kader van belang dat het gemeentelijk beleid de richting aan
geeft waar het voortgezet onderwijs in Leeuwarden naar toe moet groeien. Deze notitie leent
zich daar goed voor. Ik hoop dat de werkgroep door goed overleg met alle betrokkenen on
nodige onrust in Leeuwarden kan voorkomen.
Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De heer Buurman: Reeds bij de behandeling van de Raamnota Onderwijsbeleid op 3 juni
1985 heeft mijn fractie een kanttekening geplaatst bij het streven naar brede scholengemeen
schappen. Kort weergegeven: het verdient aanbeveling dat het categoriale onderwijs verte
genwoordigd blijft. Ouders kunnen dan in het belang van hun kinderen kiezen voor een
kleine school. Nu ademt de notitie De toekomst van het voortgezet onderwijs in Leeuwarden
onmiskenbaar het streven via samenwerking en fusie te komen tot grote scholengemeen
schappen. De notitie zegt echter zelf op pagina 23: „Het is jammer dat er nauwelijks syste
matisch onderzoek is gedaan naar het onderwijskundig functioneren van grote scholenge
meenschappen. Een van de meest recente, en een van de weinige, is dat van L. van Marwijk
Kooy-Von Baumhauer uit 1984." Daarin wordt voorbijgegaan aan a. de omstandigheid dat
naarmate een school groter wordt extra eisen moeten worden gesteld aan het management,
terwijl de huidige schoolleiders en de organisatie daarop in veel gevallen niet zijn berekend
- het welbevinden van leerlingen wordt daardoor niet bevorderd -, en b. het feit dat onder
wijskundige mogelijkheden samenhangen met een meer uitgebreide leerlingenbegeleiding. De
conclusie moet zijn dat men zich dit onvoldoende heeft gerealiseerd.
In de notitie wordt op pagina 29 vermeld: „Een aantal inzenders meent echter dat de
door ons uitgesproken voorkeur voor (brede) scholengemeenschappen niet uit de notitie
volgt c.q. dat de doelstellingen ook binnen een categoriaal systeem zijn te realiseren. Naar
onze mening is dat laatste maar beperkt waar." Het eerste deel van dit citaat kan ik onder
schrijven, het tweede deel betwist ik. Er is een voorwaarde aan verbonden en wel deze:
mits wordt voldaan aan bekwame leiding en een goede organisatie.
Aan het slot van de notitie is een groot aantal belanghebbende scholen genoemd, dat
zich keert tegen het streven naar brede scholengemeenschappen. Ik meen terecht. Het Ste
delijk Gymnasium wijst onder meer op een verantwoorde schoolkeuze voor een deel van de
leerlingen op 12-jarige leeftijd gezien hun interesse, aanleg en vaardigheden. Het extra dat
het gymnasium in zich heeft kan niet worden weggepoetst. De Potmarge, een school voor in
dividueel technisch onderwijs, loopt voor op andere scholen wat leerlingenbegeleiding be
treft. Zo zou meer te noemen zijn. Deze scholen vertonen eigenschappen welke verloren
dreigen te gaan. Mijn fractie kan zich goed voorstellen dat zij een afwerende houding inne
men.
Er komt nog een argument bij, reden waarom mijn fractie van meet af aan zich terughou
dend wil opstellen. Wanneer brede scholengemeenschappen tot stand komen via intensivering
van de bestaande samenwerking en integratie van onderwijsvormen, is het gevaar groot dat
richtingoverstijgend, wellicht in de vorm van samenwerkingsscholen, druk zal worden uitge
oefend en dat fusies ontzuiling zullen stimuleren. Het rijk kon nog wel eens in toenemende
mate hier in voorgaan, gevolgd door de provincie en de gemeente. Het is best mogelijk dat
een school van de categorie bijzonder onderwijs minder mogelijkheden heeft, maar dat heb
ben zij die dit onderwijs voorstaan er ook voor over. Die ruimte moet er blijven.
Resumerend. A. Brede scholengemeenschappen zijn niet het een en het al. B. Aandacht
voor eventuele richtingoverstijgende druk in de toekomst als gevolg van fusie en integratie.
De heer Visser: De voorliggende notitie De toekomst van het voortgezet onderwijs in
Leeuwarden geeft ons aanleiding het volgende op te merken. De definitieve versie van de
notitie, zoals die tot stand is gekomen na de ingekomen reacties, komt samengevat neer op
overeenstemming met het onderwijsveld over de uitgangspunten en doelstellingen van het
onderwijsveld die in de Raamnota Onderwijsbeleid in hoofdlijnen zijn vervat. In organisatori-