24 Punten 24 en 25 (bijlagen nrs. 146 en 152). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 26 (bijlage nr. 156). De Voorzitter: Dit punt luidt: Integratie van de Leeuwarder Schooladviesdienst (SAD) en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleiding (GCO) in Friesland. De heer E.M. Janssen: Voor ons ligt de uitwerking van de integratie SAD-GCO. Op 17 februari jl. heeft deze raad ingestemd met de hoofdlijnen van de integratie. In bijzonder korte tijd is deze uitwerking tot stand gekomen. Dit was noodzakelijk omdat anders voor 1986 geen rijkssubsidie wordt ontvangen. Deze snelle werkwijze is een compliment waard, zeker wanneer wij terugdenken aan het moeizame fusieproces dat achter ons ligt. Het is b. en w. gelukt tussen rotsen en klippen doormanoeuvrerend het fusieproces tot een goed einde te brengen. Voorwaar geen eenvoudige klus. Met name wethouder De Vries, als voorzitter van de Bestuurscommissie voor de SAD, en wethouder Heere, als leider van de onderhandelings delegatie, hebben aan dit succes bijgedragen. Op 1 augustus a.s. gaat de Leeuwarder SAD op in het GCO. Het gemeentebestuur houdt met name in de stuurgroep voor het werkgebied Leeuwarden een stevige vinger in de pap. Daarnaast zal in overleg met de Vereniging van Friese Gemeen ten gestreefd worden naar een Leeuwarder zetel in het bestuur van het GCO. Een naar onze mening zeer reële vraag. Juist omdat het gemeentebestuur ook na 1 augustus pas de nodige inbreng in het GCO heeft, wil ik hier tot slot nog aandacht vragen voor de positie van het personeel van de SAD, Vooropgesteld moet worden dat rechtspositioneel alles door het gemeentebestuur keurig is geregeld. Waar het om gaat is dat de werkwijze en de procedures nu vooraf niet volledig uitgewerkt konden worden. Ook door de beperkt beschikbare tijd voor het opstellen van de overgangsnota is de inbreng van het personeel niet optimaal geweest. De medezeggenschaps commissie van de SAD heeft juist vanwege onzekerheid over de nadere uitwerking over een aantal punten nog haar bedenkingen. Naar onze mening moet het na de fusie mogelijk zijn dat in goed overleg deze uitwerking alsnog plaatsvindt. Wij vragen dan ook aan diegenen van b. en w. en het ambtelijk apparaat die bij het GCO betrokken zullen blijven hieraan bijzondere aandacht te willen schenken. Ik dank u wel, mijnheer de voorzitter. De heer Visser: Wanneer ik vanavond het woord vraag over dit punt, dan beschouw ik dat van mijn kant als het laatste wapenfeit als raadslid. Ik prijs mij gelukkig dat ik, in ad viserende zin, vrijdag jl. in een extra vergadering van de Commissie voor het Onderwijs als voorzitter van de commissie aan het eind van de behandeling heb mogen constateren dat thans alle fracties akkoord gaan met het voorliggende voorstel. Er zijn ten aanzien van het voorstel nog wel een paar kanttekeningen gemaakt. De heer Janssen is daar al even op inge gaan en ik denk dat er zo meteen nog wel een opmerking komt. Ik heb wel geconstateerd dat een en ander geen belemmering is voor het uiteindelijk positieve besluit dat het college ons heeft voorgelegd. De kwestie van de schoolbegeleiding is een zaak van lange adem geweest. Ik herinner mij dat ik hierbij aan het eind van de jaren '60 al betrokken was, niet zozeer als raadslid maar in bestuurlijke zin van de zijde van het bijzonder onderwijs. Het bijzonder onderwijs is naar ik meen per 1 januari 1971 toegetreden tot de gemeentelijke dienst, die daarmee een behoor lijke impuls heeft gekregen. Het ging toen niet om gemakkelijke onderhandelingen, nu zijn zij dat ook niet geweest. Ik heb zojuist oud-wethouder Ten Brug binnen zien komen. Hij weet hier alles van, want hij heeft deze hele zaak meegemaakt. Ik prijs mij een gelukkig man omdat ik in de voor mij laatste raadszitting de afhandeling van deze materie mag meemaken. Daar komt nog het volgende bij. Toen het voorstel tot inte gratie van de SAD en het GCO in november 1983 door de raad in meerderheid werd afgewezen waren daarbij ook twee leden van onze fractie betrokken. Ik kan u thans mededelen, mijnheer de voorzitter, dat onze hele fractie achter uw voorstel staat. De heer Meerdink: Ik denk ook dat het vanavond de laatste keer zal zijn dat de integra tie van de SAD Leeuwarden en het GCO aan de orde komt. Te zijner tijd zal er neem ik aan nog wel gepraat worden over een evaluatie. In de Overgangsnota SAD-GCO is het op 17 februari 1986 gesloten akkoord nader uitgewerkt. Het vervelende is dat om der tijdswille deze raad eigenlijk alleen nog maar kan instemmen met deze over gangs nota. Doet de raad dat niet dan is de kans groot dat dat de gemeente extra geld gaat kosten. Ik blijf het onjuist vinden om op deze wijze besluiten te moeten nemen. Aan de andere kant besef ik dat het bijna onmoge lijk was om dit voorstel op de agenda van de raad van 1 april te plaatsen. In de Commissie 25 voor het Onderwijs is ook over dit voorstel gesproken, zelfs tot twee keer toe. De eerste keer kon er namelijk inhoudelijk niet over het voorstel worden gesproken. Tijdens de eerste vergadering had de medezeggenschapscommissie kritiek op het feit dat het personeel nauwe lijks betrokken is geweest bij het opstellen van de overgangsnota. Als