26
dat wij weten dat wij geen keuze hebben. Er is gezegd dat onderwijsbegeleiding alleen mogelijk is
binnen werkeenheden van tenminste 20.000 schoolgaande kinderen. De gemeente Leeuwarden
kan niet meer dan maximaal 8.000 schoolgaande kinderen ophoesten. Slotconclusie: Leeuwar
den kan niet functioneren met een rijkssubsidietitel. Tegen die achtergrond restte ons als
gemeente geen andere keuze dan te proberen opnieuw binnen de organisatie van het GCO
te komen tot deze integratie. Na de afstemming in 1983 door de raad waren wij al redelijk
gauw voldoende geïnformeerd van de kant van de rijksoverheid dat wij niet behoefden te
rekenen op mogelijke alternatieven. Tegen die achtergrond hebben de beleidsfunctionarissen
van het Ministerie van Onderwijs een belangrijke rol gespeeld rondom het verder op gang
brengen van de overlegsituatie met het GCO. Collega Heere heeft met de medewerkers van
de afdeling Onderwijs verder de zaken geregeld. Een en ander heeft eerst geresulteerd in
het principe-besluit van februari jl. en daarna in de uitwerking van de Overgangsnota
SAD-GCO, die een produkt is van het overleg tussen beide directeuren. Ik wil hierbij aan
tekenen dat het overleg blijkens berichten in een uitstekende sfeer is verlopen en dat men
over en weer voldoende kenbaar de eigen positie daarin heeft kunnen aanbrengen.
De integratie SAD-GCO luidt een periode van 5 jaar in waarin dit proces zijn hele ont
wikkeling moet doormaken. Het is natuurlijk niet zo dat na het besluit van de raad de inte
gratie een feit is, want die zal stapsgewijs tot stand gebracht moeten worden. Belangrijkste
voorwaarde daarvoor is dat er in het werkgebied Leeuwarden een stuurgroep functioneert
die belangrijk meer invloed op de inhoudelijke bepalingen van het beleid heeft, dan dat in
andere stuurgroepen in de provincie het geval is. De thans in de Bestuurscommissie voor de
SAD functionerende leden zullen voor het merendeel overgaan naar de stuurgroep. Zij zullen
vanuit die optiek proberen inhoudelijk zo goed mogelijk de ontwikkeling van de schoolbege
leiding in onze gemeente te begeleiden en te stimuleren en verder alles doen wat mogelijk is
om de integratie over 5 jaar tot een feit te maken.
Onze SAD wordt opgeheven en wordt een onderdeel van het GCO. Een dienst in een
dienst zal in Leeuwarden nooit kunnen functioneren. Wij zullen ons uiterste best moeten doen
om deze twee eenheden tot een goed samenspel te brengen en ervoor moeten zorgen dat wij
vanuit die situatie het onderwijsveld in Leeuwarden optimaal kunnen bewerken.
Ik heb begrepen dat de heren Janssen en Visser volledig met deze zaak akkoord gaan.
De heren Janssen, Meerdink en De Beer zijn van mening dat de medezeggenschapscom
missie niet optimaal heeft kunnen functioneren bij het tot stand komen van de overgangsnota.
Wij konden niet anders, want wij zaten in tijdnood. Daar kwam bij dat wij er rekening mee
hielden dat met name van de kant van de directeur de nodige informatie zou worden door
gespeeld naar de medezeggenschapscommissie. Wij konden echter niet vermoeden dat de direc
teur juist in deze fase van het overleg zich elders in Europa zou ophouden.
Mijnheer de voorzitter, wij hebben voldoende vertrouwen in de medewerkers van de SAD
en het GCO dat de onderwijsbegeleiding - beide instituten zullen naar elkaar toe moeten
groeien tot één geïntegreerd instituut - voldoende aan haar trekken zal kunnen komen.
Aan het adres van de heer Meerdink moet ik zeggen dat wij ten aanzien van de gemeen
schappelijke regeling niet in de zijlinie hebben gefunctioneerd. De gemeente Leeuwarden is
een aantal jaren geleden - de heer Hermes was toen nog staatssecretaris van Onderwijs -
toegetreden tot de gemeenschappelijke regeling. Dat was namelijk de voorwaarde op grond
waarvan wij op dat moment voor subsidie in aanmerking konden komen. Wij - dat waren oud
burgemeester Brandsma en oud-wethouder Ten Brug - moesten de heer Hermes plechtig be
loven dat wij ons uiterste best zouden doen om integratie tot een feit te maken.
Mijnheer de voorzitter, er is heel wat water door de Dokkumer Ee gevloeid voordat het
zover was. Met de heer Visser ben ik blij dat wij op de valreep van deze raadsperiode dit
besluit nog kunnen nemen. Wij moeten ons er op instellen dat wij 5 jaar lang de gelegenheid
krijgen om deze beide instanties tot een goed samenwerkend geheel te maken. Aan het eind
van deze 5 jaar zal de evaluatie moeten uitwijzen hoe wij met elkaar de stuurgroep in Leeu
warden verder kunnen laten functioneren.
B. en w. vertrouwen er op dat met name de wijze waarop de stuurgroep Leeuwarden
wordt opgestart mederichtinggevend zal zijn voor de hele ontwikkeling van het GCO in de
andere werkgebieden in Friesland. Wij weten dat ook daar behoefte is aan een inhoudelijk en
beleidsbepalend meer betrokken zijn bij de ontwikkeling van het werk op lokaal niveau. Een
en ander kunnen wij via onze stuurgroep vanaf het eerste moment al tot stand brengen.
Er is gezegd dat er nog een aantal punten ligt dat om een oplossing vraagt. Wij geven
dat toe, want wij hebben niet alles in een keer glad kunnen strijken. Wij hebben echter niet
alleen met volwassen mensen maar ook met intellectueel hooggekwalificeerde mensen te maken.
Er is dan ook van onze kant voldoende vertrouwen dat zij gezamenlijk in staat zullen zijn de
gehele dienst tot een goed functionerend geheel te maken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
27
Punt 27 (bijlage nr. 168).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Tweede fase Jeugdwerkplan: vier leerwerkplaatsen bij de
gemeente.
De heer Meerdink: De heer Visser heeft bij het vorige punt gezegd dat hij voor het laatst
het woord zou voeren. Ik zal dat nu doen. Voor ons ligt het voorstel tot uitvoering van de
tweede fase van het jeugdwerkplan. De raad moet er nog ja tegen zeggen, maar ik heb in de
krant een advertentie gelezen waarin vier schoolverlaters worden gevraagd. Kennelijk heeft
het college aangenomen dat de raad met het voorstel akkoord zal gaan. In de Leeuwarder
Courant werd het voorliggende voorstel voor deze tweede fase als nieuws gebracht. De kop
boven het artikel kwam bij mij wat sarcastisch over: "Gemeentelijke poging tot oplossing van
de jeugdwerkloosheid". Ik kan mij enigszins voorstellen hoe een en ander, als er over vier
mensen wordt gepraat, overkomt.
Op het voorstel zelf heb ik niets aan te merken, want dat zit goed in elkaar. Het biedt
vier schoolverlaters de mogelijkheid om via een stageplaats werkervaring op te doen en een
diploma te halen en daarmee de kans op de arbeidsmarkt te vergroten. Maar het gaat slechts
om vier jongeren voor een periode van twee jaar. Als ik dan bedenk hoe lang over de con
structie met de Bestuursschool is nagedacht - vorig jaar augustus hoopte de wethouder dat
eind 1985 een en ander al rond zou zijn -, dan bekruipt mij de vraag waar wij in hemelsnaam
mee bezig zijn. Het voorstel is mooi voor vier jongeren, prachtig zelfs. Maar verder is er
niets. Het geld is op, het plan is uitgevoerd. Kunnen jongeren volgend jaar of over twee
jaar opnieuw van deze regeling gebruik maken? Het voorstel zegt er niets over, dus dat zal
wel niet. Er wordt zelfs niets gezegd over een evaluatie van het plan. Voor de ontwikkeling
van het plan is toch heel wat denkwerk nodig geweest.