ik daaraan toevoeg dat met de opsteller van de nota - de opsteller namens de SAD - geen overleg is gevoerd, dan zal het duidelijk zijn dat het personeel van de SAD niet overloopt van vertrouwen in de integratie. In ieder geval wordt op dat vertrouwen een grote claim gelegd. Onze fractie hoopt dat het, wanneer de integratie een feit is, toch zal meevallen. Uit de overgangsnota wordt duidelijk dat het werkgebied Leeuwarden een aparte status krijgt binnen het GCO. De stuurgroep Leeuwarden krijgt een aantal bevoegdheden dat met name voor het beleid in het werkgebied Leeuwarden van belang kan zijn. Vanzelfsprekend zal deze aparte status ook het huidige personeel van de SAD in bepaalde mate raken - wij gaan daar tenminste vanuit - omdat dat het beleid uitvoert. Er blijven toch een paar moeilijke punten over. In de eerste plaats de werkuitvoering. De SAD kent een bepaalde organisatie ten aanzien van het werk en de beleidsbepaling. Ook het GCO kent een dergelijke organisatie. Logisch is dat het personeel van de SAD in het werkgebied Leeuwarden van het GCO werkzaam zal zijn en daarbij één werkverband zal vormen. Daarover was nog enige onduidelijkheid. Het werkverband zal ingepast moeten worden in de organisatie van het GCO. Een en ander vraagt van beide kanten wat inschikkelijkheid. De vraag daarbij is of die inschikkelijkheid in dit geval alleen van de kant van het personeel van SAD moet komen. Ik vind dat de in de overgangsnota op pagina 14 geschetste organisatiestructuur van het GCO verduidelijkt moet worden en van een heldere toelichting dient te worden voorzienwant dat zal voor alle be trokkenen een stuk duidelijker zijn. Het feit dat de organisatiestructuur elk jaar geëvalueerd zal worden biedt in ieder geval perspectieven op aanpassingen van de organisatiestructuur. Het tweede moeilijke punt is de vraag hoe de aparte status van het werkgebied Leeuwar den geëvalueerd moet worden. Op dit punt biedt de overgangsnota niet meer duidelijkheid dan het akkoord op hoofdlijnen. Mijn suggestie van 17 februari 1986 om evaluatiepunten op te nemen werd toen niet overgenomen. Maar datgene wat in de overgangsnota op pagina 3 staat is tamelijk vaag: "Het functioneren van de stuurgroep Leeuwarden met de hiervoor geschetste taken en bevoegdheden zal na afloop van de overgangsperiode van 5 jaar worden geëvalueerd. Het op basis van deze evaluatie in overleg met de gemeente Leeuwarden te kie zen stuurgroepmodel dient te passen binnen de bepalingen van de gemeenschappelijke rege ling." In de gemeenschappelijke regeling wordt met geen woord gerept over de aparte status van Leeuwarden. Dat is ook logisch, omdat deze regeling zonder Leeuwarden is opgesteld en Leeuwarden slechts toetreedt tot de regeling. Maar als vervolgens in de overgangsnota wordt opgemerkt dat het op basis van de evaluatie te kiezen stuurgroepmodel moet passen binnen het kader van de gemeenschappelijke regeling, dan wordt het voor mij wat cryptisch. Wordt nu bedoeld de huidige gemeenschappelijke regeling of wordt bedoeld een eventueel gewijzigde gemeenschappelijke regeling? Wanneer het laatste wordt bedoeld wordt kennelijk gespeculeerd op een binnen de overgangsperiode te realiseren wijziging. Ik vind dat nogal optimistisch. Graag zou ik van de wethouder duidelijkheid hieromtrent krijgen, mede omdat hij zelf op 17 februari jl. sprak over afspraken tussen het GCO en de gemeente Leeuwarden en daarbij niet repte over een wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Daarnaast zou, als ik mij goed herinner, ook de functie van coördinator van het werk gebied Leeuwarden, die bij voortijdig vertrek van de adjunct-directeur aangesteld zal wor den - het ziet er naar uit dat dat al voor 1 augustus gaat gebeuren -worden geëvalueerd Daarover heb ik ook niets in de overgangsnota gelezen. Het lijkt mij goed dat ook nadrukke lijk de coördinatiefunctie voor het werkgebied Leeuwarden als evaluatiepunt wordt opgeno men, omdat deze functie naar mijn idee onderdeel uitmaakt van de aparte status van het werkgebied Leeuwarden. Ook ten aanzien hiervan zou ik graag een reactie van de wethouder willen hebben. De heer De BeerHet is duidelijk dat - dat blijkt ook uit de opmerkingen van de voor gaande sprekers - er nog een aantal punten is dat om een oplossing vraagtHet lijkt mij dat tussen nu en 1 augustus oplossingen gezocht moeten worden voor de problemen die van avond maar ook in de commissievergadering, onder anderen die van de vorige week, geconstateerd zijn en om een oplossing vragen. Bovendien zijn daartoe ook tijdens de over gangsperiode van 5 jaar nog mogelijkheden genoeg. Onze fractie is van mening dat wij op dit moment deze beslissing wel moeten nemen. Wij dringen er echter bij b. en w. op aan voor al aandacht te schenken aan de punten die zijn besproken in de commissievergadering en zijn opgenomen in het betreffende verslag en aan de punten die zijn genoemd in de laatste brief van de medezeggenschapscommissie van de SAD. De heer De Vries (weth.): De leden van de raad die hebben geconstateerd dat hier sprake is geweest van een lange weg hebben volkomen gelijk. Van de andere kant is het zo

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1986 | | pagina 13