Kortom, ik vind de benaming Tweede fase Jeugdwerkplan veel te pretentieus voor wat
er uiteindelijk uitgekomen is. Het is mooi meegenomen, daar niet van, maar het is geen werk
plan voor de jeugd. De jeugd is met de uitvoering van dit jeugdwerkplan nauwelijks geholpen.
Ik wil het nieuwe college de suggestie doen om een nieuw werkgelegenheidsplan voor de
jeugd op te stellen - zo mogelijk als onderdeel van de nota Jeugdbeleid - voor een periode
van tenminste vier jaar. Ik vind dat een en ander niet afhankelijk moet zijn van ieder jaar
opnieuw te nemen beslissingen over de besteding van de herbezettingsgelden. Misschien wil
de wethouder een reactie geven op deze suggestie.
De hear Jansma: Doe't ik yn de Ljouwerter Krante lies: "Gemeentelijke poging tot oplos
sing van de jeugdwerkloosheid" tocht ik: wat sille wy no beleve. Men moat him ris realisearje
hoe faak hjiroer yn de ried diskussiearre is en hoe faak der oantrune is om hjir ris wat haast
efter te setten. Dat wie foar my oanlieding kontakt op te nimmen mei it siktariaat fan de
Kommisje foar de Wurkgelegenheid. Der is my tasein dat der oangeande dizze oangelegenheid
in tal stikken op besjen lizze soe. Ik haw de stikken trochlêzen en bin einliks ta de konkluuzje
kommen dat it net oars koe. It hie moai west as wy folie mear dwaan kinnen hienen oan dizze
saak, mar sjoen alle stikken dy't ik trochlêzen haw sis ik üteinlik dat dit dochs in goed ding
is. It muoit my dat der net mear üt kommen is mar - ik wol net oer it grêf hinne regearje;
dat haw ik in foarige kear ek al sein - ik wol my dochs wol oanslute by wat de hear Meerdink
sein hat, nammentlik dat der de kommende tiid benammen foar de jongerein mear barre moat.
Einlik fait my it tal fan fjouwer plakken wat óf. Mar nochris, ik haw der alle begryp foar
dat it yn dizze situaasje net oars kin.
De heer Kessler (weth.): Het redactionele beleid van de Leeuwarder Courant is vanavond
niet aan de orde. Ik zal dan ook niet ingaan op de opmerkingen die in die richting zijn ge
maakt
Wel wil ik iets zeggen naar aanleiding van de suggestie van de heer Meerdink om wat
structureler bezig te gaan met deze materie. Het gaat hier om een van de dingen waar wij
- ik spreek dan al een beetje vanuit het nieuwe college en het nieuwe collegeprogramma -
zeker in de toekomst mee bezig zullen moeten zijn en mee aan de gang zullen moeten gaan.
In het kader van het voorliggende voorstel was dat natuurlijk niet mogelijk, omdat het hier
slechts om incidentele middelen gaat. Wij hebben geen structurele middelen vrijgemaakt voor
het oplossen van de jeugdwerkloosheid. De gelden hebben wij gehaald uit de incidentele over
gebleven herbezettingsmiddelen. Daaruit vloeit voort dat wij het daarmee zullen moeten doen.
In de raad hebben wij al regelmatig geconstateerd met elkaar dat dat slechts zeer marginaal
is. Hoe je het ook wendt of keert, je kunt volgens mij niet zoveel verder gaan dan wat wij hier
doen. Je kunt van vier leerwerkplaatsen misschien tien leerwerkplaatsen maken, maar ook
dat is marginaal. Zelfs al maak je 20 leerwerkplaatsen dan blijft het marginaal.
Het probleem is dat je als gemeente niet die instrumenten in handen hebt om werkelijk
iets aan de jeugdwerkloosheid te doen. Je kunt wel suggesties geven. Ik wil nog eens memo
reren aan de suggesties die wij regelmatig naar voren hebben gebracht om het terugploegen